Instructiecollege: Hegel (1770-1831) Flashcards

1
Q

Noem zes overeenkomsten tussen Hegel en Spinoza.

A
  • Monisme: ze denken in termen van één werkelijkheid of één substantie. Bij Hegel is die substantie ook een subject: een wetend iets. Het is een iets met een bewustzijn. Bij Spinoza is die substantie Natuur/God.
  • Ze leggen beide de nadruk op de rede. Bij Hegel is dat het Vernunft.
  • Systematische denkers. Ze hebben een filosofisch systeem ontwikkeld.
  • Politieke betrokkenheid op hun tijd.
  • Bekrompen mening over het verschil tussen mannen en vrouwen. Bij Spinoza proef je haast een soort haat tegenover vrouwen. Hegel is subtieler. Toch hebben ze een uitgesproken hiërarchische houding ten opzichte van mannen en vrouwen.
  • Vrijheid: vrijheid is volgens Spinoza het doel van de samenleving, bij Hegel zien we soortgelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen de maatschappelijke positie van Hegel en Spinoza?

A

Spinoza was buitengewoon kwetsbaar in zijn samenleving. Hegel was in bepaalde mate ook kwetsbaar, maar bevond zich midden in het centrum van de macht. Hij gaf bijvoorbeeld les aan de staatsuniversiteit van Berlijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen Hegels en Spinoza over de ene substantie?

A

Bij Spinoza is de ene substantie Natuur/God, deze is onveranderlijk en eeuwig. Spinoza denkt dat de filosofie door Natuur/God ontwikkeld wordt en daarom ook berust op een eeuwige en onveranderlijke waarheid. Bij Hegel is de substantie iets dat zich ontwikkeld. Die substantie ontwikkeld zich tot hogere vormen van zelfbewustzijn. Het is dus ook een subject, dat zich in een historisch project ontwikkeld. Het sluit aan bij de gedachte dat mensen in een samenleving kunnen leren en dit kunnen doorgeven, denk aan: onderwijs, tradities, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen Hegel en Spinoza over het begrip geschiedenis?

A

Voor Hegel is de geschiedenis een centraal begrip. Spinoza is een denker van de moderniteit die heel nadrukkelijk een historisch proces ziet als waar zij vandaan komen (verlichting, reformatie). Hij is niet blind voor deze processen, maar bij hem is geschiedenis uitwendig aan hetgeen het hem over gaat. Bij Hegel is de geschiedenis inwendig, eigen. Zijn eigen filosofie is dus een historisch product, het is niet iets dat door hem zelf ontwikkeld is. Het is een resultaat van alles dat gebeurt is. Hij staat op de schouders van al zijn filosofische voorgangers. Spinoza plaatst zijn ware filosofie tegenover onware filosofie. Spinoza heeft dan ook veel kritiek geschreven, bijv op Descartes. Spinoza heeft de ware filosofie geschreven. Hegel stelt dat zijn filosofie alle belangrijkheden van voorafgaande filosofie bevat. Het is een grote synthese. Filosofie is dus een historische ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen Hegel en Spinoza over God?

A

Bij Spinoza is de enige substantie Natuur/God. Bij Hegel is God het Vernunft. Die God is niet eeuwig, maar ontwikkelt zich als Idee-Natuur-Geest. In de ontwikkeling van de Geest kent de substantie zich adequaat (het hoogste niveau van zelfbewustzijn).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen het werk van Hegel en Spinoza?

A

Het Politiek (Theologisch) Traktaat van Spinoza zijn toepassingen op een systeem, dat ook zou bestaan zonder deze toepassingen. Bij Hegel is de filosofie van de objectieve Geest een onderdeel van de geschiedenis (het is een onderdeel van het systeem).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt het voltooide systeem (1817) van Hegel?

A

Een aantal onderdelen van dat systeem heeft hij geschreven in aparte werken. Het systeem als geheel bestaat uit een inleiding en dat is de gang van het bewustzijn tot het punt waarop het filosofische systeem ontplooit kon worden. Het is een cultuurgeschiedenis: wat is er nodig om tot het gehele systeem te komen? Het is een samenhang van filosofische disciplines die een geheel vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke tweedeling kun je hanteren in het werk van Hegel?

A
  1. Logica: vergelijkbaar met Spinoza.
  2. Realphilosofie: de filsoofie van de werkelijkheid. Die valt ook uiteen in twee delen:
    - de filosofie van de natuur
    - de filosofie van de geest.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke driedeling kun je hanteren in het werk van Hegel?

