Week 2 Flashcards

1
Q

patiëntgerichtheid volgens Institute of Medicine

A

Healthcare that establishes a partnership..

  • among practitioners, patients and their families
  • to ensure that decisions respect patients’ wants, needs and preferences
  • that patients have the education and support they need
  • to make a decision and participate in their own care
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Patiëntgerichte zorg

A
  1. verbeteren van patientenrechten
    a. Democratisering
  2. Verbeteren van gezondheid
    a. Therapietrouw
    b. Gezondheidsuitkomsten
  3. Verbeteren van de organisatie van zorg
    a. Patiëntervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Opbouw patiëntgerichte zorg

A
  • opbouw
  • uitdagingen
  • strategieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontwikkeling patiëntgerichte zorg

A
  • -> biomedisch model
  • ziekte = symptomen
  • diagnose van pathologie –> behandeling van ziekte
  • genezen van ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Limitaties van biomedisch model

A
  • ziekte kan bestaan zonder dat iemand zich ziek voelt
  • ziekte kan bestaan zonder biomedische oorzaak (bv. omstreden aandoeningen)
  • ziekte is dus een fysiek, psychologisch en sociaal fenomeen

reactie op het biomedisch model –> patiëntgerichte model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Patiëntgerichte model

A
  1. Biopsychosociaal perspectief
  2. patiënt wordt gezien als persoon
  3. delen van macht en verantwoordelijkheid
  4. investeren in therapeutische relatie
  5. arts als persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. patiënt wordt gezien als persoon
A

biopsychosociaal perspectief is niet genoeg, want het is ook nodig dat de patiënt als persoon wordt gezien. Bij het zien als patiënt als persoon, gaat het voornamelijk heel erg over het verhaal van de persoon en de betekenis van de ziekte voor de patiënt (dit is dus het verschil, met het biopsychosociaal perspectief). Een botbreuk kan bijvoorbeeld heel anders invloed hebben, of ervaren worden door een topsporter, dan bij iemand met een kantoorbaan. Voor de topsporter heeft dit namelijk heel veel invloed op de persoonlijke betekenis van de persoon en zijn of haar toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. biopsychosociaal perspectief
A

gaat ervanuit dat zorgverleners alle moeilijkheden van patiënten begrijpen, en dus niet alleen de biomedische problemen. Dus zowel medisch-biologisch, ervaring en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. delen van macht en verantwoordelijkheid
A

= Arts-patiëntrelatie is gelijkwaardig i.p.v. paternalistisch (arts en patiënt zijn dus 2 volwassenen i.p.v. ouder en kind). Arts- versus patiëntgerichte zorg. (Meer inspraak van de patiënt, maar in hoeverre kan dit? Artsen zijn toch kundiger en weten soms meer, sommige patiënten willen juist meer inspraak van de arts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. investeren in therapeutische relatie
A

= empathie, overeenstemmingen (over het te bewandelende pad) en onvoorwaardelijke steun (ook al zou de keuze misschien niet de eerste zijn van de zorgverlener). Dus de arts moet doelbewust bezig zijn met het bereiken van een goed therapeutische relatie. Inleven en meedenken met de patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. arts als persoon
A

= Subjectiviteit van de dokter, kan meewegen in het advies naar de patiënt. (er zijn hierin bijv. regionale verschillen in bepaalde behandeling voor de ziekte of keuze in behandelingen door voorkeuren en ervaringen). Zelfbewustzijn over emotionele reacties in het leveren van zorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Patiëntgerichtheid versus biomedisch

A

biomedisch model

  • patient rol is passief
  • patient is de ontvanger van zorg
  • arts is dominant
  • zorg is disease-centred
  • arts praat het meest
  • patiënten zullen misschien of misschien niet therapietrouw zijn

patient gericht

  • patient rol is actief
  • patient is een partner in de zorg
  • arts overlegt en werkt samen met patient
  • zorg is quality-of-life centred
  • arts luistert meer en praat minder
  • patient is more likely om therapietrouw te zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

5 dimensies van patiëntgerichtheid (Mead et. al)

