les 11 Flashcards
1
Q
servare
A
redden
2
Q
ignorare
A
niet weten, niet kennen
3
Q
interrogare
A
ondervragen
4
Q
desperare
A
wanhopen
5
Q
parare
A
klaarmaken
6
Q
negare
A
ontkennen, weigeren, zeggen dat niet
7
Q
Praebere
A
geven, verlenen
8
Q
desineren
A
ophouden (met)
9
Q
mittere
A
zenden, sturen
10
Q
trahere
A
trekken, slepen
11
Q
quaerere
A
zoeken, vragen
12
Q
petere
A
gaan naar, aanvallen, vragen, verlangen
13
Q
vivere
A
leven
14
Q
invadere
A
binnendringen, aanvallen
15
Q
Graecus
A
Griek, Grieks