A
  1. Logica
  2. De filosofie van de natuur
  3. De filosofie van de Geest.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke driedeling hanteert het deel van de filosofie van de Geest?

A
  1. Filosofie van de subjectieve Geest, van het bewustzijn (psychologie). De mens als geestelijk, denkend, ervarend, voelend en kennend wezen.
  2. Filosofie van de objectieve Geest, bestaat ook uit drie delen:
    - het abstracte recht
    - de moraliteit
    - de zedelijkheid: familie, burgerlijke samenleving en de staat (innerlijk staatsrecht; binnenlandse staatsinrichting, internationale betrekkingen: de politieke gemeenschap met een staatsvorm in verhouding tot andere ietsen die ook een staat zijn en de wereldgeschiedenis: waar beslist wordt welke staatsvormen succesvol zijn en welke niet).
  3. Filosofie van de absolute Geest: kunst, religie en filosofie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan de objectieve Geest van Hegel met Spinoza’s filosofie vergeleken worden?

A

Alles wat geestelijk is en bestaat is de objectieve Geest. Bij Spinoza zijn dat de rechtsregels: een politieke instelling en de wetten die wij zelf hebben opgesteld. Bij Hegel zijn dat geestelijke dingen en ze bestaan objectief. Voorbeeld: je hebt een broer of zus. Aan je broer of zus kun je als zodanig niet zien dat dat een familielid is. Familielid zijn is wel objectief, je kunt er niet omheen, dat ligt allemaal juridisch vast. Maar het is geen zichtbare eigenschap, het is niet natuurlijk. Zus of broer zijn van iemand is een objectieve maatschappelijke verhouding. Er zitten ideeën, gedachten in. De subjectieve geest is het menselijke individu voor zover geestelijk. Alles wat dat overstijgt, bijv. de rol van student hebben, is een geestelijke verhouding (dat is een objectieve geest). Alles wat te maken heeft met recht, regels, instituties heeft te maken met de objectieve geest. Het is slechts een onderdeel van de filosofie van Hegel. Het gaat over de rol van de subjectieve en de objectieve geest. Het boek zelf is een absolute geest. Hegel ontwikkelt filosofie. Het is een absolute geest die zich gebogen heeft over de objectieve geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit blijkt dat de tekst een encyclopedia is?

A

Het is een systeem van wetenschappen. Het is ingedeeld in paragrafen. Hieraan gaat logica en natuurfilosofie vooraf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg Hegels dialectiek uit.

A

These-antithese-synthese. In een these is iets aanwezig dat uiteenvalt in twee dingen in de antithese die tegenover elkaar staan (uitwendigheid) en synthese is dat die twee dingen weer bij elkaar samen komen en een bemiddelde eenheid vormen. Je kunt beter spreken over an sich (in zichzelf), für sich (op zichzelf) en an und für sich (in en op zichzelf). An sich in potentie, in zijn aanleg. Ik ben een Nederlands staatsburger. Dat betekent dat je al in aanleg een staatsburger bent. Je wordt aangegeven bij de burgerlijke stand en dan ben je al een burger met kiesrecht, maar je moet nog 18 jaar wachten voor dat gerealiseerd wordt. Maar an sich ben je al een Nederlandse staatsburger. Für sich is wanneer iets zich manifesteert als een afzonderlijk iets. Ik als burger tegenover andere burgers en de overheid. Dat is op zichzelf. In je eigen bubbel/realiteit. An und für sich is als die twee bij elkaar komen, dus je bent een burger geworden en dat je je realiseert dat het een algemene eigenschap is. Je bent een burger, niet de burger. Je bent een burger onder een menigte. Dat is de volledige geactualiseerde potentie. Het begrip burger komt dan volledig tot zijn recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem een voorbeeld van een dialectische ontwikkeling.

A

Stel je maakt een sudoku. Er is maar een oplossing voor de puzzel. Die manier moet zien te vinden als puzzelaar. Je vindt een bepaalde verhouding tot de al ingevulde getallen. In potentie zijn die ingevulde getallen de gehele puzzel. Maar die puzzel maakt zichzelf niet, dat moet ik doen. Dan zou je kunnen zeggen op zichzelf is de verhouding tussen die getallen, die maakt dat er maar een oplossing is, eigenlijk is die er al. De maker van de puzzel heeft al een volledige puzzel gemaakt en een aantal getallen weggehaald. Als er een objectieve verhouding al bestaat tussen die getallen, die nog in potentie aanwezig is. Dan is het proces van het maken van de puzzel het realiseren van die potentie. Hier zit een verschil tussen Spinoza en Hegel. Daar waar de verhouding tussen die getallen buiten mij bestaat, wordt de waarheid van die verhouding pas manifest in mij. Het is een geestelijk proces. De enige oplossing van die puzzel bestaat pas als ik die puzzel gemaakt heb. Het zit in mijn hoofd, die oplossing. Alles wat gemaakt is, zit in mijn hoofd. Alleen de subjectieve geest weet zoiets. Alleen mensen hebben een wetend bewustzijn. Wij kunnen nadenken en weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de subjectieve geest?

