Week 7 Flashcards

1
Q

Kwaliteitsmodel HKZ

A

= Harmonisatie kwaliteitsbeoordeling in de zorgsector

(zien we vaak terug in overige sectoren - niet het ziekenhuis, maar verpleging, thuiszorg, ggz, gehandicapten, apotheek)

Plan: beperken van risico’s
Do: informatie, intake, uitvoering, diagnostiek
Check en Act: meten van ervaringen, ondersteunende rubrieken, innovatie, inkoop uitbesteding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doe je met HKZ eisen?

A

met HKZ eisen kan worden getoetst of het kwaliteit management systeem van je instelling voldoet aan de eisen uit de rubrieken van het HKZ model (toetsing wordt gedaan door een onafhankelijke instelling). Om het certificaat te behouden, moet je je periodiek laten toetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Certificatie van kwaliteitsmanagementsysteem

A

Plan: afspraken over zorg en/of dienstverlening
- intake, uitvoering, evaluatie etc.
Do: uitvoering van zorg en ondersteuning
- doen van een passend zorg- en/of dienstverleningsaanbod afgestemd op de wensen van de cliënt en gebaseerd op het indicatiebesluit
Check en act: meten, analyseren en verbeteren
- meten van ervaringen van cliënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

NIAZ-Qmentum

A

via accreditatie ziekenhuizen stimuleren om de kwaliteit van de organisatie van de patiëntenzorg te verbeteren en te borgen. Is een soort keurmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Instellingsbrede normen NIAZ voorbeelden

A
  • leiderschap
  • governance
  • service excellence
  • communicatie (o.a. cliëntverificatie)
  • risicomanagement (o.a. valpreventiebeleid)
  • veiligheidscultuur (o.a. incident melden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zorgspecifieke normen NIAZ

A
  • niet-chirurgische zorg
  • voorbereid zijn op noodsituaties en rampen
  • operatieve zorg
  • diagnostische beeldvorming
  • spoedeisende hulp
  • ambulante zorg
  • verloskundige zorg
  • revalidatiezorg
  • oncologische zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

JCI

A

(Joint Commission International) = een internationaal accreditatieorgaan voor de gezondheidszorg. JCI is erkend door de WHO en opgericht om de kwaliteit, veiligheid en efficiency in de gezondheidszorg te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

JCI standards en accriditatie

A
  • patiëntveiligheidsdoelen - correcte identificatie van patiënten, verbeteren van communicatie, waarborgen van de juiste uitvoering bij de juiste patiënt
  • patiëntgerichte standaarden - toegang tot continuïteit van zorg, patiënt- en familierechten
  • organisatie standaarden - over kwaliteitsverbetering en patiëntveiligheid, governance, kwalificatie en educatie van medewerkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Systeemwereld

A

Verantwoorden:

  • risicomanagement
  • certificatie
  • indicatoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leefwereld

A

Verbeteren:

  • betrokken interactie en maatwerk
  • klant co-producent
  • bottom-up verbetering te beginnen op de eigen werkplek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Management Control

A
  1. planning - jaarplan opstellen
  2. communicatie van plan en monitoring van voortgang
  3. evaluatie en beschikken over monitoring informatie (verder dan alleen de financiële realisatie, ook informatie geven over de realisatie van het inhoudelijk plan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Policy deployment: sturing op prestaties

A

= proces van beleidsimplementatie

In het A3 jaarplan komt naar voren hoe de missies en visies vertaalt worden naar doelstellingen voor het komend jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Missie

A

= bestaansrede van de organisatie (waartoe en waarom de organisatie bestaat)

  • geeft kerntaken weer (de bestemming of de opdracht)
  • wat zou er zonder de organisatie verloren zijn?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Visie

A

= een beeld van de toekomst; een verzameling collectieve ambities

  • iets wat we ons voor ogen stellen deels analytisch, deels emotioneel
  • wat willen we de komende 3 tot 5 jaar bereiken
  • visie is een verzameling van succesbepalende factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Succesbepalende factoren

A

= factoren of beleidsthema’s die voor de organisatie continuïteitsbepalend zijn (doen een organisatie onderscheiden van anderen)
• Factoren die de organisatie een ‘leading edge’ verschaffen
• Succesbepalende factoren moeten nog geoperationaliseerd worden in prestatie indicatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Prestatie-indicator

A
  • Meetinstrument
  • Kritische reflectie op: ‘tell me how you measure me, and I will behave accordingly’ – wat je meet, krijgt aandacht in de organisatie (prestatie-indicatoren kunnen bijdragen aan tunnelvisie)
  • Welke prestatie-indicatoren is een kwestie van kiezen
  • Waardering medewerkers, waardering patiënten, aantal wondinfecties etc.
17
Q

Doelstelling

A

= voegen een target toe aan prestatie-indicator (bijv. ziekteverzuim; ziekteverzuim onder 5% brengen)

Niet: ‘shoot first and whatever you hit, call it the target’

18
Q

Kwaliteitsdashboards 2 types

A
  1. instelling breed (op instellingsniveau te aggregeren medische uitkomsten)
    - medisch (bv. sterfte, heropnames)
    - verpleegkundig (bv. decubitus, HAIs)
  2. aandoening specifiek (ontstaan in waardeteams)
    - per multidisciplinair team (bv. borstkankerzorg, orthopedie)
19
Q

Aandachtspunten bij dashboard-creatie

A
  • werk bottom-up
  • betrek zorgverleners en patiënten
  • begin met indicatoren ter verbetering en leidt indicatoren ter verantwoording daar zoveel mogelijk vanaf
  • gebruik bestaande datastructuren
  • onderscheid indicatoren (signaal) n hun determinanten (sturing)
  • stel doelen hoog (‘stretch goals’)
20
Q

Adverse events

A

= zaken die je niet wilt binnen je ziekenhuis (decubitus, delier, wondinfecties etc.)

