AVV blok 1 Flashcards

1
Q

wetenschappelijk onderzoek

A

het ontwikkelen en/of toetsen van inzichten op grond van systematische, empirische waarnemingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken van wetenschappelijk onderzoek

A
  • kennisvermeerdering
  • empirisch
  • systematische benadering
  • cumulatief (voortbouwen op eerdere kennis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

praktijkgericht niet -wetenschappelijk onderzoek

A

doel: ondersteuning van besluitvorming
spelregels en normen: praktijknormen
reikwijdte van uitkomsten: eigen praktijksituatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek

A

doel: kennis voor besluitvorming
spelregels en normen: praktijk- en wetenschappelijke normen
reikwijdte van uitkomsten: eigen praktijksituatie en eventueel generalisatie naar andere probleemsituaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fundamenteel wetenschappelijk onderzoek

A

doel: kennisvermeerdering ten behoeve van theoretische inzichten
spelregels en normen: wetenschappelijke normen
reikwijdte van uitkomsten: generaliserend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken van wetenschappelijk integriteit

A
  • eerlijk en openhartig -> bronvermelding
  • betrouwbaar -> gegevens (zelf) verzamelen
  • controleerbaar -> transparant zijn in manier van onderzoeken; in probleemstelling en onderzoeksontwerp
  • onpartijdig -> oordeelsvorming en beslissingen
  • onafhankelijkheid - ongeacht de belangen van derden
  • verantwoordelijk -> voor maatschappelijke implicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe verloopt de onderzoekscyclus?

A
  • probleemstelling
  • onderzoeksopzet/plan
  • dataverzameling
  • data-analyse
  • interpretatie, conclusie, rapportage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

onderzoeksplan bestaat uit…

A
  • probleemstelling -> wat en waarom

- onderzoeksopzet -> hoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

1- vraagstelling (soorten vraagstelling)

A
  • beschrijvende (zie andere flashcard)
  • verklarende -> waarom/waardoor leidt x tot y?
  • > welke x-en kunnen y verklaren
  • voorspellende -> tot welke y leidt x
  • ontwerpgerichte -> hoe kan x zo ontworpen worden dat y gerealiseerd kan worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2- doelstelling

A

formulering die aangeeft ‘waarom’ je het onderzoek wilt doen:

  • fundamenteel onderzoek (oplossing kennisprobleem)
  • praktijkgericht/toegepast onderzoek (oplossing van een praktijk probleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

beschrijvende vraagstelling bestaat uit…

A
  • 1 tijdstip (bijv. ‘nu’) -> cross-sectioneel
  • 2 tijdstippen (bijv. nu en toen) -> trend
  • 2 locaties (bijv. hier en daar) -> vergelijkend/comparatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat voor onderzoek doe je als er weinig beschikbare kennis is en wat als er veel beschikbare kennis is?

A
  • weinig beschikbare kennis ; exploratief onderzoek, theorie ontwikkeling —> INDUCTIEF
  • veel beschikbare kennis; toetsen onderzoek, theorie-toetsend —-> DEDUCTIEF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3- theoretisch raamwerk

A

theorie -> deductie -> waarnemingen (data) -> inductie -> theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

theorie is…

A

een vereenvoudigde weergave van en gedeelte van de werkelijkheid in relatie tot de vraagstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hypothese

A

toetsbare voorspelling in relatie tot de vraagstelling (wordt gebruikt bij theorie-toetsend onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hypothese toetsen

A

juistheid van hypotheses nagaan door systematische vergelijking met systematisch verzamelede empirische gegevens

17
Q

onderzoeksopzet kan gedaan worden dmv.

A
  • vragenlijst
  • interviews
  • observaties
  • experiment
  • bestaande gegevens
  • literatuuronderzoek
18
Q

kwalitatief onderzoek

A

doel: betekenissen onderzoeken (exploratief)
onderzoeksvraag: wat? hoe?
rol van theorie: (meestal) inductief
hypothese: (meestal) niet
data: focus op woorden

-> flexibele dataverzamelingsplan

19
Q

kwantitatief onderzoek

A

doel: verbanden onderzoeken -> toetsend
onderzoeksvraag: hoe veel> in welke mate? is er een effect?
rol van theorie: (meestal) deductief
hypothese: (meestal) wel
data: focus op getallen

-> voorgestructureerde dataverzamelingsplan

20
Q

5 - wat voor data ga je verzamelen?

A

meningen, getallen, procentuele verandering, ervaringen etc.

21
Q

operationaliseren

A

het concreet waarneembaar maken van omschreven begrippen uit vraagstellingen

  • > naar systematische waarnemingen
  • > metingen/meetinstrumenten
22
Q

6- bij wie ga je data verzamelen?

A
  • individuen
  • groepen
  • organisaties
  • processen door de tijd
  • maatschappijen
23
Q

7- wanneer wil je data verzamelen?

A
  • in het heden naar het verleden -> retrospectief
  • over de (nabije) toekomst -> prospectief
  • eenmalig -> cross-sectioneel
  • herhaald -> longitudinaal of panel onderzoek
24
Q

8- waar ga je data verzamelen?

A
  • lab
  • praktijksituatie
  • bestaande documenten/literatuur
25
Q

9- hoe wil je die data analyseren

A
  • inhoudsanalyses (kwalitatieve)

- statistische analyse (kwantitatieve)

26
Q

kwalitatieve analyse

A

instrument: onderzoeker zelf
analyse: thematisch
rapportage: tekstueel, interpretatief, citaten

27
Q

kwantitatieve analyse

A

instrument: onderzoeker gebruikt instrument (bijv. vragenlijst)
analyse: verbanden m.b.v. statistiek
rapportage: feiten, tabellen

28
Q

10- hoe wil je rapporteren?

A
  • fundamenteel wetenschappelijk onderzoek
    van werkstuk naar wetenschappelijke publicatie
  • praktijkgericht onderzoek
    van rapport voor opdrachtgever naar wetenschappelijke publicatie