Welke verschillende transportsystemen door de membranen zijn er? Flashcards

1
Q

2 Welke verschillende transportsystemen door de membranen zijn er?

A

Transport ontstaat door concentratieverschillen tussen de cel en extracellulair vocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 Passief transport door concentratie-gradiënten en elektrische krachten (vrijkomen potentiele
energie). 3 mechanismen

A
  1. Diffusie doorheen lipiden bi-layer
     vetoplosbare substanties kunnen oplossen
  2. Diffusie doorheen ionenkanalen; met water gevulde proteïnenkanalen
     binden aan H2O door elektrische krachten, vervoer van hydrofiele substanties
    Richting bepaald door gradient, ionenkanalen zijn selectief
  3. Bindingen aan transportproteïnen; leiden doorheen het membraan
    hydrofiele moleculen, te groot voor ionenkanalen
    Gefaciliteerde diffusie; van hoge naar lage concentratie zonder energietoevoer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 Verschil dragereiwitten vs gewone diffusie;

A
  • dragereiwitten zijn specifiek; diffusie niet
  • transport hangt af van aantal dragers (gelimiteerd)
  • transport kan belemmerd worden door competitieve inhibitie
    Bij opname van eiwit molecuul, toename van H2O-moleculen, stijging van volume, osmotische
    druk blijft ongeveer gelijk. Afbraak = toename van concentratie  water aantrekking
    Determinanten voor celvolume;
  • osmolariteit van extracellulair vocht
  • aantal opgeloste partiekels in de cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2 Cytosol

A

heeft hoge opgeloste organische moleculen die niet door membraan kunnen, maar
lagere concentratie anorganische stoffen. De osmolariteit cytosol is ongeveer gelijk aan
osmolariteit extracellulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 Cel-lyse

A

(opzwellen) vindt niet plaats;
- passieve ionen-lekkage naar binnen, actief ionentransport naar buiten
- membraan-ionenpompen (ATP); verdeling van ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 Isotoon

A

oplossing verandert celvolume niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 Hypotoon

A

oplossing met lage concentratie; doet celvolume toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 Hypertoon

A

oplossing met hoge concentratie; doet celvolume afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 Actief transport

A

vergt ATP, werkt tegen de concentratie-gradient, gaat van lage naar hoge
concentratie. Met behulp van dragereiwitten; specifiek, verzadigd en competitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2 Actief transport 2 manieren

A
  1. Primair actief transport
    - energie komt vrij na hydrolyse ATP door transporteiwit
    - ionen in en uit de cel pompen
  2. Secundair actief transport
    - Energie-vergend transport wordt gekoppeld aan gelijktijdig transport van ion
    - moleculen opnemen door energie van primair transport
    Uniporter; drager-eiwit transporteert 1 soort molecuul/ion
    Co-transporter; drager-eiwit transporteert verschillende types ionen/moleculen tegelijkertijd
    Symporter; transport in dezelfde richting
    Antiporter; transport in tegenovergestelde richting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly