Vijfde college: Hegel Flashcards

1
Q

Waarom is Hegels filosofie een systeem?

A

Hegel heeft een systeem geschreven (dit was vroeger een standaard in filosofie). Het idee van zo’n systeem is levend gebleven. Hegel gaat er vanuit dat filosofie en de werkelijkheid zelf een systeem vormt. Als filosofisch systeem is het een onderdeel van die systematisch gestructureerde werkelijkheid. Het filosofisch systeem is bij Hegel een bewustzijn van de werkelijkheid. Het is het punt waar de adequaatheid van de werkelijkheid tot uiting komt. Filosofisch systeem is het adequate zelfbegrip van de werkelijkheid in de vorm van een filosofisch systeem. De werkelijkheid is een groot samenhangend geheel. Het bestaat niet uit onderdeeltjes. Het is ook een ontwikkelend geheel. Planten groeien, bomen groeien, mensen denken, dieren verplaatsen zich, etc. De werkelijkheid is een groot geheel (concreet geheel). Dat kun je proberen uit te drukken in de vorm van een filosofisch systeem. Dan vat je het geheel op als iets dat resulteert uit principes. Die principes maken de werkelijkheid. Filosofie moet die principes onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom kun je een filosofisch systeem niet in een keer innemen?

A

Als de werkelijkheid een samenhangend concreet geheel is, is dat filosofisch systeem dat ook. Dat betekent dat je het filosofisch systeem in een keer in moet nemen. Maar dat kan niet, het systeem ligt uiteen (verspreid over bladzijden bijv.). Daarmee doe je iets met het uitwerken van een systeem en het lezen van een systeem, doe je iets dat ingaat tegen de eigen aard van de werkelijkheid en het filosofisch systeem. Er zit iets paradoxaals in. Je kunt die werkelijkheid niet concreet omvatten. Dus het klopt niet helemaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg aan de hand van een voorbeeld Hegels filosofisch systeem uit.

A

Het accent lag op de burgerlijke samenleving. Stel je zit in de trein naar Zwolle. Je komt uit Nijmegen. Op dat moment vindt een ramp plaats. Een groot gat slurpt heel Nijmegen op. Nijmegen verdwijnt. In Zwolle hoor je dat Nijmegen verdwenen is: je wereld is letterlijk weg. Je hebt enkel je bankpas, id, rijbewijs, kopie van je diploma en de kleren die je aan je lijf hebt. Dan ben je het kale individu van een burgerlijke samenleving, dan ben je een atoom. In de burgerlijke samenleving is iedereen een atoom. Dat is wat je als individu als burger bepaalt. Je bent een nummer (student, burgerservice, etc.). Je bent een atoom met een aantal van die dingen. Je staat als het ware los van de wereld. In Zwolle zijn al je banden met Nijmegen verdwenen. Je moet opnieuw beginnen. Je Id identificeert je als staatsburger van Nijmegen: je hebt plichten en wetten. Alle toekomstige relaties die je aan kunt gaan met andere atomen worden gekenmerkt door uitwendigheid. Op Zwolle zal je je tot andere mensen richten. Je begint als een individu (atoom) dat uitwendig staat van de andere mensen. Hegel zegt dus niet dat de familie verdwenen is, maar we zitten nog allemaal in de sfeer van de familie en de sfeer van de staat. Het hele verhaal van die zedelijkheid (familie, burgelijke samenleving en de staat) is een C deel (synthetisch deel: samenhangend deel). Er is nooit een van die drie weg. Die zaken zijn niet opeens verdwenen. Dit voorbeeld is abstractie. In het hele hoofdstuk van de burgerlijke samenleving kijkt Hegel naar de mens als burger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is bezitsvorming abstract recht?

A

Als ik het vermogen heb om een appel van een boom te plukken, heb ik het recht om die appel de mijne te maken. Die bezitsvorming gaat aan de erkenning van mij als eigenaar. Ik moet eerst de appel de mijne maken, voordat iemand denkt dat ik de eigenaar van de appel ben. Dit maakt ruilen ook mogelijk. Stel iemand anders heeft een ei en wil die ruilen dan kan dat doordat we beiden eigenaars zijn van een bepaald bezit. Je kunt alleen dingen ruilen die van iemand zijn. De primaire bezitsvorming is geheel abstract. Het maakt niet uit of je een appel of een huis bezit, het bezit is hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit waarom de burgerlijke samenleving een sfeer van behoeften is.

