Week 4 Flashcards

1
Q

Definitie efficiëntie Institute of Medicine

A

= voorkomen van verspilling van mensen, middelen, ideeën en energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie Palmer en Togerson efficientie

A

= in een efficient systeem mensen en middelen zodanig gebruiken, dat je beste waarde krijgt voor het geld dat je investeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschillende soorten verspilling

A
  • wasteful clinical care
  • operational waste
  • governance related waste
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie efficientie Europese commissie

A

= niet alleen kijken naar de relatie, maar dit uitdrukken in een ratio. Dus dat er een ratio is tussen hoeveel je in het systeem stopt en hoeveel je eruit krijgt. Uitkomsten kunnen zijn; het aantal patienten dat je behandelt, maar het kunnen ook zorguitkomsten zijn zoals levensjaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wasteful clinical care

A

= verspilling van zorg (klinische zorg) aan patient

patienten krijgen dus niet de juiste zorg (bv. te veel diagnose, te veel testen, te veel afspraken die niet nodig zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Operational waste

A

= organisatorische verspilling

dit kan worden veroorzaakt door bijv. te dure producten gebruiken, of het hebben van een te grote voorraad aan geneesmiddelen waardoor deze over de datum raken en je ze moet weggooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Governance related waste

A

= hier gaat het over de governance van de gezondheidszorg dus bijv. de administratieve last, zijn er misschien té veel managers. Al het geld wat hier naar toe gaat, gaat ten koste van de zorg aan patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is value

A

afhankelijk van het perspectief, geven we allemaal een andere betekenis aan wat we ‘value’ in de gezondheidszorg vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Value Based healtcare Michael Porter

A
  • VBHC is about realizing the best outcome for the patient at the lowest possible cost
  • the healthcare pathway of a patient must be seen as the starting point in order to determine the added value of the different disciplines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Patient value

A

= health outcomes / costs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

allocative value

A

= kijken naar of de middelen en mensen wel eerlijk verdeeld zijn, zodat er een maximale waarde is voor de hele populatie. Dus niet alleen maar gericht op 1 specifiek zorgpad of ziektebeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

technical value

A

= als we bij een zorgprogramma meer waarde willen krijgen, kijken we naar de verbeteringen in kwaliteit en de veiligheid van die specifieke behandeling. Die willen we zo optimaal mogelijk maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Personalized

A

= de individuele patient moet de beste behandeling krijgen op basis van het bestaande bewijs en op basis van zijn persoonlijke karakteristieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Resultaten onderzoek; meer geld = meer gezondheid?

A
  • eigen betaling leidde tot lagere kosten van de gezondheidszorg (minder arts bezoeken, minder ziekenhuisopname)
  • eigen betalingen reduceerde zowel gebruik van effectieve zorg als van ineffectieve zorg
  • eigen betalingen hadden geen nadelig effect op gezondheid, behalve voor de meest zieke en meest arme patienten

minder geld = in dit geval dus minder zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doelmatigheid

A

= doel bereiken met matige middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Relatie tussen kosten en gezondheidseffecten op 3 niveaus

A
Micro = zorgprogramma of zorgpad
Meso = sector (bijv. ziekenhuis of huisarts)
Macro = gezondheidszorgstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

HTA Health Technology Assessment

A
  • multidisciplinair (medisch, ethisch, juridisch, organisatorisch, economisch)
  • uitgebreide advies mogelijkheden voor gezondheidszorgbeleid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

EE Economische Evaluatie

A
  • ook wel kosteneffectiviteit/doelmatigheidsonderzoek genoemd
  • meestal het belangrijkste deel van een uitgevoerde HTA studie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kosteneffecitiviteitsstudie/EE

A

doel: informeren welk programma het meest wenselijk is om als samenleving te financieren

  • vergelijkende analyse van 2 of meer zorgprogramma’s
  • kijken altijd naar zowel effecten als kosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

kosteneffectiviteit berekenen

A

= (kosten nieuwe interventie - kosten oude interventie) / (effecten nieuwe interventie - effecten oude interventie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Verschil in kosten ingrediënten voor berekening