A
  1. consultation-level influence
  2. factoren van de arts
  3. factoren van de patient
  4. ‘shapers’
  5. factoren in professionele context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. consultation-level influences
A

communicatie limitaties (wanneer iemand een andere taal spreekt), verstoringen tijde het gesprek, tijdsdruk, grote werkdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. factoren van de arts
A

houdingen, waarden, kennis, persoonlijkheid, gender leeftijd, etniciteit van arts en kennis van de patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. factoren van de patiënt
A

houdingen en verwachtingen, kennis, persoonlijkheid, gender, leeftijd, etniciteit, nature of problems, kennis van dokter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  1. ‘shapers’
A

= bepaalde facetten op macroniveau die de factoren van doctoren en patiënten beïnvloeden (culturele normen en sociale acceptaties, achtergrond, persoonlijke ervaringen, stigma’s)

18
Q
  1. factoren in professionele context
A

= professionele standaarden/normen, performance incentives bijv. bepaalde financiële prikkels

19
Q

Twee dimensies EBM (voordat het er 3 waren)

A
  1. klinische expertise
    2 wetenschappelijk bewijs
    –> best mogelijke behandeling voor patiënt
20
Q

EBM versus patiëntgericht

A

ziekte versus persoon:
bij EBM worden zo homogeen mogelijke gevallen onderzocht. Strenge inclusiecriteria om zo goed mogelijk de effectiviteit van de behandeling voor een groep te onderzoeken. Maar dit is dus niet op de persoon gericht.

populaties versus individuen:
het bewijs is gebaseerd op bevindingen onder populaties. terwijl het wel toegepast wordt op individuen. Deze individuen brengen natuurlijk allerlei factoren met zich mee (meningen of voorkeuren etc.), die van invloed kunnen zijn op welke behandeling voorkeur heeft of niet

21
Q

kritiek op EBM (Sweeny)

A

–> teveel doctor centred

daarom werd er een 3e dimensie in EBM toegevoegd –> personal significance (persoonlijke voorkeuren in de keuze voor een behandeling)

22
Q

EBM meer patiëntgericht

A
  • patientvoorkeuren in rct’s?
  • personalized medicine = je gaat juist gebruik maken van variatie in patiënten, om te kijken in hoeverre behandeling effectief is. Door gebruik te maken van biomakers, of dna variaties kan blijken dat een medicijn voor de ene effectiever is dan voor de ander
23
Q

Wanneer is zorg nu wel of niet patientgericht

A

volgens Bensing –> door de grenzen ervan aan te geven. Op schaal van ‘controle’ en ‘inhoud’. Inhoud; biomedisch vs. biopsychosociaal. Controle: dokter vs. patiënt

24
Q

2 vormen van patiëntgerichte communicatie

A
  1. taakgerichte communicatie (instrumenteel) –> curing doctor;
    • vragen stellen over symptomen en klachten
    • informatie geven over ziekte en behandeling
  2. affectieve communicatie (emotiegericht) –> caring doctor
    • bezorgdheid en medeleven tonen
    • meer betrokkenheid van patiënt in besluitvorming
25
Q

uniforme communicatie

A

–> is uit de tijd (niet dezelfde manier van communicatie naar elk individu)

afstemming communicatie op elke patiëntengroep (de ene heeft meer behoefde aan emotiegerichte communicatie, terwijl de andere meer behoefte heeft aan taakgerichte communicatie

26
Q

Patiëntgerichte communicatie

A

Bevordert emotioneel welzijn van patiënten..

  • empathie en geruststelling
  • bevordert tevredenheid van patiënten
  • bevordert omgaan met emoties
27
Q

Patiëntgerichte strategieën

A
  1. gezondheidsklachten
  2. vaststellen zorgvraag
  3. kiezen zorgverlener
  4. voorbereiding op het consult
28
Q
  1. gezondheidsklachten
A

= bijv. rugpijn; de mate van ernst van de klachten zullen bepalen of je hiermee naar een arts gaat

29
Q
  1. Vaststellen zorgvraag
A

belangrijk = gezondheidsvoorlichting, door bijv. via sociale media laten zien dat bepaalde klachten behandeling nodig hebben (denk aan een depressie campagne waardoor mensen eerder klachten herkennen en naar de arts gaan); ook sites als thuisarts helpen je om te kijken of je met bepaalde klachten naar de dokter moet

