ww p.79 betekenis + perf Flashcards
1
Q
clamare
A
roepen, schreeuw (clamavi)
2
Q
audire
A
horen, luisteren naar (audire)
3
Q
petere
A
gaan naar, aanvallen, vragen (petivi)
4
Q
quaere
A
zoeken naar, vragen (quaesivi)
5
Q
tacere
A
zwijgen (tacui)
6
Q
exponere
A
uitstallen, tentoonstellen (exposui)
7
Q
imponere
A
zetten, leggen op/in, opleggen (imposui)
8
Q
esse
A
zijn (fui)
9
Q
ardere
A
branden (arsi)
10
Q
iubere
A
bevelen, opdragen (iussi)
11
Q
manere
A
blijven, wachten (mansi)
12
Q
ridere
A
lachen (risi)
13
Q
cedere
A
weggen uit, verlaten (cessi)
14
Q
decedere
A
weggaan, vertrekken (decessi)
15
Q
dicere
A
zeggen, spreken, noemen (dixi)