A
  • medische kosten: kosten binnen gezondheidszorg
  • kosten voor patiënt: bijv. reiskosten
  • mantelzorg: deze persoon kan niet werken omdat hij/zij zorg moet leveren voor familielid
  • productiviteit: is iemand in staat door een bepaalde behandeling, weer eerder werkzaam te zijn/heeft iemand daardoor minder ziekteverzuim

kosten patient, mantelzorg, productiviteit = maatschappelijk kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verschil in effectiviteit ingrediënten voor berekening

A
  • kwaliteit van leven
  • aantal levensjaren

samen is dit QALY

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

QALY

A

= gezondheid uitgedrukt in voor kwaliteit van leven gecorrigeerde levensjaar (Quality Adjusted Life Year)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gezondheidseffecten uitgedrukt in natuurlijke eenheden

A
  1. intermediaire uitkomstmaten - cholesterol, bloeddruk, voorkomen ziekenhuisopname
  2. Langer leven (finale uitkomstmaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Berekenen QALY

A

QALY = Y * V(Q)

Y = aantal levensjaren
De waardering (V) voor kwaliteit van leven in een bepaalde gezondheidstoestand (Q)

V(Q) = [0…1]

  1. 0 = volledig gezond
  2. 0 = dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Verschillende type economische evaluaties

A
  • Kosten minimalisatie analyse (KMA)
  • Kosten baten analyse (KBA)
  • Kosten effectiviteits-analyse (KEA)
  • Kosten utiliteits-analyse (KUA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

KMA

A

= gezondheidseffecten zijn gelijk, analyse naar kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

KBA

A

= gezondheidseffecten uitgedrukt in geld (in NL niet gebruikt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

KEA

A

= gezondheidseffecten uitgedrukt in natuurlijke eenheden (klinische en intermediaire uitkomstmaten)

30
Q

KUA

A

= gezondheidseffecten uitgedrukt in finale uitkomstmaat (QALY)

31
Q

Appraisal QALY leage table en drempelwaarden ZiN

A

= als de ziekte ernstiger is zijn we bereid meer te betalen voor de behandeling/geneesmiddel

ziektelast van…
0,1 tm 0,4 tot 20.000 per QALY
0,41 tm 0,7 50.000 per QALY
0,71 tm 1,0 80.000 per QALY

32
Q

Budget Impact

A

= kosten * volume (kunnen we het als samenleving veroorloven om dit te betalen)

33
Q

Incrementele verschillen

A

= vergelijkende analyse van 2 of meer zorgprogramma’s in termen van effecten en kosten

34
Q

Waarom is meten van kwaliteit van zorg belangrijk

A
  • Wkkgz
  • verbeteren van zorg
  • feedback - artsen kunnen hun eigen prestatie niet goed inschatten
  • meten is weten - als je het meet en deelt met externe bedrijven, motiveert dit om te verbeteren
35
Q

Wat heb je nodig om te meten

A
  1. Valide en betrouwbare indicatoren bv. patiënttevredenheid, medicatiefouten
  2. feedback van indicatorscores
  3. concrete doelen voor verbetering (op basis van de feedback kunnen we concrete doelen opstellen bijv. we willen een patiënttevredenheidsscore van 4,5/5)
36
Q

Kwaliteit van zorg komt tot stand door handelen van 3 niveaus

A
  1. zorgverleners
  2. Organisatie
  3. Patiënt
37
Q
  1. Zorgverleners
A

zorg is van technische aard - operatievaardigheden, klinisch redenen van diagnose, kennis en besluitvorming. Op basis hiervan kan je een patiënt de beste zorg bieden

zorg is van interpersoonlijke aard - informatie die zorgverleners geven over de behandeling, mate van communicatie met patient

38
Q
  1. Organisatie
A

= in welke mate de organisatie de zorgverleners faciliteert in professioneel handelen

39
Q
  1. Patiënt
A

= zorgverlener kan nog zulke goede zorg leveren en de organisatie nog zulke goede apparatuur hebben, maar als de patient de medicatie niet slikt zal uiteindelijk de gezondheid niet genoeg verbeteren

