Wat is de functionele structuur en de werking van de retina? Flashcards
36a
Retina
36a Kegeltjes
- kleurenzicht en scherp zicht bij daglicht
- stimulatie bij sterk of voldoende licht
36a Staafjes
onderscheid van verschillende lichtintensiteiten (bij sterk licht geen contrast en details)
36a Ratio kegeltjes/staafjes
- verschil sterk van species tot species (nachtdieren bijna alleen staafjes)
- verschilt sterk van locatie op de retina
36a Buitenste laag
staafjes en kegeltjes, verst verwijderd van corpus virium (glasachtig lichaam)
36a Binnenste laag
laag neuronen = ganglioncellen
36a Tussenlaag
neuronen met korte extensies of bipolaire cellen
36a horizontale cellen
interneuronen verbinden groepen van sensorische cellen
36a amacriene cellen
interneuronen verbinden ganglioncellen
Licht door ongeveer 4 lagen totdat het ter hoogte van de staafjes/kegeltjes komt, veel
verwerking van retina zelf!
36a Zeer complex
bevat excitatorische en inhibitorische synapsen
36a Blinde vlek
geen sensorische cellen, geen beeldvorming, bloedvaten komen oogbol binnen
36a Meeste species
onevenredige spreiding van sensorische cellen over de retina
36a area centralis
dichtheid van sensorische cellen is het hoogst; naast blinde vlek
36a fovea centralis
midden van area centralis, alleen maar kegeltjes (mens) voor zeer scherp zicht
36a detailzicht
Species met zeer goed scherpte zicht
- bewegen van de ogen door de oogspieren in de oogkassen
- nekspieren regelen positie van het hoofd
- focus ligt op fovea centralis
36a Bij fovea centralis zitten de neuronen opzij getrokken
licht rechtstreeks op kegeltjes
Normaal gaat licht eerst door aantal neuronen voordat het op de sensorische cellen valt
36a Grote vlakte dieren
geen circulair area centralis visuele streep (densiteit sensorische cellen
hoog)
Focus niet belangrijk, wel overzicht van grote gebieden; oog/kopbewegingen niet zo gericht
36b
Lichtstimulatie van sensorsische cellen
36b Staafjes en kegeltjes bestaan uit
- binnenste segment; vormt synaps met neuronen (bipolaire cellen)
- buitenste segment; dichtst bij laag pigmenten, bevat lichtgevoelige receptormoleculen en
membraan disks (platte schijfvormige membraanzakjes)
36b Staafjes
lange buitenste segmenten met gelijke dikte
36b Kegeltjes
kortere buitenste segmenten, kegelvormig
36b Licht op retina
fotonen vastgezet door receptormolecuul in membraandisk
36b Kegeltjes bevatten meerder types fotopigmenten, alle fotopigmenten
bevatten retinal;
verschil aan variaties van het opsine; G-proteine gekoppelde membraanreceptoren
Intact fotopigment; opsine en retinal sterk verbonden. Opsine in membraandisk
36b Licht
retinal; vorming van cis naar trans, absorbeert licht past niet meer; splisting van
opsine opsine; activeert G-proteine = transductie hydrolase cGMP bij licht (hoge
concentratie cGMP in donker)
36b Membraanoppervlak van buitenste segment
zeer hoge dichtheid ionenkanalen Na+ lekt in de
cel
Zijn open wanneer cGMP geboden is dus in het donker! Cel is dan niet gestimuleerd
36b Binnenste segment
pompt Na+ naar buiten door middel van Na/K-pomp
Blijft pompen in het donker door hoge concentratie van cGMP
36b Donker
continue vrijzetting van neurotransmitters
36b Licht
hyperpolarisatie van sensorische cellen neurotransmittervrijstelling daalt
Daling van neurotransmittervrijstelling leidt tot stimulatie of inhibitie van ganglion
Verandering
36b Stimulatie
concentratie cGMP neemt af Na+ dicht hyperpolarisatie daling van
neurotransmittervrijlating stimulatie/inhibitie ganglioncellen
36b Kleurenzicht is golflengte afhankelijk
zwart absorbeert alle golflengtes, wit reflecteert alle
golflengtes
36b basis kleurenzicht
Meerdere kegeltjes met hoofdgevoeligheid voor 1 golflengte
36b Kleur
verschillende ratio van kegeltjes
36b Aanpassing licht/donker
na splitsing fotopigment door licht; resynthese door serie van
enzymatische reacties.
36b Sterk licht
- weinig intact fotopigment in sensorische cellen
- daling van lichtgevoeligheid
- lichte adaptatie
- contrasten nog wel waargenomen
36b Overgang licht naar duister
- initieel geen zicht
- fotopigment opnieuw geresynthetiseerd; adaptatie aan donker
- kegeltjes passen zich vlug aan, staafjes hebben veel langer nodig
36b Overgang donker naar licht
- licht adaptatie gebeurt sneller
- verblindt maar normaal zicht bereikt in minder dan 1 minuut
36b Adaptaties
- lichtcondities
- verandering in neuronen (thv retina)
- verandering in pupildiameter (lichtinval)
36b Binoculair
diepte zicht overlappende gezichtsveld
36b Monoculair
geen diepte zicht overlappen niet
36b Vestibulo-oculair reflex
- voorwerp op retina blijft gefixeerd
- oogspieren doen de oogbol bewegen in tegengestelde richting van het hoofd
reflexcentrum in hersenstam, steunt deel op info uit semi-circulaire kanalen
36b Optokinetisch reflex
- stabiliseert beelden op retina gedurende trage bewegingen van het hoofd
- informatie vanuit het oog mbt beweging van beeld retina
- bij uiterst limiet; terug naar middenpositie