Hoorcollege 4 - De cel en zijn omgeving Flashcards
Receptoren
1) membraan- geassocieerde receptoren = zitten op het celmembraan en binden aan een signaalstof (voornamelijke polaire)
2) Intracellulaire nucleaire receptor = zit in het cytosol of in de kern en hier kunnen hydrofobe extracellullaire signaalmoleculen aan binden die door de signaal gediffundeerd zijn
Steroïden hormonen
Kleine en hydrofobe moleculen die zelf door het celmembraan kunnen. Bijvoorbeeld:
- Cortisol
- Testosteron
- Oestradiol
- Schildklierhormoon
Signaalsystemen
1) Endocriene systeem = hormoon wordt via het bloed verspreid en bindt ergens anders aan cel
2) Paracriene systeem = Signaalmolecuul wordt uitgescheden en bindt aan naburige cel (autocriene systeem)
3) Neurale systeem = Elektrisch signaal loopt lange weg over axonen en wordt uiteindelijk chemisch (neurotransmitters) en kort overgedragen
4) Contact-afhankelijk systeem = cel heeft signaalmolecuul op het membraan en door direct contact met recept op target-cel overgedragen
Moleculaire switches
- Kinase -> kan aan serine, threonine en tyrosine
- GTP-bindende eiwitten -> door hydrolyse wordt GTP GDP onder invloed van GAP. GDP in GTP gebeurd door GEF
Drugs en Geneesmiddelen
Agonisten = morfine en heroïne
antagonisten = bèta-blokkers
Effecten van signaalmoleculen
- Amplificatie = versterking van signaal
- Integreren =verschillende signalen worden 1
- Feedback = x activeert y. Bij positief activeert y weer x en bij negatief remt y x
Ionkanaalgekoppelde receptoren
Receptor functioneert als kanaal, normaal zit deze dicht maar als signaalmolecuul bindt ondergaat het verandering en gaat het kanaal open voor ionen (bijvoorbeeld bij synapsen)
Enzymgekoppelde receptoren
2 moleculen die dichtbij elkaar zitten en als een signaalmolecuul bindt wordt deze dicht bij elkaar gebracht.
Receptor Tyrosine Kinase
1) een signaalstof bindt en de katalytische domeinen worden dicht bij elkaar gebracht
2) Deze worden actief en fosforyleren, als eerst de intracellulaire tyrosine staart.
3) adaptoreiwitten kunnen aan deze staart binden, actief worden door fosforylering en een signaal doorgeven
Ras-eiwit ( gevolg adaptoreiwit bij RTK)
1) adaptoreiwit bindt aan Ras-GEF
2) Ras-GEF zorgt dat GDP (bij Ras-eiwit) loslaat en Ras-eiwit actief wordt.
3) Ras-eiwit activeert het MAP-kinase pad: MAPKKK -> MAPKK -> MAPK -> celproliferatie
PI3-kinase (adaptoreiwit bij RTK)
1) PI3-kinase fosforyleert inositolfosfolipide (in het membraan) en hieruit ontstaat PIP3
2) dit trekt kinases aan zoals Akt -> fosforyleert Bad wat gehecht is aan Bcl2
3) Bad laat Bcl2 los en dit wordt actief -> stimulatie overleving van de cel
G-eiwitgekoppelde receptoren
Bestaat uit meerdere helices en gaat 7 keer door het membraan. Bestaat uit een alfa, bèta en gamma subunit. Alfa heeft GDP gebonden.
1) Als een signaalmolecuul bindt vind er conformatie verandering plaats waardoor het aan alfa kan binden
2) Het eiwit verliest affiniteit voor GDP en GTP wordt gebonden
3) G-eiwit wordt actief en splits in alfa-subunit en bèta-gamma-subunit en beide zijn actief
cAMP (second messenger bij G-eiwit)
1) alfa-subunit activeert adenylyl cyclase en dit activeert cAMP
2) cAMP activeert proteïnekinase-A (PKA), diit fosforyleert fosforylase kinase
3) Dit fosforyleert glycogeen fosforylase –> afbraak van glycogeen
- Fosfodiesterase maakt cAMP inactief waarbij ATP vrijkomt
- Cafeïne onderdurkt fosfodiesterase
Calcium (second messenger bij G-eiwit)
1) G-eiwit activeert phospholipase-C, wat inositol fosfolipide scheidt in diaglycerol (blijft in membraan) en inositoltrifosfaat (IP3)
2) IP3 kan bij ER binden aan calciumkanaal, wat daardoor opengaat
3) Calcium kan PKC activeren wat daar samenwerkt met giaglycerol
Mutatie in Ras-eiwit
Dit zorgt ervoor dat het eiwit altijd aanstaat en Ras veel moeilijker GTP in GDP kan hydrolyseren en is er niet eens een signaalmolecuul nodig
Dit is 80% van de pancreas en 50% van de colon tumoren