Welke verschillende soorten pijn zijn er en wat is pijninformatietransmissie? Flashcards

1
Q

28b Activeert sympaticus

A

stijging van hartslag en bloeddruk, daling van doorbloeding van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

28b Terugtrekreflex

A

pijn beschermt voor grote schade
Acute pijn; komt vlug op maar verdwijnt ook relatief snel
Chronische pijn; niet altijd correcte waarschuwing, blijft langer aan houden
Weinig pijn betekent niet dat er weinig schade is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

28b Pijngedrag

A

is grotendeels reflexmatig maar verbonden met limbisch systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

28b Pijnreceptoren in vrije zenuwuiteinden

A

sensorische zenuwvezels

Meestal gestimuleerd door extreme temperaturen, sterke chemische/mechanische stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

28b Pijnreceptoren

A
  • Directe activatie; door beschadiging

- Indirecte activatie; vrijzetting van chemische substanties in beschadigd weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

28b Soorten pijn

A
  • Nociceptieve pijn (waarneming van buitenaf, reactie van lichaam); activatie pijnreceptoren
    Opgewekt door extreme temperaturen, chemische of mechanische stimuli
    Somatische pijn
  • oppervlakkig; huid
  • diepe pijn; skeletspieren, bindweefsels, beenderen en gewrichten
    Viscerale pijn
  • ingewanden door passieve distensie of extreme contracties
  • Neurogene pijn; doordat zenuwactiepotentiaal afkomstig is van andere delen van de pijnbanen
    in plaats van vrije zenuwuiteinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

28c Prikkelgeleiding in pijnbanen

A
  • cellichamen liggen in spinale ganglia in de dorsale takken van de spinale zenuwen
  • pijnafferenten  excitatorische synaps met neuronen  pijnimpulsen naar hersenstam of
    thalamus
  • afferente informatie en pijn zijn twee aparte banen
    Pijn schakelt niet uit maar zorgt voor beïnvloeding door neurotransmitters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

28c Hersenstam

A
  • formatio reticularis wordt geactiveerd  bij bewust zijn houden/alertheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

28c Thalamus

A
  • pijnprikkel naar specifieke cortexgebieden  bewuste pijnperceptie
    Hoe hoger de pijngrens, des te meer inhiberende inwerking op de interneuronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

28c Beïnvloeding van neuronen

A
  • Werking op eerste synaps in de dorsale ruggenmerghoorn

- Verhinderen neurotransmitter vrijzetting uit pijnvezels (daling van signaaltransductie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

28c Gate cells

A

controleren de synaps, 1e synaps opent of sluit de ‘ poort’

Activatie van de gate cell doet de poort dicht van pijnprikkel  afzwakking van de pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

28c huidstimulatie

A

beïnvloeding van andere zenuwvezels  vertakkingen voor activatie gate cells
- ook vanuit centraal kan stimulatie plaats vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

28c Inhiberende transmitter uit gate cells

A

enkehaline (opioid)

  • presynaptische zenuwuiteinden van zenuwvezels bevatten opioidreceptoren
  • kan signaaltransmissie moduleren; vrijstellen van opioiden
  • morfine; bindt aan opioidreceptoren in CZS  activatie pijn-modulatiesysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

28c sensitiseren

A

vermakkelijken van pijngeleiding bij blijvende stimuli (prostagladinevorming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

28c hyperalgesie

A

verhogen pijnperceptie, overgevoeligheid (ontsteking) kan leiden tot chronische
pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

28c Refereerpijn

A
  • zenuwvezels vanuit huid en inwendige organen kunnen synapteren met dezelfde neuronen;
    Interne organen zelden pijn  omliggende ligamenten wel
17
Q

28c voorbeeld van hoofdpijn

A

hersenweefsels bevat geen pijnreceptoren, wel meningen en veneuze
sinussen

18
Q

28d Pijnbehandeling

A

analgesie (pijnstilling)
- activatie van pijnreceptoren verhinderen
- zenuwactiepotentiaalconductie in pijnvezel blokkeren
- activatie van lichaamseigen pijnmodulatie
 Pijn heeft altijd een reden! Waarschuwings/veiligheidsmechanisme

19
Q

28d aspirine

A

daling van prostagladinesynthese(trauma/ontsteking)zorgt voor daling van pijnreceptoren

20
Q

28d lokale anaesthetica

A

verminderen/blokkeren van conductie van zenuwactiepotentiaal,
pijnvezels zijn ongemyeliniseerd

21
Q

28d stimulatie andere zintuigen voor pijnbestrijding

A

via gate cells, elektrische stimulatie, toename

vrijstelling van opioiden