A

Het gaat uiteindelijk om diezelfde primaire menselijke behoeften bijv. honger. Als ik een appel pluk dan doe ik dat waarschijnlijk omdat mijn lichaam gevoed moet worden. In de burgerlijke samenleving heb ik ook die primaire behoeften aan voedsel. Die elementaire menselijke behoeften blijft zo. Hegel is geen materialist, een idealist. Maar er zit een materialistisch element in zijn denken. Hegel zal nooit ontkennen dat een mens honger heeft en een maag heeft. Op het moment dat ik als lid van deze complexe samenleving de behoeften heb om mijn lichaam te onderhouden middels voedsel ga ik naar de supermarkt. Er is dus een overeenkomst tussen de supermarkt en de appelboom. Maar als ik naar de supermarkt ga haal ik voedsel uit het algemene vermogen van de samenleving. Alles wat wij als samenleving hebben, middelen die de menselijke behoeften bevredigingen, behoren tot het algemeen vermogen van de samenleving. Wat Hegel besprak in het abstracte recht die is niet weg of verdwenen, dat is op een hoger niveau teruggekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar schonk Hegel als eerste filosoof aandacht aan?

A

De industrialisering en de automatisering begon pas net in de tijd van Hegel. Hij ziet een verband tussen de nieuwe economische ontwikkeling en de politieke samenleving. Dat is vanuit Hegel gezien een bevordering van behoeften bevrediging. Het is een soort beschaving/verfijning: je hebt niet iedere dag hetzelfde. Dergelijke beschavingsproces kan doorslaan: etiketten om de etiketten, stronsen. Alles wat in die ontwikkeling in plaatsvindt heeft altijd de neiging om door te slaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In hoeverre kan een samenleving doorslaan? Leg dit uit aan de hand van een voorbeeld binnen de familiesfeer.

A

Als je de familie helemaal zijn eigen gang laat gaan, wordt het misschien klef. Het feit dat kinderen naar school gaan en spelen met vrienden is ook een ‘bevrijding’ van de familiesfeer. Het is een oplossing voor beklemming. Het vrije willende subject wil bevrijd worden: het zoekt mogelijkheden om zich te ontplooien. Dus de familie moet ook niet te beklemmend worden. Bijv. die familie in Drenthe met die kelder. Je kunt erin doorslaan. Dat is precies Hegels punt. Als je de burgerlijke samenleving overlaat aan de eigen principes dan slaat dat door: het leidt tot luxe. We weten dan van gekkigheid niet meer waar we ons geld aan moeten besteden. Als Hegel zou zien hoe kinderen merk kleding aanhebben op scholen en dat aan elkaar tonen, zou hij zeggen dat we doorslaan. De staat is nodig om daar grenzen aan te stellen. Het is de staat die de burgerlijke samenleving moet inperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In hoeverre gaan bijzonderheid en algemeenheid met elkaar op?

A

De burgerlijke samenleving heeft drie standen (landbouw, nijverheid en industrie en denkende). Bijzonderheid is altijd in zekere zin aanwezig. Concreet is altijd combinatie van het bijzondere en het algemene, dat is universeel. Bijzonder en algemeen is altijd op een manier aanwezig. Als je ze uit elkaar haalt heb je een abstracte verhouding. In de mate waarin de verhouding concreet is zijn ze op elkaar betrokken. Echte concreetheid is dus altijd de betrokkenheid van bijzonder en algemeenheid. Ik als individu ben bijzonder en in het algemeen ben ik een individu. Wat in mijn hoofd omgaat is individu, maar misschien inhoudelijke identiek aan sommige gedachten van andere mensen en het feit dat ik denk is algemeen. Algemeenheid en bijzonder gaan dus altijd samen op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke stand ligt de nadruk op bijzonderheid?

A

De bijzonderheid heeft accent in de burgerlijke samenleving. Je bent een particulier en particuliere belangen, maar iedereen is een particulier. Er zijn drie standen. De middelste is bij uitstek de stand van bijzonderheid. Handel en nijverheid is bij uitstek de sfeer van bijzonderheid. Meer dan in de eerste en de derde, terwijl ze alledrie behoren tot de burgerlijke samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In hoeverre komt bijzonderheid naar voren in de eerste stand?

A

De eerste stand, de landbouw, is gebonden aan grond. Dat heeft voor Hegel te maken met de natuurlijkheid en de directe actie met de aarde. Daar zit een verband in met de werkelijkheid (misschien een materialistisch puntje). De directe uitwisseling met de natuur; transformatie van natuurlijke dingen in menselijke materiaal en andersom. Als je doodgaat gaat je lichamelijkheid bijv. terug naar de natuur. In de eerste stand zit die substantialiteit en niet zozeer de bijzonderheid (wel een beetje natuurlijk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In hoeverre komt bijzonderheid naar voren in de tweede stand?