40
Q

indicatoren

A

= meetbare elementen van het handeling in de praktijk, waarvoor bewijs of waarover consensus bestaat dat ze gebruikt kunnen worden om de kwaliteit van zorg en veranderingen daarin te evalueren

41
Q

structuurindicatoren

A

‘hoe voorziet de organisatie de kwaliteit van zorg’

  • aantal zorgverleners
  • aanwezigheid protocollen
  • aanwezigheid faciliteiten
42
Q

Procesindicatoren

A

‘wat doen de zorgverleners? en patienten?’

  • indicatiestelling
  • verwijsbeleid
  • vaccinatiegraad
  • voorschrijfbeleid
43
Q

uitkomstindicatoren

A

‘wat zijn gevolgen voor patienten?’

  • ziekenhuisheropnames
  • postoperatieve wondinfecties
  • % mortaliteit
  • patiëntenervaring
44
Q

Ratio indicatoren

A

= je telt het aantal patiënten waarbij er een bepaalde uitkomst geldt en die afzet tegen de patienten in totaal

teller: vb. aantal patienten met wondinfectie na de 5e dag
noemer: vb totaal aantal geopereerde patienten in een bepaalde tijdperiode, met een verblijf langer of gelijk aan 5 dagen

45
Q

getal indicator

A

= wordt niet rekening gehouden met de totale groep, maar wordt er gewoon gekeken hoe vaak een bepaalde indicator voorkomt en of deze iets zegt over de kwaliteit van zorg

  • aantal patiënten dat overlijdt gedurende operaties
  • aantal-links rechts verwisselingen
46
Q

Uitkomst indicatoren voordelen

A
  • relevant voor welzijn van patient

- geschikt voor externe verantwoording (laten zien hoe weinig complicaties ze hebben en hoe tevreden de patiënten zijn)

47
Q

Uitkomst indicatoren nadelen

A
  • niet te herleiden tot individueel beeld
  • frequentie
  • confounders (bijv. cop patient blijft roken)
48
Q

Procesindicatoren voor- en nadelen

A
  • minder gevoelig voor confounders (doordat je de zorghandeling zelf meet en niet de uitkomst)
  • concrete informatie voor verbeterprogramma’s (bijv. bij medicatiefouten kan er specifiek worden gekeken naar wat voor soort medicatiefouten worden gemaakt en hoe deze voorkomen kunnen worden)

nadeel
- relatie met uitkomst is beperkt

49
Q

face validiteit

A

= op eerste opzicht lijkt het alsof de indicator de kwaliteit van zorg op de juiste wijze meet

50
Q

inhoudsvaliditeit

A

= er is hier ook echt wetenschappelijk bewijs dat een indicator leidt tot minder voorkomen van …(bijv. decubitus) van zorg

51
Q

Constructvaliditeit

A

= of het daadwerkelijk dat aspect van kwaliteit van zorg meet, dat het beoogd te meten

52
Q

Predicitieve validiteit

A

= of een bepaalde indicator ook voorspellend is voor het toekomstig handelen van zorgverleners

53
Q

Test hertest betrouwbaarheid

A

= als je op 1 punt de kwaliteit van zorg inzichtelijk maakt, dat dat op een later punt ongeveer dezelfde score uitkomt (mits je niet hele grote veranderingen hebt gemaakt) –> betrouwbaarheid

54
Q

Inter Rater betrouwbaarheid

A

= als verschillende onderzoekers kijken naar de kwaliteit van zorg, dat daar dan ongeveer dezelfde scores uitkomen –> betrouwbaarheid

55
Q

Gevoelighied voor verandering

A

= je wilt dat de indicator kan weten wanneer de kwaliteit van zorg verbeterd

56
Q

Vergelijkbaar

A

= er moet worden gezorgd dat de indicator tussen verschillende zorginstellingen het verschil in kwaliteit van zorg in kaart kan brengen (bijv. bij ziekenhuizen waar top specialistische zorgverleners zijn, daar zullen de uitkomsten vaak minder goed zijn omdat de patienten zieker zijn)

57
Q

Stratificatie

A

= alleen ziekenhuizen vergelijk met hetzelfde zorgaanbod

58
Q

case-mix

A

= correctie populaties meenemen die ongeveer hetzelfde zijn als je de ziekenhuizen vergelijkt (ernst van ziekte bijv.)

