Welke interacties treden op tussen hormoon en doelcel? Flashcards

1
Q

3 Welke interacties treden op tussen hormoon en doelcel?

A

1 hormoon kan verschillende types doelcellen hebben

1 type doelcel kan target zijn voor verschillende hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 3 stappen

A
  1. Doelcel herkent hormoon;
    - specifieke receptoren aan celoppervlak of intracellulair
  2. Hormoon naar doelcel; eerste boodschapper
    - vorming intracellulair signaalmolecuul; second messenger
  3. Intracellulaire processen in doelcel worden beïnvloed
    - biologisch respons; verandering enzym-activiteit, functies van proteïnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 Neuronen en endocriene cellen

A

communiceren door middel van transmitters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 Sensorische cellen

A

reageren met elektrische stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 Intracellulaire boodschappersystemen

A

werken door regelen van specifieke enzym-activiteit
 proteine-kinases
Fosforyleren van cellulaire proteïnes; Ca2+ belangrijk signaalion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 water-oplosbare hormonen

A

niet door celmembraan, receptor in membraan, second

messenger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 vet-oplosbare hormonen

A

doorheen celmembraan, receptoren intracellulair

Iedere stap is mogelijkheden; blokkeren/versterken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 Agonisten

A

bewerken effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 Antagonisten

A

blokkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 Biologisch respons is in functie van aantal receptoren met gebonden signaalmolecuul

A

 geeft een sigmoidale curve; stijging van concentratie signaalmoleculen zorgt ervoor dat het
aantal bindingen op de doelcellen zal stijgen waardoor het biologische effect stijgt
- verzadigbaarheid
- kleine verandering op de x-as (concentratie signaalmoleculen) geeft een grote verandering op
de y-as (procentueel biologisch respons) met bepaalde begin hoeveelheid; drempelwaarde. Niet
recht evenredig!
- steilste deel = normale signaalmoleculenconcentratie, kleinste wijziging signaalmolecuul geeft
grootste wijzing van het biologisch respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 gevoeligheid van de doelcellen kan geregeld worden door concentratie van receptoren

A

down-regulation en up-regulation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 down-regulation

A

zeer hoge concentratie signaalmoleculen zorgt voor daling aantal
receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 up-regulation

A

zeer lage concentratie signaalmoleculen zorgt voor een stijging van aantal receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3 De concentratie signaalmoleculen zorgt voor juiste hoeveelheid benodigde receptoren

A

Desensitisering; induceren van ongevoeligheid
Receptoren kunnen dus afgebroken, aangemaakt of gerecycleerd worden ten behoeve van het
aantal signaalmoleculen  receptor gemedieerde endocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 Vetoplosbare hormonen

A

regelen proteïnesynthese; functie doelcel verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 Omvang biologisch respons afhankelijk van

A
  • intracellulair hormoonconcentratie
  • hormoonreceptorconcentratie in doelcel
  • affiniteit van receptoren voor hormoon
  • concentratie van noodzakelijke transcriptiefactoren
  • aanwezigheid van algemene factoren, enzymes voor eiwitsynthese en aminozuurconcentratie