Sociaal medische wetenschappen Flashcards
Biomedisch model (verouderd)
ziekte:
- storing van een normaal functionerend organisme
- verstoord biologisch/lichamelijke processen als oorzaak
gezondheid:
- de afwezigheid van ziekte
focus in biomedisch model
- patiënt heeft een passieve rol
- behandeling van het lichaam door arts
- preventie door wegnemen van oorzaken
- geen ruimte voor wat de patiënt voelt, ervaart etc.
biopsychosociaal model
ziekte en gezondheid:
continuüm
focus in biopsychosociaal model
samenspel van biologische (leeftijd, geslacht genen), psychologische (emoties, percepties, ervaringen, verwachtingen) en sociale (achtergrond, stigma, sociale normen, economische status) factoren bij ontstaan en beloop van ziekte en gezondheid
verschillende aangrijpingspunten voor ziektepreventie en gezondheidsbevordering
disease
medisch-professioneel perspectief, objectieve afwijking
illness
ik-perspectief, subjectieve ziekte-ervaring, lijden, ziek voelen
sickness
sociaal/maatschappelijke perspectief en ziekterol, rechten, sociale normen, stigmatisering
3 theorieën over wat ziekte is
- naturalistisch
- normavistisch
- sociaal-constructivistisch
naturalistisch
ziekte en gezondheid moeten worden gemeten aan de statistisch en biologisch gezien normale functioneren van het organisme (disease)
normativistisch
gezondheid is iemands vermogen om onder normale omstandigheden voor hem of haar essentiële doelen te bereiken die een minimaal niveau van welbevinden of geluk bewerkstelligen (illness)
sociaal-constructivistisch
wat een ziekte is wordt bepaald door de maatschappij en wat die maatschappij als goed of slecht of normaal ziet (sickness)
stress-coping model stap 1
gebeurtenis (potentiële) stressoren –> situaties, gebeurtenissen of prikkels die belastend zijn en een aanpassing vergen
life events (levensgebeurtenissen)
hevige veranderingen/gebeurtenissen in het leven (overlijden partner, scheiding, gevangenisstraf)
daily hassles (dagelijkse moeilijkheden)
zorgen over gewicht, kwijtraken sleutel, gezondheid familielid
chronische stressoren vallen hier ook onder (stressoren die altijd aanwezig zijn)
primaire vs secundaire stressoren
primaire: de oorspronkelijke verandering/ gebeurtenis
secundaire : stressoren die ontstaan door de primaire stressor –> neveneffect
kenmerken stressoren
- hoge intensiteit,
- lange duur,
- lage beheersbaarheid (weinig invloed op de situatie)
- lage voorspelbaarheid (weinig kennis hoe iets verloopt)
- hoge ambiguïteit (wat voor situatie is het en wat is de uitkomst)
Wat heeft een grotere impact op je gezondheid? (levensgebeurtenissen of dagelijkse moeilijkheden)
aantal dagelijkse moeilijkheden hebben een grotere impact op de gezondheid dan het aantal levensgebeurtenissen
Stap 2: inschatting (appraisals)
2 verschillende inschatten (verlopen tegelijkertijd)
- primaire inschatting
- secundaire inschatting
als allebei de inschattingen negatief zijn –> ontstaat er stress
primaire en secundaire inschattingen
primaire:
- beoordeling van de situatie in relatie tot eigen welzijn
- kan neutraal, positief en negatief zijn (schade vs. dreiging vs. uitdaging)
secundaire:
- beoordeling van de eigen mogelijkheden om met de situatie om te gaan
- positief vs negatief
stress betekenis
subjectief ervaren onevenwicht tussen interne en/of externe gebeurtenissen/prikkels en de mogelijkheden ermee om te gaan
als er sprake is van stress dan is er sprake van coping
stressreacties
- fysiologische (hoge hartsslag, bloeddruk, stresshormen)
- cognitief (geheugenproblemen, piekeren, onvermogen om te concentreren, slecht beslissen)
- emotioneel (huilen, prikkelbaar, gespannen, gestresst)
- gedragsmatig (druk, slecht kunnen slapen, meer fouten maken, rusteloos)
coping betekenis
- alle mentale en gedragsmatige acties die zijn gericht op het omgaan met stressvol ervaren interne en/of externe prikkels/gebeurtenissen
- pogingen om het evenwicht te herstellen is relevant, niet of het daadwerkelijk lukt
- geen automatische (fysieke) reacties, maar vergt inspanning
coping: dimensies
- wat: hanteren van het probleem (probleem gerichte coping) vs. reguleren van de negatieve emoties (emotiegerichte coping) –> probleem aanpakken
- hoe: zich richten op het probleem/emoties (toenaderende coping) vs zich niet richten op het probleem/de emoties (vermijdende coping) –> probleem/emoties vermijden
coping: categorieën
1- toenaderende, probleemgerichte coping
2- toenaderende, emotiegerichte coping
3- vermijdende, probleemgerichte coping
4- vermijdende, emotiegerichte coping
Welke coping strategie is het meest effectief?