21
Q

Waardegedreven zorg

A
  1. waarde voor de patiënt - beslis samen, PROMs en PREMs
  2. organiseren van zorg - zorg op juiste plek
  3. kosten - reduceer kosten, waarde ipv volume gedreven
  4. sturen op kwaliteit - evidence based practise
22
Q

Structuur indicatoren

A

type en hoeveelheid bronnen die worden ingezet

- bijv. beschikbaarheid van een stroke unit

23
Q

Procesindicatoren

A

activiteiten en taken tijdens een episode van zorg

- bijv. aantal patiënten dat thrombolyse heeft ontvangen

24
Q

Uitkomstindicatoren

A

effect op gezondheid en welbevinden van patiënten en populaties
- bv. mortaliteit in de eerste 180 dagen na opname

25
Q

Porter’s 3 tier hierarchy

A

Niveau 1: bereikte gezondheidsstatus (bv. 1 jaar overleving bij borstkanker of na transplantatie)
Niveau 2: proces van herstel (re-integratie)
Niveau 3: Duurzaamheid van het herstel (is de overleving 3 of 5 jaar na transplantatie, zijn er ongewenste lange termijn consequenties)

26
Q

Net promotor score

A

= meet het verschil tussen het percentage promotors (die een 9 of een 10 gaven) en de mensen die een 0-1 gaven (of ze de zorg zouden aanbevelen)

27
Q

Martini klinik hamburg uniek vanwege

A
  • Grensverleggende specialisatie in prostaatkanker
  • De intellectueel stimulerende context
  • Langjarig commitment aan onderzoek en kliniek
  • Focus op uitkomsten, als basis voor het verbeteren
  • De wens om te werken met gestandaardiseerde indicatoren
  • Aantal behandelingen als maat voor kwaliteit
  • Innovatieve aanpak, bijv. voor zenuwsparend opereren
28
Q

Branche/koepelorganisaties

A

Wetenschappelijke verenigingen, NVZ, NFU, SAZ, Federatie Medisch Specialisten (FMS), Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), Actiz.
• Richtlijnen, protocollen, kwaliteitsregistraties, prestatie-indicatoren, nascholing (nadruk ligt steeds meer op ‘nummers, laten zien hoe je iets doet en je hiervoor kunnen verantwoorden
• Betrokken bij beleid via adviesorganen (bv Raad voor de Volksgezondheid & Samenleving), IGJ, ZiN, maar ook aan tafel bij VWS
• Belangenbehartiger (vertegenwoordigen hun achterban en hun belangen) en pressiegroep

29
Q

Kwaliteits ‘platforms

A

• Curatieve zorg; belegd bij Kenniscentrum van de FMS
o Vervangt zorginhoudelijk platforms zoals de WIP
o Huisartsen vallen hier ook onder (hadden eerst de eigen plek waar ze hun richtlijnen maakte)
• Openbare gezondheidszorg, belegd bij RIVM
• Langdurige zorg (ouderenzorg, verstandelijk gehandicapten); belegd bij SKILZ

30
Q

accreditatie organisaties

A
  • HKZ
  • NIAZ
  • JCI
31
Q

lessen uit casus luchtkwaliteit operatiekamer

A
  • Formalisering van richtlijnontwikkeling (van laagdrempelig veldinitiatief naar aanwijzen van centrale partijen – oude spelers komen op tweede rang)
  • Wetenschap levert geen eenduidig beeld, en haalbaarheid speelt ook een rol
  • Zachte normen kunnen hard worden gemaakt door extern gebruik (hier: toetsingskader IGJ)
  • Kwaliteit gaat ook over haalbaarheid: rol van kosten en maatschappelijke verantwoording (maar welke partijen zitten aan tafel?)
32
Q

kwaliteitsinstrumenten zijn politiek

A
  • Ze belichamen en materialiseren waarden van wat goede zorg is
  • Ze geven toegang tot zorg (oa kwaliteitsmedewerkers, patiënten, zorgverzekeraars)
  • Ze geven zeggenschap (wie gaat er over de zorg)?
  • Ze beïnvloeden tijdsinvesteringen en uitgaven (waar richten we ons op?)
  • Geïnstitutionaliseerde machtsverhoudingen beïnvloeden hoe met kwaliteitsinstrumenten kan worden omgegaan
33
Q

De basisset indicatoren

A

• De basisset op initiatief van de IGJ (toen nog IGZ) sinds 2002
o Risicotoezicht: signaleren van ondermaatse zorg
o Transparantie van zorg verbeteren
o Stimuleren van kwaliteitsbevordering

34
Q

‘feasibility first’

A

Het gaat niet om afrekenen, maar om leren
• Pragmatische insteek: geen onderscheid interne indicatoren (‘leren’) en externe indicatoren (‘verantwoorden’)
• Invoeren en gaandeweg verbeteren (geen eindeloze discussie over validiteit)
• Aantal indicatoren is beperkt, totaal aantal (sub)indicatoren mag niet toenemen (‘regeldruk beperken’)
• Als een indicator is uitgewerkt (bijna ieder ziekenhuis aan de norm voldoet) moet de indicator eruit, maar max 25% wisseling per periode

35
Q

Conclusies

A
  • Kwaliteitsinstrumenten zijn politiek!!
  • Kwaliteitsinstrumenten representeren maar sturen ook (anticiperen op performatieve werking)
  • Samenspel van vele actoren, met onverwachte wendingen
  • Niet iedereen heeft evenveel invloed, maar het helpt wel de zorg te beïnvloeden