week 7 HC.4 Astma bij kinderen Flashcards

1
Q

Wat is de meest frequentie chronische aandoening bij kinderen?

A

astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de epidemiologie van astma?

A

Prevalentie NL 5-10%, wereldwijd: van 0.9 tot 21%
Epidemiologie: astma neemt af met de leeftijd, prevalentie is hoog, scandinavische landen/ Australië/ Europa preventie hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van astma bij kinderen?

A

Astma bij kinderen definiëren:
• Recidiverende episodes van piepen/ benauwdheid/ hoesten met klachtenvrije episodes
• Reversibele luchtwegobstructie
• Verhoogde prikkelbaarheid van de luchtwegen
• Chronische luchtwegontsteking
• Combinatie van omgevingsfactoren en erfelijke factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de pathogenese van astma?

A
Pathogenese: 
•	Chronische mucoseontsteking
•	Contractie bronchiaal spier
•	Mucusproductie 
•	Luchtwegwand ‘remoddeling’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn belangrijke aspecten is de diagnose anamnese bij astma?

A

Diagnose anamnese:
• Aard van de symptomen: piepen, benauwdheid, kortademigheid, hoesten
• Wanneer en hoe begonnen, variatie in de tijd
• Recidiverend
• Triggers (top 5: virale infecties, allergenen, inspanning, niet-specifieke prikkels (koude, rook, mist, verflucht), emotie)
• Blootstellingen (rook, allergenen)
• Positieve familieanamnese astma in 1e graad
• Voorgeschiedenis: prematuur, atopie?
• Effect behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan de diagnose astma vastgesteld worden? 3 onderzoeken

A

Diagnose:
• Longfunctie (flow-volume curve)
- Spirometrie: vanaf 4-5 jaar mogelijk
- Doorgaans normaal, maar tijdens klachten soms reversibele obstructive
- Illustratief voor patiënt
- Chronische obstructieve spirometrie risicofactor voor ernstig beloop
- Kan aanwijzing geven voor andere diagnoses
• Bronchiale hyperreactiviteit
- Wordt bij kinderen vaak foutief als diagnose gebruikt, i.p.v. astma
- ‘directe’(histamine, methacholine) en ‘indirecte’ provocatie (inspanning, koude lucht), m.n. gebruikt om astma uit te sluiten
• NO in uitademingslucht
- FeNO= biomarker van eosinofiele luchtwegontsteking
- Verhoogd bij astma, reageert op steroïden
- Toepassingen bij diagnose, inschatten therapietrouw, fenotyperen, afbouw medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke ‘pathway’ is overheersend bij astma bij kinderen?

A

allergische pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke kenmerken kunnen de fenotypen van astma ingedeeld worden (astma= heterogeen)?

A

Astma is een heterogeen ziektebeeld: fenotypen (allergische pathway belangrijker bij kinderen)
• Symptoombeloop: transiet, persistent etc
• Triggers: viraal vs multitrigger
• Type luchtwegontsteking: neutrofiel, eosinofiel, gemengd, paucicellulair
• Andere kenmerken: type aanvallen, reactie op behandeling, ernst, bij adipositas e.a.
• Ontsteking: sputum of bronchoalveolaire lavage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is fenotypering gebaseerd op type luchtwegontsteking betrouwbaar bij kinderen? en bij volwassenen?

A

Fenotypering gebaseerd op type luchtwegontsteking is bij kinderen niet stabiel: de helft wisselt een of meerdere malen van fenotype binnen 1 jaar. Volwassenen niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is het belangrijk om in de eerste levensjaren een uitgebreide DD te hebben?

A

Differentiaaldiagnose:
Hoe jonger het kind, hoe groter de kans dat luchtwegsymptomen het gevolg zijn van een andere aandoening dan astma.
- Diagnose astma vaak pas duidelijk na 4-6 jaar
- daarvoor: waarschijnlijkheidsdiagnose, 50% geen astma
- Uitgebreide differentiaaldiagnose in eerste levensjaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke aspecten in het lichamelijk onderzoek zijn belangrijk?

A

Lichamelijk onderzoek: meestal normaal bij kinderen met astma
• Indruk, lengte en gewicht, groeicurve (dystrofie)
• Ademfrequentie, dyspnoe, stridor, ‘intrekkingen’
• Thoraxauscultatie, thoraxvorm
• Keel-neus-oorgebied
• Extremiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verband tussen prematuriteit en astmasymptomen?

A

Prematuriteit en astmasymptomen:

  • Onrijpheid longen
  • Longschade door zuurstof, beademing, infecties, genetisch
  • Bronchopulmonale dysplasie bij 80% prematuren 24 wkn, 30% 28 wkn
  • Persisterende longafwijkingen tot in volwassenheid, 50% vaker astmasymptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verband tussen passief/prenataal roken en astmasymptomen?

A

Passief en prenataal roken en astmasymptomen:

  • Veel meer luchtwegsymptomen (x2) in eerste levensjaren
  • Lagere longfunctie neonataal -> schoolleeftijd
  • 20% meer kans op astma (causaal)
  • Genetische factoren bepalen gevoeligheid
  • Antirookwetgeving: 10% minder ziekenhuisopnames acuut astma bij kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar moet aan gedacht worden bij elke ‘step up’ in astmabehandeling?

A

Voor elke ‘step up’ in behandeling denken aan: medicatietrouw, goede inhalatietechniek, blootstelling allergenen/ sigarettenrook, wel astma, astma met co-morbiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soorten inhalatiemedicatie bestaan er?

A

Inhalatiemedicatie

  • Coticosteroïden: centraal in behandeling
  • Luchtwegverwijders: kort/ lang, beta-2-agonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke toedieningsvormen zijn er?

A

Toedieningsvormen

  • Dosisaërosol met en zonder voorzetkamer
  • Ademgestuurde dosisaërosol
  • Poederinhalalator
  • (vernevelaar)
17
Q

Wat zijn risicofactoren voor persisteren?

A

Risicofactoren voor persisteren: vrouw, BHR, roken, vroeg begin klachten, allergie, ernstige klachten; beloop gunstig, maar astma verdwijnt meestal niet