- toenaderend probleemgericht = vooral effectief in controleerbare situaties
- toenaderend emotiegericht = deels effectief in controleerbare situaties (bijv. troost zoeken, acceptatie etc., maar deels in geen situatie effectief (bijv. piekeren, zelfverwijt, focus op emoties)
- vermijdend probleem/emotiegericht = op lange termijn in geen een situatie effectief
hulpbronnen coping strategieën
= hebben invloed op de primaire en/of secundaire inschatting en/of op de keuze van coping strategieën
- psychologische bronnen (persoonlijkheidseigenschappen en competenties)
- praktische bronnen (goede financiële situatie, goede gezondheid en materiële resources)
- sociale bronnen (sociale integratie en sociale steun)
sociale steun betekenis
= hulp die iemand geeft aan een ander die voor een probleem of uitdaging staat met het doel het probleem op te lossen of ten minste de ervaren stress en/of negatieve emoties te verlichten
soorten sociale steun
- emotionele steun (troost, praten etc.)
- praktische steun ( handelingen die iemand doet voor iemand anders –> helpen met verhuizen, fiets lenen etc.)
- informationele steun (advies geven, laten zien hoe iets werkt, hoe je bepaalde info kan krijgen)
- waarderende steun (bevestiging halen uit contact met anderen –> zeggen dat je goed bezig bent, aanmoedigen etc.)
waargenomen steun vs daadwerkelijke steun
waargenomen steun = er is steun als ik het nodig heb (positief effect op gezondheid) heeft een hoofdeffect
daadwerkelijke steun = steun die daadwerkelijk geleverd wordt (kan worden bekeken door persoon die steun geeft en door persoon die steun krijgt) –> steun kan dus zichtbaar en onzichtbaar zijn. Positief effect als er stress is (buffereffect)
effecten sociale steun
- beter emotioneel welzijn
- betere kwaliteit van leven
- betere therapietrouw
- eerder ontslag uit het ziekenhuis
- verlaagde kans op mortaliteit
eenzaamheid betekenis
het ervaren verschil tussen gewenste en aanwezige contacten mbt kwaliteit en/of kwantiteit
determinanten sociale steun
- kenmerken van de stressor/ziekte (intensiteit/ernst, ambiguïteit, duur, oorzaak)
- kenmerken van ontvanger en gever (persoonlijkheid, coping gedrag, resources, eigen ervaringen)
- kenmerken van de relatie (familiaire banden, intimiteit, wederkerigheid)
common sense model
–> bij confrontatie met een gezondheidsprobleem vormen mensen eigen ideeën en emoties over de klachten/ziekte = ziekteperceptie
–> ziektepercepties geven richting aan de manier waarop iemand omgaan met de klachten/ziekte = ziektegedrag
–> resultaten van ziektegedrag worden geëvalueerd aan de hand van gezondheidsuitkomsten
ziekteperceptie dimensies
- identify/symptoms (wat is het, wat hoort erbij?)
- timeline (hoe lang zal het duren?)
- consequences (wat zijn de gevolgen?)
- cure/control (kan ik er iets aan doen?)
- emoties (angst, zorgen, boosheid, verdiet)
- coherence (hoe goed is het begrip van de ziekte?)
ziektepercepties en coping
wanneer je je voornamelijk bezighoudt met ‘controle’ en ‘begrip’ heeft dit een positieve invloed op:
- actief probleem gericht gedrag
- positieve herwaardering
- en zal je niet vermijdend copen/ ontkennen
wanneer je voornamelijk bezig bent met de emoties, identiteit, tijdpad en gevolgen van de aandoening heeft dit voornamelijk een negatief effect.