A

De dingen die de objectieve geest bevolken: mens voor zover bewust/geestelijk wezen. Denk aan Spinoza met zijn idee van menigten; al die mensen die uit een stukje uitgebreidheid en denken bestaan. Bij Hegel is echter het geestelijk een belangrijk principe. De mens is een geestelijk wezen met een lichaam, maar het primaat ligt bij het geestelijke. Het geestelijke maakt de mens tot mens. Het geestelijke deel denkt de verhouding tussen mens en lichaam. Subjectieve geest is dat waar de dingen uit voortkomen die de sfeer van de objectieve geest bevolken. We gaan naar de universiteit, we hebben een baan, we hebben ouders, etc. Tegelijk zijn het de subjectieve geesten die de sfeer van de objectieve geest voortbrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem een voorbeeld van de objectieve geest.

A

een stoplicht, hoeveelheid glas, ijzer, elektriciteit, etc. Dat is niet wat een stoplicht tot een stoplicht maakt. Een stoplicht heeft een signaallicht die wacht op groen. Het is de menselijke geest die een stoplicht tot een stoplicht maakt. De subjectieve geest zorgt ervoor dat het stoplicht bestaat. Mensen gebruiken het stoplicht. Wij reproduceren de functie van dat stoplicht. Stel niemand trekt zich wat aan van die stoplichten, vroeger of later verdwijnen die stoplichten. De subjectieve geest houdt de objectieve geest voortdurend in stand. Als er niemand gebruik van maakt, stopt het niet te bestaan. Ze bestaan met de gratie van het gebruiken. Dat is de reden waarom maatschappelijke instellingen verdwijnen of vervagen. Het is belangrijk om in je achterhoofd te houden dat uiteindelijk de objectieve geest een menselijke wereld is. De sfeer van de objectieve geest is een menselijk maaksel. Ondanks dat we het kunnen ervaren als iets dat tegenover ons staat, dat ons beperkt. Bijv. een rood stoplicht terwijl je haast hebt. Maar het is wel redelijk om bij een gevaarlijk kruispunt een stoplicht te plaatsen, dat kan ik mij ook bedenken.

17
Q

Wat betekent Geist?

A

Geest is een algemeen begrip, het bestaat in ons allemaal. Die geest weet dat ie vrij is en heeft een betrekking tot zichzelf. Het is een positieve wil om te bestaan. De geest is vrij, die geest weet dat ie zichzelf kan bepalen. De geest is de redelijke wil of het idee op zichzelf. De redelijke wil is de ratio van de willende subjectieve geest. Het idee op zichzelf is het idee an sich, in potentie. Het is een soort beginpunt.

18
Q

Wat is de absolute geest?

A

Uiteindelijk de hoogste vorm van zelfbewustzijn: filosofie. Binnen dit filosofisch systeem komt de subjectieve geest tot zelfvoltooiing.

19
Q

Wat is de onmiddellijke wil?

A

Het is gericht op willen. Wij zijn willend gericht op de werkelijkheid. Daarin zijn wij vrij. De onmiddellijke wil is daarin algemeen. Het is puur verlangen tot willen. Het is de wijze waarop de redelijkheid bestaat: als willende geest. De subjectieve geest is een willende geest. Er zijn meerdere willende geesten; er zijn veel mensen. Het willen is geen middel tot iets anders, het manifesteert de werkelijkheid.

20
Q

Hoe manifesteert de subjectieve geest de objectieve werkelijkheid?

A

De wil is beperkt en eindig: ik kan niet anders willen en het is een eindige werkzaamheid, maar wel werkzaamheid. De wil is bezig de idee te ontwikkelen. De subjectieve geest wil als het ware naar buiten treden, werkelijk worden. Die werkelijkheid is de objectieve geest. De werkelijkheid die voorkomt uit de subjectieve willende geest. Die subjectieve willende geest heeft niet genoeg aan zichzelf en wil naar buiten. Als je iets wil is het niet genoeg om alleen maar aan het willen te zijn. Het wil zich ook koppelen aan de werkelijkheid. Je moet dingen doen die te maken hebben met de werkelijkheid buiten jezelf. Het willen bepaald zichzelf vrij, maar streeft naar buiten. Het wil zich ontplooien en als bestaan poneren: het wil zich plaatsen in de werkelijkheid.

