Week 3 Flashcards

1
Q

Variabiliteit van de vraag

A

Er is zowel variatie in de vraag (ene dag en tijdstip meer vraag dan andere), als in het aanbod (ziekteverzuim, personeelstekort). –> deze moeten dus flexibel zijn voor verandering

buffers inbouwen:

  1. (over) capaciteit (zorgverleners staan te ‘wachten’ op patiënten
  2. wachttijd (patienten wachten op zorgverleners)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wachtmomenten

A
  1. toegangstijd
  2. wachttijd
  3. in proces waiting time
  4. processing time
  5. noodzakelijke wachttijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

toegangstijd

A

= tijd tot eerste consult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wachttijd

A

= tijd tot bijv. behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in proces waiting time

A

= bijv. wachttijd in de wachtkamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

processing time

A

= bewerkingstijd van een stap/diagnostiek/behandeling (als de tijd in de wachtkamer hoog is, dan probeert de arts vaak de bewerkingstijd te verkorten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bewerkingstijdbuffer/kwaliteitsbuffer

A

= als de vraag hoog is en de tijd in de wachtkamer hoog, dan probeert de arts vaak de bewerkingstijd te verkorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

noodzakelijke wachttijd

A

= nacontroles of wachttijd die niet als wachttijd wordt gezien (het ‘wachten’ op een verpleegafdeling tot de fysio komt voor revalidatie etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tijdige zorg

A

= wanneer de zorg medisch inhoudelijk op tijd is, uitstel geen probleem oplevert (maar zelfs dan speelt het niet alleen dat het heel service gericht is om patiënten niet weken/maanden te laten wachten op een consult of behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Definities wachttijd NZa - polikliniek

A

= het aantal dagen tussen het moment dat een patiënt een afspraak maakt voor de polikliniek tot het moment dat de patiënt terecht kan. Hierbij wordt gekozen voor de derde mogelijkheid in het afsprakenregister op het moment dat de patiënt een afspraak maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definities wachttijd NZa- diagnostiek

A

= het aantal dagen tussen het moment dat de patient van buiten de instelling een afspraak maakt voor gebruik van een diagnostische techniek tot het moment van toepassing van de diagnostiek. Hierbij wordt gekozen voor de derde mogelijkheid in het afsprakenregister in de actuele situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling

A

= de wachttijd voor 1 DBC-zorgproduct is de tijd (in dagen) tussen het ordermoment en het uitvoeren van de behandeling binnen dat sub-traject, getypeerd door de kenmerkende zorgactiviteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ordermoment

A

= datum waarop patient en arts besluiten dan een behandeling noodzakelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Treeknormen

A

= advies geen bindende norm –> wordt gezien als heilige graag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Prospectieve wachttijden (actuele situatie)

A

= de derde beschikbare mogelijkheid in de agenda voor het maken van een afspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Retrospectieve wachttijden

A

= de gemiddelde effectieve wachttijd van de laatste 3 maanden
wachttijd = uitvoeringsdatum - verwijzingsdatum

17
Q

Gebruik van wachttijdinformatie intern vs extern

A

Intern:

  • operations management
  • ontwikkeling
  • verbeteren

Extern:

  • informatie voor patiënten en verwijzers
  • marktwerking
  • benchmarking
18
Q

Problemen bij het meten en interpreteren van wachttijd

A

Patiënt: kan in het belang zijn van de patiënt om de behandeling nog wat uit te stellen

Behandeling: langere wachttijd kan ook ontstaan doordat iemand die heel goed is in een bepaalde behandeling, waardoor er langere wachttijd ontstaan

Strategie: kan een strategie zijn, waardoor productieplafonds worden verhoogd om zo extra budget te krijgen

19
Q

Manchester Triage Systeem

A

= dit systeem bepaalt de mate van spoed. Wachttijden worden dus beoordeeld bij spoedzorg op basis van mate van ernst

20
Q

Toegankelijkheid van zorg

A

= toegankelijke zorg betekent dat personen, die zorg nodig hebben, op tijd en zonder belemmering toegang hebben tot zorgverlening

Geografische toegankelijkheid
Temporele toegankelijkheid (tijdigheid –> wachttijden)
Financiële toegankelijkheid
Sociale toegankelijkheid

21
Q

Sociale toegankelijkheid

A

= ‘hulp naar behoefte’ –> mate waarin het aanbod tegemoet kan komen aan de behoefte en aan de vraag van mensen die zorg nodig hebben

22
Q

Gezondheidsvaardigheden - Health literacy WHO

A

= the cognitive and skills which determine the motivation and the ability of individuals to gain acces to, understand and use information in ways to promote and maintain good health

23
Q

Verschillende gezondheidsvaardigheden

A
  • functionele gezondheidsvaardigheden
  • interactieve/communicatieve gezondheidsvaardigheden
  • kritische gezondheidsvaardigheden
24
Q

functionele gezondheidsvaardigheden

A

= basis vaardigheden (lezen en schrijven, om effectief in het dagelijks leven te kunnen functioneren)

25
Q

interactieve communicatieve gezondheidsvaardigheden

A

= meer gevorderde cognitieve vaardigheden die samen met sociale vaardigheden kunnen worden gebruikt, om actief deel te nemen aan dagelijkse activiteiten

26
Q

kritische gezondheidsvaardigheden

A

vaardigheden die met sociale vaardigheden kunnen worden toegepast om informatie kritisch te analyseren en om deze te gebruiken om controle uit te oefenen op het eigen leven (op gebied van zorg en gezondheid)

27
Q

Mensen met lage gezondheidsvaardigheden

A
  • hebben meer moeite hun weg te vinden binnen de zorg
  • zijn minder goed in staat om zelf thuis om te gaan met ziekte en gezondheid
  • vinden het moeilijker om in een consult een actieve gesprekspartner te zijn
  • maken meer gebruik van (basis)zorg
  • hebben over het algemeen slechtere gezondheidsuitkomsten
28
Q

4 niveaus van patiënten activatie

A

–> hangt samen met motivatie, zelfvertrouwen en eigen effectiviteit

niveau 1: beginnen met het nemen van een rol
niveau 2: opbouwen van kennis en zelfvertrouwen
niveau 3: actie ondernemen
niveau 4: gedrag volhouden