A

De bijzonderheid domineert het meest in de nijverheid en de handel. Denk aan de markt waar je producten verkoopt aan willekeurige klanten. De rode bieten van de sfeer van de landbouw worden bijv. handelsproducten worden. Die rode bieten verhuizen van de eerste naar de tweede stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In hoeverre komt bijzonderheid naar voren in de derde stand?

A

De derde stand is niet de sfeer van de bijzonderheid, maar die van de algemeenheid. Bijv. ambtenaren die de verschillende vragen van particulieren afhandelen. Stel je moet een Id maken voor iemand, dan dringt zich daar de algemeenheid doorheen. Je bent een nummer. Hetzelfde geldt voor bijv. hoger onderwijs. Een docent staat ook voor het algemene. Alles wat een docent vertelt gaat niet over particuliere gevallen, het zijn algemene zaken, structuren en principes. Het is dus gericht op de algemeenheid en niet de bijzonderheid. De sfeer van de familie zit niet in de standen. Het menselijk individu zit in de sfeer van de familie. Wanneer mensen dat onderscheid niet meer kunnen maken, dan hebben we een probleem. Stel je geeft altijd korting aan je familie als die rode bieten kopen. Dat kan eigenlijk niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is positief recht?

A

alles wat in een wetboek staat en binnen een samenleving gelden. Bijv. het wetboek van het strafrecht. Het is een geheel, een stelsel. Dat bestaat uit positieve wetten: een boel wetten, regels. De overheid mag niet zomaar meekijken bij jou thuis en de grondwetten. Niet het idee van een constitutie, maar wat zwart op wit in de grondwet staat. Abstracte wetten zijn de dingen die voorkomen in deel A. De algemene rechtsprincipes waarvan het positieve recht een poging is om het in de vorm van positief recht te zetten. In de sfeer van het abstracte recht is een soort principe, maar nog geen positief recht is dat de samenleving bepaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit waarom positief recht negatief recht impliceert.

A

Positief recht impliceert ook gelijk negatief: andere dingen gelden niet en mogen niet, die zijn uitgesloten. Positieve rechten zijn normen die als wetten zijn gemaakt, maar waar komen die normen vandaan? Hegel probeert ze te ontlenen van de willende subjectieve geest. Hij probeert uit te gaan van de menselijke natuur en niet van hoe de menselijke natuur zou moeten zijn (overeenkomst met Spinoza). Als je in het bos loopt en een appel plukt, vraag je je niet af of je die mag plukken. Je primaire gedachten is: ik heb honger. Dat zijn de natuurlijke elementen. Dat is abstract, maar heeft geen context. Het positieve recht is een heleboel stappen verder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doen rechters?

A

rechtpleging: oordelen vellen. De rechter kan iets werkelijk maken: namelijk persoonlijke vrijheid, maar slechts aan de abstracte kant. Naar die abstracte kant heb je het over mensen die bepaalde dingen willen en hierbij kunnen ze zich aan de wet houden of niet. Het contrast tussen dat iemand iets wil en wat diegene doet. Het maakt die rechter niet uit of de zaak gaat over een huis of een woonboot. De rechter gaat over het recht: is het binnen de rechtsregels gebeurd, dat staat los van de motieven en de inhoud van de handelingen. Een rechter kan vinden dat het om een lelijk huis geldt, maar daar gaat het niet over. Maak een onderscheid tussen dat en wat: dat er iets gekocht of geruild wordt, daar gaat het om. Maar het gaat niet over het wat: het boeit de rechter niet wat je gekocht hebt. Het gaat een rechter ook niet om met welk wapen een moord gepleegd is, maar het gaat erover dat er een moord is gepleegd. Het hele proces geldt ook zonder persoon. Het maakt niet uit wie jij als individu bent. Het gaat om hetgeen je gedaan hebt en of je je aan de wetten gehouden hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom kun je in de familiesfeer als individu niet tot recht komen?

A

Je bent onderdeel van het geheel. Je moet los worden gemaakt uit die familiesfeer. Je bent een individu naast die andere individuen, dus je moet weer een eenheid vormen en daarvoor heb je de staat nodig. Op een bepaalde manier is die politieke gemeenschap een soort herinvoering van de familiesfeer.