- je zult meer vermijden en ontkennen
- je zult veel meer je emoties uiten
- er zal hierdoor ook weinig positieve herwaardering uit komen
ziektegedrag (illness behaviour)
any activity, undertaking by a person who feels ill to define the state of its health and to discover a suitable remedy
- -> gedrag van mensen naar aanleiding van ziekte = omgaan met ziekte
- -> monitoren vh lichaam, definiëren en interpreteren van symptomen
- -> concreet gedrag ter genezing (cure) of ter beheersing (care) van de ziekte
vormen van ziektegedrag
- zelfzorg (rustig aan doen, huismiddel, zelf medicatie, afwachten/doorgaan, eerder voorgeschreven medicatie)
- hulp inroepen van sociaal netwerk (praktische hulp –> aankleden, wassen; emotionele steun –> vragen om advies en informatie)
- beroep doen op professionals (huisarts/specialist, fysio etc.) = zorggebruik
therapietrouw betekenis
de mate waarin het gedrag van de patiënt overeenkomt met de afspraken tussen de patiënt en de behandelaar
zelfmanagement betekenis
het zodanig omgaan met de chronische aandoening (symptomen behandelen, lichamelijke en sociale consequenties en bijbehorende aanpassingen in leefstijl) dat de aandoening optimaal wordt ingepast in het leven
- verantwoordelijkheid en keuzes liggen bij de patiënt - compromis vinden tussen eisen van de ziekte en van het leven
- goed zelfmanagement leidt tot een positiever verloop van de ziekte en een hogere kwaliteit van leven
componenten en zelfmanagement voorbeelden
- Informatie vergaren over de aandoening en behandeling
- Managen (monitoren en beheersen) van symptomen
- Medicatie en leefstijl aanpassen op (beloop van) klachten
- Inadequate ziekte- en behandelpercepties opsporen, uitdagen en veranderen
- Omgaan met de psychologische gevolgen (emoties, eigenwaarde)
- Sociale steun gebruiken in alle levensgebieden
- Effectief/assertief communiceren met naasten en hulpverleners
overlap vd concepten
coping: omgaan met stressoren in het algemeen, waaronder ziekte
zelfmanagement: omgaan met een chronische ziekte, activiteiten om therapeutisch regime
therapietrouw: omgaan met medisch advies, kan onderdeel zijn van zelfmanagement
redenen voor therapieontrouw
niet-intentionele factoren:
- vergeetachtigheid
- kosten behandeling
- beperkt vermogen behandeling te begrijpen
- slechtziendheid
- analfabetisme
intentionele factoren:
- behandeling wordt niet als noodzakelijk ervaren
- negatieve attitude tav een voorgeschreven behandeling
- zorgen over de behandeling (bijwerkingen, verslaving etc.)
- geneesmiddelgebruik wordt als stigmatiserend ervaren (psychotherapie)
functie behavioural model of health service use
- verklaring van verschillen in zorggebruik (welke factoren zijn van invloed op zorggebruik = determinanten)
- evaluatie van toegankelijkheid van zorg
2 verschillende determinanten behavioural model
contextuele en individuele characteristics
3 verschillende groepen van factoren op maatschappelijk en individueel niveau die invloed hebben op het gebruik van zorg
- predisposing
- enabling
- need
predisposing
= condities die mensen predisponeren (ontvankelijk maken) om wel of niet zorg te gebruiken maar er niet direct verantwoordelijk voor zijn (geneigdheid om zorg te gebruiken)
- demografisch (man/vrouw, oud/jong)
- sociaal (werken, sociale verhoudingen, opleidingsniveau)
- beliefs (waarde van gezondheid, ideeën over gezondheid, hoe duur)
- genetics
verschil maatschappelijk vs individueel niveau
enabling
= condities die het gebruik van zorg bevorderen of belemmeren
- health policy
- financing
- organization
- social support
verschil maatschappelijk vs individueel niveau
need
= inschatting van leken of professionals in hoeverre (medische) zorg vereist/noodzakelijk is
- environmental (omgevingsfactoren, drink water, gezondheid lucht) = M
- population health indices (hoeveel mensen hebben een chronische klacht) = M
- perceived (iemand die zelf inschat; ik heb hulp nodig) = I
- evaluated (een professional die zegt dat je hulp nodig hebt) = I
verschil maatschappelijk vs individueel niveau
medische sociologie
= wetenschappelijke studie van sociale en culturele aspecten van ziekte, gezondheid en gezondheidszorg –> beschouwt de gezondheidszorg als een sociaal systeem
vallen disease en illness altijd samen?
