Wat zijn de belangrijkste anatomische en histologische aspecten van de bouw van het zenuwstelsel en onderdelen ervan? Flashcards

1
Q

9 Twee communicatiesystemen

A

Zenuwstelsel (domineert); vlugge actie, continue evaluatie van lichaamsfuncties en bijsturing
 beïnvloedt geheugen, leerprocessen en mentale functies
- Endocrien systeem; veel tragere reactie, wordt beïnvloedt door het centraal zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

9 Informatietransmissie

A

Synaps = contact neuron-neuron en neuron-klier/spiercel, distaal van zenuwuiteinde op
sensorische, spier- en kliercellen
Signaalmoleculen ter hoogte van synapsen zijn neurotransmittors  veroorzaken AP in
doelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

9 Hersenen;

A
  • cerebrum
  • diencephalon
  • hersenstam
  • cerebellum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

9 Neurale weefsel

A

witte en grijze stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

9 witte stof

A

aftakkingen of zenuwvezels (wit door de myeline)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

9 grijze stof

A

zenuwcellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

9 Cortex

A

hersenoppervlak van cerebrum en cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

9 Perifere zenuwstelsel;

A

craniale zenuwen; ontspringen uit de hersenstam
- spinale zenuwen; ontspringen uit het ruggenmerg
 zenuwbundel omwikkeld door gliacellen en fibreus weefsel
* sensorische zenuwvezels
- elektrische impulsen vanuit sensorische cellen naar centraal
- informatie over fysiologische toestand
- cellichamen in clusters; ganglia buiten centraal zenuwstelsel
- afferenten; brengen informatie naar centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

9 motorische zenuwvezels

A
  • boodschappen van centraal naar verschillende effector-organen; doelcellen zijn spier- of
    kliercellen
  • cellichamen in de grijze stof van het centraal zenuwstelsel
  • efferenten; voeren opdrachten uit vanuit centraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

9 reflex

A

sensorische informatie kan automatische reacties uitlokken
- voornamelijk ruggenmerg en hersenstam bij betrokken
Wordt gedeeld met andere delen van de hersenen (bewustwording)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

9 Willekeurige bevelen

A
  • motorische regio’s in hersenen, cellichamen in ruggenmerg, de zenuwimpulsen vanuit perifeer
    naar spiercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

9 Onwillekeurige bevelen

A
  • sturen van informatie voor functies van klieren, hart en gladde spiercellen in bloedvaten en
    viscerale organen via de hersenstam en ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

9 sensorisch systeem

A

informatie doorgeven naar centraal (sensorische vezels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

9 somato-motorisch systeem

A

controle uitoefenen op skeletspieren (motorische vezels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

9 autonome zenuwstelsel

A

controle over klieren, hart en gladde spieren (motorische vezels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

9 Synapsen

A

zijn excitatorisch of inhiberend, laten informatieverwerking en evaluatie toe.
Veranderingen in synapsen zorgen voor leerprocessen en geheugen. Tussen neuronen of tussen
neuronen en klier- of spiercellen. Multipolair, pseudo-unipolair of bipolair.

17
Q

9 Gliacellen

A
  • beschermende functie en zorgt voor homeostase van het omliggend vocht
  • vormen dicht op elkaar lipidenmembranen rond axon
  • zorgt voor hogere snelheden/geleidbaarheid van zenuwimpulsen van axonen
18
Q

9 Knopen van Ranvier

A

geen myeline, cruciaal voor prikkelgeleiding