Werkgroep 6 - Angina pectoris met bètablokkers, viagra en EPO Flashcards

1
Q

Angina Pectoris

A

Pijn in de borst doordat er een zuurstofgebrek is in de hartspier, het zuurstofgebrek ontstaat door vernauwing van kransslagaders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Binding adrenaline

A

1) (nor)adrenaline resulteert in activatie van intracellullaire adenylyl cyclase wat ATP in cAMP omzet
2) In pacemakercellen activeert dit pacemaker-kanalen en kan eerder een actiepotentiaal ontstaan.
3) In hartspiercellen leidt het tot activatie van PKA wat calcium kanalen opent
4) calcium bindt met calmoduline en dit complex activeert MLCK wat myosine fosforyleert
5) actief myosine bindt aan actine en zo komt er contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Metoprolol

A

Een selectieve bèta1-blokker dat (nor)adrenaline verhindert van binden. Bij een te hoge toediening kan het zijn selectiviteit verliezen en ook op, bijvoorbeeld, bèta2-receptoren binden wat contra-indicatie op astma bronchiale kan hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Receptor upregulatie en metoprolol

A

Bij een constante hoeveelheid metoprolol wordt bèta1-receptoren hele tijd geblokkeerd en hierdoor worden receptoren in een lysosoom niet afgebroken en ze worden ook op het membraan geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cellulaire verklaring receptor upregulatie

A

Binding agonist aan G-eiwit:
1) stimulatie PKA om fosfaatgroep aan de receptor te binden.
2) hieraan bindt arrestine, waarna de receptor geëndocyteerd wordt.
3) in een endosoom wordt bepaald of de receptor wordt afgebroken of gerecycled

Bij binding van een antagonist gaat de cel uit van te weinig stimulatie en worden receptoren niet afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Viagra (Sildenafil)

A

Verwijdt bloedvaten.Bijwerkingen:
- Hoofdpijn, blozen, bloedneus en duizeligheid
Blokkeert werking van PDE-5 waardoor cGMP niet afgebroken kan worden en NO langer aanhoudt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Opbouw penis

A

3 zwellichamen:
2 Corpora cavernosa = bloedvaten doorheen
1 copus spongiosum = voor drukverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Erectieproces

A
  1. prikkeling
  2. Tumescentie = slagaders om zwellichamen vullen met bloed en druk in corpora cavernosa stijgt, doordat omliggen bloedvaten worden teruggedrukt en bloed niet terug kan
  3. stijfheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Parasympatische innervatie

A

Lopen via de cavernous zenuw naar zwellichamen. Door postganglionaire neuronen worden neurotransmitters losgelaten op het doelorgaan.
Ach en NO komt vrij. NO zet GTP om cGMP en dit activeert PKG (fosoforyleert eiwitten)
- Resulteert in daling van calciumconcentratie en dit zorgt voor vasodilatatie
- cGMP wordt door PDE5 afgebroken (als man klaarkomt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sympatische innervatie

A

Thoracolumbaal en komen uit bij cavernous zenuw. Noradrenaline wordt gesynapteerd wat aam alfa1-receptoren bindt in bloedvaatjes van zwellichamen. Dit zorgt voor vasoconstrictie en relaxatie van glad spierweefsel.
-> zwellichaam neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gevolgen Viagra

A

1) cGMP wordt niet in 5’-GMP afgebroken waardoor PKG geactiveerd wordt
2) calcium concentratie verlaagt waardoor glad spierweefsel relaxeert in corpus cavernosum ‘
3) bloedvaten kunnen uitzetten en erectie vindt plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Erythopoietin (EPO)

A

Hormoon dat in de nieren geproduceerd (80%) wordt als er sprake is van hypoxia. Het werkt als groeifactor voor myeloïde stamcellen in het beenmerg en stimuleert aanmaak rode bloedcellen
Negatieve feedback met rbc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Erytropoëse

A

proces waar nieuwe bloedcellen worden gevormd, onder invloed van EPO wordt dit versneld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Signaleringsroute EPO

A

1) In rood beenmerg bindt EPO aan EPO-receptoren, waardoor deze naar elkaar toe bewegen en hierdoor Jak2 activeren
2) De intracellullaire staarten worden hierdoor gefosforyleerd en die trekken STAT5 aan die ook gefosforyleerd worden
3) Geactiveerd STAT5 bindt aan een ander en vormt een dimeer die de kern in gaat
4) Transcriptie vindt plaats en progenitorcellen worden erythrocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vorming van EPO

A

1) Hypoxia-Inducble- Factor (HIF) heeft alfa-subunit gevoelig voor O2 en bèta-subunit
2) Bij normale O2-concentratie zorgt prolyl hydroxylase dat 2 prolines in het eiwit gehydrolyseerd worden
3) VHL-eiwitten binden aan subunit en ubiquitine binden aan alfa-subunit
4) Bij lage O2 gaat alfa de nucleus in en daar bindt het aan bèta-subunit en hebben hier een stimulerende functie voor de transcriptie van het Epo-gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bijwerkingen EPO

A

Kunnen bloedpropjes ontstaan:
- trombose
- Hartinfarct
- Beroerte