les 9 Flashcards
1
Q
cedere
A
weggaan uit, verlaten
2
Q
petere
A
gaan naar, aanvallen
3
Q
agere
A
doen, handelen
4
Q
dextra
A
rechterhand, rechterkant
5
Q
sinistra
A
linkerkant, linkerhand
6
Q
pugna
A
gevecht, strijd
7
Q
pugna
A
gevecht, strijd
8
Q
vita
A
leven
9
Q
filius
A
zoon
10
Q
gladius
A
zwaard
11
Q
puer
A
jongen, kind
12
Q
vir
A
man
13
Q
mors, mortes
A
de dood
14
Q
victor, victores
A
winnaar
15
Q
durus
A
hard