nee
- -> wie een ziekte heeft, voelt zich niet altijd ziek
- -> wie zich ziek voelt heeft niet altijd een ziekte
biomedisch denken (disease)
- geïnstitutionaliseerd en oppermachtig, beïnvloedt denken en doen van professionals én leken
- beschouwt bestaan van ziekte onafhankelijk van de patiënt (reductionisme)
- gezondheid = afwezigheid van ziekte
oerprincipes vh biomedisch denken
- doctrine van de specifieke etiologie (er moet altijd een oorzaak zijn in het lichaam)
- ziekte bestaat niet zonder pathologisch-anatomisch substraat (ziekte moet zichtbaar gemaakt kunnen worden in de autonomie)
- universalisme (als de ziekte zich voordoet, dan heeft hij wel dezelfde kenmerken)
- wetenschappelijke neutraliteit, objectiviteit ( je probeert kennis te verzamelen en daarmee waardes om ziekte te kunnen definiëren bijv. temp meten)
Biopsychosociaal model
- ziet menselijk lichaam als onderdeel van sociaal systeem
- benadrukt relaties tussen mens en omgeving, tussen lichaam en geest
- ‘heelheid’ (holisme); alles omvattend
- gezondheid omvat meer dan afwezigheid van lichamelijk lijden; algeheel welzijn –> regievoering
verschillende visies op gezondheid door de tijd heen
begon; afwezigheid van ziekte of gebrek
na WWII; een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn (WHO)
Heden; gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven
deviant gedrag
ziekte wordt gezien als een sociale afwijking –> deviant gedrag (gedrag dat afwijkt van de norm)
- in verschillende periodes wordt relatie tussen menselijke actie en sociale structuur anders geduid: ook sociologische theorie is product van tijd en plaats
theoretische perspectieven op ziekte en zorg
- functionalisme (Talcott Parsons, jaren 50-60)
- symbolisch interactionisme (Freidson jaren 60-70)
- Marxistisch perspectief (jaren 70)
- Sociaal constructivisme (jaren 80-90)
functionalisme (Parsons)
- -> sociaal evenwicht wordt in stand gehouden door rollen en normen
- -> nieuwkomers en mensen die hiervan afwijken (oa ziekte) verstoren het evenwicht
- -> 2 mechanismen: socialisatie en sociale controle
- -> de geneeskunde als regulerend mechanisme (: ziekte als onvermogen om normale rollen in samenleving te vervullen, ziekte als gelegitimeerde terugtrekking uit (sociale) verplichtingen
Zieke- rol volgens Parson
rechten van de ziekte:
- vrijstelling normale rolverplichting
- geen eigen verantwoordelijkheid voor de ziekte: zieke heeft recht op verzorging
plichten van de zieke:
- wens om (snel) beter te worden
- zieke moet hulp zoeken en advies opvolgen
Relatie zieke-rol met artsenrol
Rechten van de zieke-rol zijn afhankelijk van de plichten: samen willen werken met deskundige om beter te worden
–> voorwaardelijke legitimatie
artsenrol is spiegelbeeld van zieke-rol
- -> arts moet patiënt helpen
- -> arts als autoriteit (‘ouder’)
functie van zieke-rol
= sociale controle
–> isolerende functie (zieke-rol) : deviantie wordt gekanaliseerd (hoe reguleren we het afwijken van de norm)
–> reïntergratieve functie (artsenrol)
door zieke-rol wordt het mogelijk rollen weer te vervullen
resultaat –> het door ziekte verstoorde evenwicht wordt weer in balans gebracht
kritiek op ideaaltype zieke-rol
- geen aandacht voor variatie (chronische ziekte, terminale kanker)
- eenzijdige visie op geneeskunde (uitgaande van consensus en harmonie
- wordt geen rekening gehouden met duur, ernst en de legitimiteit van de ziekte
Symbolisch interactionisme (rol op symbolen en betekenissen
- reactie op functionalisme
- nadruk op sociale interactie en betekenisverlening
- de sociale werkelijkheid krijgt vorm middel, betekenissen die ontstaat in interactie
- -> wij interpreteren de wereld om ons heen door te interacteren
ziekte als professionele constructie (Freidson)
- onderscheid tussen lekendefinities en professionele definities
- professionele definities leggen meer gewicht op de schaal
- de arts heeft de acht om zieke te creëren; de arts is morele ondernemen volgens Freidson
Ziekte volgens Freidson
= ziekte is afwijkend gedrag, maar dit is een relatief begrip: het is niet een eigenschap van mensen, maar het resultaat van wisselwerking/onderhandeling
–> maatschappelijke reactie op ziekte speelt een belangrijke rol (labelen en stigma)
ziekte als onderhandeling (Freidson)
- botsing tussen leken- en professionele definitie: arts-patiënt relatie is een onderhandeling tussen 2 werelden
- strategische interactie: zowel arts als patiënt proberen doelen te bereiken, patiënt is actieve partner
zieke-rol is volgens Freidson afhankelijk van
verantwoordelijkheid, ernst en legitimiteit van de ziekte