Interactief college 3 - Embryonale ontwikkeling Flashcards

1
Q

Klievingsdelingen

A

Zygote deelt zichzelf na bevruchting. Na 4 dagen zijn er ongeveer 30 blastomeren (dochtercellen) en dan heet dit de morula:
- Trofoblast = gevormd door cellen die aan de buitenkant zijn gaan liggen
- Embryoblast = gevormd door cellen die aan de binnenkant zijn gaan liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Embryoblast

A
  • formatieve cellen = vormen uiteindelijk het embryo
  • niet-formatieve cellen = vormen de extra-embryonale membranen en de placenta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Blastocyt

A

Vanaf dag 4 neemt de morula water op en ineen holte vormt waarin de embryoblast zich 1 kant als klompje cellen bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nidatie (innestelen)

A
  • 6 dagen = aan de wand gehecht en trofoblasten een embryo kant worden syncytiotrofoblasten en de andere cytotrofoblasten
  • Afbraak zona pellucida = embryo scheidt degraderende enzymen af en de blastocyt komt eruit (hatching) en kan echt innestelen
  • Syncytiotrofoblasten trekken blatocyt mee de baarmoederwand in op zoek naar een moederlijk vat, en hoe dieper hoe meer dingen de blastocyt omringen
  • Coagulatie plug = plek aan abembryonische kant waar geen syncytiotrofoblasten zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2-lagige kiemschijf/ bilaminaire blastoderm

A
  1. Epiblast (blauw); de buitenste laag bestaat uit cilindrisch epitheel
  2. Hypoblast (geel); onderste laag bestaat uit kubisch epitheel en is het primitef endoderm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Amnionholte

A

Vormt na 8 dagen en ontstaat als vloeistof zich verzamelt tussen de cellen an de epiblast en de trofoblast. Het amnionvlies scheidt de trofoblast van de holte en t vlies hiervan zal vruchtvliezen vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primitieve streep

A

Vormt dag 14-15, is een verdikkig door ophoping van epiblasten met een groef erin. Het craniale einde is de primiteve knop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gastrulatie

A

Epiblasten gaan in de primitieve groeve (ingressie) en worden hier mesenchym. De eerste laag vervangt het hypoblast en wordt het endoderm. Op dag 16 vormt het mesoderm zich op het endoderm en de overige epiblasten worden daarop het ectoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Versmeltingen ectoderm met endoderm (week 3)

A

Orofaryngeale membraan = vormt zich craniaal, wordt mondholte
Cloacale membraan = vormt zich caudaal, wordt anus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ectoderm

A
  1. Zenuwstelsel
  2. Epidermis
  3. Nagels
  4. Haren
  5. Klieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mesoderm

A
  1. Skelet en beenmerg
  2. Spieren
  3. Bindweefsel
  4. Milt
  5. Hart- en vaatstelsel
  6. Urogenitaalstelsel
  7. Lymfevaten
  8. Nieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Endoderm

A
  1. epitheel van spijsverteringsklieren
  2. epitheel van maag-darmkanaal
  3. epitheel van luchtwegen
  4. lever
  5. longen
  6. blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chorda dorsalis (mesoderm)

A

Draagt bij aan de vorming van tussenwervelschijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Paraxiaal mesoderm

A
  • somieten = ontwikkelt tot wervels, spieren van romp en ledematen en de dermis van de romp
  • Kopmesoderm = ontwikkelt tot spieren van het hoofd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intermediair mesoderm

A

Ontwikkelt tot urogenitaalstelsel en nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Laterale plaat mesoderm

A

-Splanchnisch blad (visceraal) = sereuze vliezen om organen, bindweefsel, glad spierweefsel, bloed- en lymfevaten en de milt
-Somatisch blad (pariëtaal) = sereuze vliezen die lichaamsholten bekleden, skelet en dermis van ledematen

17
Q

Differentiatie mesoderm

A

Primitief knop scheidt BMP4 en Wnt uit, dichtbij zitten antagonisten hiervoor:
- Lage expressie BMP4 en Wnt; chorda dorsalis
- Hoge expressie BMP4 en Wnt; laterale plaat mesoderm

Mesoderm ontwikkelt van craniaal tot caudaal

18
Q

Teratoom (monster tumor)

A

Bevat totipotente stamcellen. Soms krijgen caudale delen niet genoeg informatie van eiwitten waardoor ze niet weten wat voor cel ze moeten worden en dan kunnen ze een teratoom worden

19
Q

Cranio-caudale kromming (lengterichting)

A

Vormt de kop en de staart en kromt om de dooierzak. Na de kromming:
- Bevindt het hoofd zich boven het hart
- Vormen het septum transversum en de mesodermale plaat de afscheiding tussen de thorax en de buikholte
- Caudaal worden de oerdarm, membrana cloaca en de navelstreng (met daarin de allontois) gevormd

20
Q

Laterale kromming (transversale vlak)

A

Hier kormt het embryo lateraal om de dooierzak. – Endodarm zla binnenkant van de darmbuis vormen
- Intra-embryonaal coeloom ontstaat, hieruit zullen lichaamsholten groeien
- Pericardholte door de membranen van mesoderm
- Endocard buizen worden één; de hartbuis

21
Q

Ductus vitellinus

A

Verbindt de dooierzak met het embryo

22
Q

Darmen tijdens ontwikkeling

A

in week 6 groeien deze in extra-embryonale ruimten omdat ze sneller groeien dan de buikholte en in week 10 trekken ze terug

23
Q

Flurine

A

ventraal spelen proteasen een rol bij activatie bij regulatoire eiwitten -> Flurine (serine protease):
speelt een rol bij ontwikkeling van het hart en het ventrale sluitingsproces. Komt tijdens gastrulatie tot expressie in extra-embryonale mesoderm en endoderm