30
Q
  1. kiezen zorgverlener
A

= patientgerichtheid speelt hier een belangrijke rol, doordat je als patient vrije keuze hebt in welke zorgverlener je wilt. Op basis van ervaringen van andere kun je dus kijken of je bij de zorgverlener geholpen wilt worden

31
Q
  1. voorbereiding op het consult
A

= voorbereiden door internet te raadplegen en veel vragen kunnen stellen

activatie = van te voren bewust zijn van de vragen die je hebt en deze dus ook echt meenemen naar het gesprek

32
Q

Participatie patiënt, samen beslissing 5 stappen

A
  1. doelenstap; wat zijn de voorkeuren van de patiënt en van welke klachten wil de patiënt genezen worden
  2. keuzestap; arts geeft aan dat er verschillende keuzes zijn voor de behandeling
  3. optiestap; doornemen van verschillende opties (voor- en nadelen)
  4. voorkeurstap; arts helpt met het formuleren van een voorkeur bij de patiënt en zorgen dat deze past bij zijn/haar levensstijl
  5. beslissingsstap; uiteindelijk wordt er een beslissing genomen
33
Q

structuur

A

= gaat het om de organisatorische randvoorwaarden, dus al het beleid en alle procedures die een organisatie kan inrichten, waardoor een patiëntgericht proces kan worden mogelijk gemaakt
vb. artsen moeten beter getraind worden in omgaan met patiënten, minder onderbezetting personeel, kenmerken van het gebouw

34
Q

proces

A

= als er aan de organisatorische randvoorwaarden is voldaan, kan het proces ook patiëntgerichter verlopen. Alle acties en interacties die een rol spelen bij het leveren van zorg (deze kunnen meer en minder patiëntgerichter zijn). –> artsen moeten serieus leiden

35
Q

uitkomst

A

= betreft de gevolgen van structuur en proces voor het welzijn en gezondheid van de patient (als het proces minder patiëntgericht is, zal de uitkomst ook minder zijn) –> patiënttevredenheid, gezondheid en of de klachten ook daadwerkelijk afnemen

36
Q

Rol van evalueren

A

om die strategieën goed te implementeren in de organisatie is evalueren heel belangrijk

  1. organisatie van zorg (in hoeverre is die patientgericht)
  2. onderliggende redenen voor beoordeling (hoe ervaren/beoordelen patiënten de zorg en wat zijn de onderliggende redenen daarvoor)
  3. processen en klinische uitkomsten (hoe patiëntgericht zijn de processen en in hoeverre zijn de uitkomsten passend in verhouding tot wat je vindt passen bij de behandeling)
37
Q

Metingen op organisatorisch niveau

A
  • structuur (bv. manier van inrichting gebouw)
  • proces (in hoeverre is er goede samenwerking tussen verschillende zorgverleners die een patient helpen –> samenwerking ziekenhuis en ggz instelling)
38
Q

Metingen op patiëntniveau

A

Kwalitatief - waarom ervaren patienten zorg op een bepaalde manier
- interviews, focusgroepen, observaties

Kwantitatief - gestandaardiseerde vragenlijst: uitdagingen –> gebrek aan gouden standaard (wnr is zorg wel en niet patientgericht, wat is de ondergrens); opleidingsniveau van patient

39
Q

Patienttevredenheid

A

“Hoe tevreden was u over de zorg?”

  • subjectief
  • geeft inzicht in zorgproces
  • weinig aanknopingspunten voor verbetering
40
Q

Patiëntervaring

A

“Vroeg de arts naar uw medicijngebruik?”

  • objectiever
  • meer gedetailleerdere informatie over zorgproces
  • net promotor score
  • PROMs
41
Q

Net promotor score

A

= patienten kunnen aangeven in hoeverre ze een zorgorganisatie zouden aanbevelen

“Hoe waarschijnlijk is het dat u onze zorgorganisatie zou aanbevelen aan een vriend of collega?”
(ook gebruikt voor marketing doeleinden)

42
Q

PROMs

A

Patient Reported Outcome Measures = gebruikt voor transparantie van de zorg

  • kwaliteit van leven en functioneren (bijv. voor- en na een operatie)
  • transparantie over de kwaliteit van zorg