21
Q

Waarom is de objectieve geest de absolute idee?

A

Het is het begin van de geest. De objectieve geest verwerkelijkt zich in de eindigheid. Eens is het voorbij. Alles waar wij mee bezig zijn is eindig. De objectieve geest realiseert zich in de eindigheid. De absolute geest is niet het absolute idee, want de absolute geest is de filosofie.

22
Q

Hoe heeft de objectieve geest betrekking tot antropologie?

A

In de objectieve geest zijn uiterlijke verschijningen: stoplicht of chips. Er is ook een uiterlijke voorafgaande objectiviteit: er is al een uni voordat ik er naartoe ga. Er zijn getroffen ietsen. De willende subjectieve geest wordt objectief als het zich richt op een object die in de sfeer van eindigheid zit. Het heeft te maken met antropologie, namelijk de behoeften van mensen (eten, drinken, kleding, etc). Het gaat bij Hegel dus niet alleen over geestelijke zaken. Het heeft ook betrekking op de uitwendige natuur die ik aantref. De wereld om mij heen, waar het bewustzijn dingen tegenkomt.

23
Q

Hoe zit het met de verhouding tot anderen met betrekking tot de objectieve geest?

A

Ik wil misschien chips, maar iemand anders kan ook chips willen. Ik weet dat iemand anders ook moet eten. Ik weet dat anderen ook menselijke behoeften hebben. Ik eet bijv. chips en iemand anders appels. Het feit dat er in de uiterlijkheid dingen zijn die mijn behoeften kunnen bevredigingen, maakt dat mijn wil erop gericht kan zijn. Als die dingen er niet waren, kon mijn wil niet in het feitelijk bestaan treden. Als ik de menselijke behoeften heb om te eten, is er ook voedsel nodig wil de wil zich kunnen manifesteren. Ik kan niet in het algemeen mijn behoeften aan voedsel bevredigen, ik heb iets bepaalds nodig. Wij leven in de sfeer van objectieve geest. Alles wat daar is, is gemaakt van fysiek materiaal. Maar het is geestelijk van aard, voor zover ik er iets mee doe. Een dak is bijv. een geestelijk iets, het bestaat uit materiële dingen. Maar voor mij is het een dak.

24
Q

Wat is eigendom?

A

Het bestaan dat iemand aan de dingen geeft. Ik eigen dingen mij toe. Dat eigen maken zijn belangrijke begrippen. Ik weet van mezelf dat ik een willend wezen ben.

25
Q

Wat is moraliteit?

A

Het bewustzijn van het hebben van keuzemogelijkheden (weten dat er goede en slechte mogelijkheden zijn) noemen we moraliteit. Kants idee van maximes van de wil heeft Hegel hierbij beïnvloed.

26
Q

Wanneer is de wil formeel en substantieel geworden?

A

Uiteindelijk is mijn wil om iets met een zak chips te doen een manifestatie van een substantie.

27
Q

Wanneer heb ik niet te maken met de onmiddellijke wil?

A

Als ik niet meer naar die zak chips grijp zit ik in de fases van keuzes maken (goed of niet goed). Dat is geen onmiddellijke wil, maar een wil die in zichzelf gereflecteerd is: een wil die weet dat ie kan willen. Over je eigen handelen kun je een oordeel vormen. Die wil is gerealiseerd in het subject (elk mens) als in de totaliteit van de noodzakelijkheid (ik kan me realiseren als willend wezen in een groter verband: niemand is een geïsoleerd individu). Ze kunnen dat realiseren als ze subject zijn en onderdeel zijn van totaliteit.

28
Q

Wat is zedelijkheid?

A

Als ik van hier naar de universiteit ga en het licht staat op groen, dan kijk ik even goed naar links en rechts. Anders mis ik misschien iemand die zich niet aan de regels houden. Er is dus altijd een grotere sfeer, de zedelijkheid. Het is onze tweede natuur. Er zijn dingen die we inactief willen. Als ik door een bepaalde deur wil en iemand anders ook, dan houdt een iemand zich even in. Dat gaat automatisch. Om door de deur te kunnen, moeten mensen zich even inhouden. Zedelijkheid is een soort automatisme. Die zedelijkheid bestaat uit familie (gezin), staat en burgerlijke samenleving (economie). Iedere generatie is een verhouding van ouders met kinderen. het springt steeds door.