59
Q

Risk-adjustment

A

= waarbij je een correctie factor van de risico’s van bepaalde patienten op het al dan niet krijgen van een bepaalde complicaties toepast. Dus dat de uitkomsten worden gewogen voor de ernst van de ziekte of de ernst van de klachten

60
Q

Stappenplan indicator

A

1 - selecteren van indicatoren op basis van lit.
2 - gegevens verzamelen over de indicatoren
3 - berekenen indicator scores (stap 2 resulteert in een percentage of score)
4 - definiëren benchmark - referentiepunt, op basis hiervan kun je vergelijken of jouw organisatie het goed of minder goed doet. Je kan dit bijv. doen op basis van de 5 beste van NL. Je kunt zeggen ‘wij willen streven naar 90% (relatief), of wij willen minimaal een score van 75% (absoluut)

61
Q

Limitaties van indicatoren conceptueel - bereiken de indicatoren wat ze daadwerkelijk beogen te bereiken

A
  • gericht op verificatie ( je wilt laten zien dat je voldoet als organisatie, het kan hierdoor een soort checklist worden en andere dingen kunnen uit het oog worden verloren)
  • geen volledig inzicht in zorgproces en verbetermogelijkheden (je weet DAT er iets neit goed gaat, maar niet WAAROM)
62
Q

Limitaties van indicatoren technisch

A
  • selectie van indicatoren - op de ene set scoor je beter dan de andere
  • beschikbaarheid van data
  • validiteit van data - het kan zijn dat bepaalde factoren de validiteit beinvloeden
63
Q

Perverse prikkels

A

= als mensen weten dat ze ergens op afgerekend kunnen worden, kan het zijn dat calamiteit niet worden gemeld, of dat patienten zwijggeld wordt betaald om bepaalde calamiteiten te verzwijgen

64
Q

Onbedoelde gevolgen

A
  • tunnelvisie - met name verbeteren wat gemeten moet worden en de rest uit het oog verliezen
  • manipulatie (gaming) - creatief registreren van data. alleen ‘goede’ data registreren
  • meetfixatie - het doel van verbetering van zorg uit het oog verliezen en alleen maar bezig zijn met hetgeen gemeten wordt
65
Q

SMART

A
Specifiek
Meetbaar
Acceptabel
Realistisch
Tijdsgebonden
66
Q

Kwalitatieve methoden

A
  1. identificeren en begrijpen van lacunes in zorg - begrijpen waarom patienten zorg goed of slecht vinden
  2. exploreren obstakels voor verbetering van zorg - achterliggende redenen van gedrag kunnen worden achterhaald om zo de zorg te verbeteren
  3. aanvulling op kwantitatief onderzoek - zo heb je dit onderzoek nodig om meetinstrumenten te ontwikkelen
67
Q

Shadowing

A

= onderzoeker volgt patient tijdens geheel zorgtraject (zo kunnen knelpunten in kaart worden gebracht)

68
Q

discourse analyse

A

= systematisch analyseren van taal (allerlei documenten; beleidsdocumenten, om te kijken hoe er over een fenomeen als kwaliteit van zorg wordt gedacht)

69
Q

Meten is weten conclusie?

A

Ja want:

  • manier om kwaliteit inzichtelijk te maken
  • evidence based ipv onderbuik management
  • erkenning kwaliteitsverschillen
  • praktijkvariatie aanleiding voor kritische blik
70
Q

Meten is weten ja maar…

A
  • verschil interne (binnen de organisatie) en externe (naar publiek) indicatoren
  • kwetbaar voor perverse prikkels
  • rol van confounders
  • combinatie kwanti en kwalitatieve methoden