les 20 Flashcards
1
Q
dubitare
A
aarzelen, twijvelen
2
Q
abire
A
weggaan
3
Q
capere
A
pakken, grijpen
4
Q
incipere
A
beginnen
5
Q
accipere
A
aannemen, ontvangen
6
Q
aspicere
A
kijken naar, (aan)zien
7
Q
poscere
A
eisen
8
Q
cupere
A
begeren, verlangen
9
Q
abesse
A
afwezig zijn, ontbreken
10
Q
adesse
A
aanwezig zijn, er zijn
11
Q
posse
A
kunnen
12
Q
menses
A
maand
13
Q
libertates
A
vrijheid
14
Q
parentes
A
ouders
15
Q
decimus
A
tiende