Werkgroep 5 - De cel en zijn omgeving Flashcards
Adrenaline
Op hartspierweefsel -> hogere hartslag
Op skeletspieren -> verhoogde afbrak glycogeen
Signaleringstoute acteylcholine (Ach)
1) Ach bindt aan GPCR en alfa-subunit bindt aan PLC en activeert het (GTP i.p.v. GDP
2) PLC bindt aan IP3 fosfolipide en diaglycerol splitst hier van af.
3) IP3 gaat het cytosol in en opent calcium kanaal op het ER
4) Calcium bindt in het cytosol aan KPC wat met diaglycerol een complex had gevormd
Signaleringsroute NO (stikstof)
1) Ach bindt aan een GPCR en alfa-subunit activeert PLC
2) IPC activeert IP3 wat calciumkanaal op het ER actieert en calcium komt in het cytosol
3)Calcium activeert eNOS en zet arginine om in NO
4) NO diffundeert de cel uit en komt via diffusie in een gladde spiercel
5) Hier bindt het aan guanylyl cyclase, wat weet GTP omzet in cGMP
6) Hierdoor bindt er snelle relaxatie plaats in de gladde spiercel
Signaleringsroute Cortisol
1) cortsiol passeert celmembraan en bindt in het cytosol aan een nucleaire receptor
2) De receptor wordt geactiveerd en gaat vervolgens door de kernporie richting de celkern
3) Hier bindt het op een specifieke promotor van een gen en zo wordt transcriptie geblokkeerd of gestimuleerd
De nucleaire receptor is dus een transcriptiefactor
Amplificatie van glycogeenafbraak door adrenaline
- GPCR’s actveren meerdere G-eiwitten zolang adrenaline gebonden is
- Adenylyl cyclase kan meerdere ATP omzetten in cAMP (ATP is veel in cytosol)
- PKA kan meerdere phosphorylase kinases activeren waarbij ATP, ADP + P wordt
- Glycogeen phosphorylase kan meerdere glycogeen moleculen afbreken