Deeltoets 2 Flashcards

1
Q

wat is evalueren?

A

het beoordelen van de voorstelling of waarneming van een bepaald verschijnsel aan de hand van criteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is beleidsevaluatie?

A

het evalueren van de inhoud, processen en effecten van beleid (kan worden ingezet om beleid bij te sturen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is evaluatie onderzoek?

A

wetenschappelijk onderzoek met het oog op (beleids-)analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom evalueren?

A
  • beoordelen kosten en baten van beleid
  • verbeteren (leren van de praktijk)
  • beleid en uitvoering liggen soms ver uit elkaar
  • afleggen verantwoording aan verschillende publieken
  • beoordelen van beleid(makers): ‘afrekenen’ (–>schuld aanwijzen)
  • afwegen of beleid moet worden voortgezet
  • ideeën opdoen oor toekomstig beleid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

type beleidsevaluatie

A
  • naar onderwerp of beleidsveld
  • naar moment van tijd (ex ante en ex post)
  • naar inhoud, proces of effecten van beleid
  • naar doelstelling (wat wil je met de evaluatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 doelstellingen van beleidsevaluatie zijn er?

A
  1. formatief = op verbetering gericht (meelopen in proces)

2. summatief = op eindoordeel/afronding gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Evaluatiemethoden

A

1- doelbereikingsmethode
2- effectiviteitenonderzoek
3- efficiëtieonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

doelbereikingsonderzoek

A

in hoeverre zijn officiële doelen bereikt (ex post) of zullen ze bereikt worden (ex ante)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

effectiviteitenonderzoek

A
  • -> in hoeverre heeft het beleid effect gehad (breder dan alleen oorspronkelijke doelstellingen)
  • -> niet alleen meten van effect maar ook verklaren
  • -> wat doet beleid?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

efficiëntieonderzoek

A

hoe staan de kosten en baten van beleid tot elkaar in verhouding (verschil ex post/ex ante)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

evaluatiecriteria (wat neem je waar?)

A
  • doelen (officiële en officieuze)
  • effecten (beoogde- en/of neveneffecten)
  • maatstaf (goal free of normatieve maatstaven)
  • type informatie (kwalitatieve of kwantitatieve criteria)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wie evalueert op macro niveau?

A

ookwel rijksniveau (bijv. algemene rekenkamer, universiteiten, parlementair onderzoek etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wie evalueert op meso niveau?

A

ookwel lokaal niveau (bijv. lokale rekenkamer, onderzoekscommissies, adviesbureaus, gemeentenraden etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wie evalueert op micro niveau?

A

ookwel binnen organisaties (bijv. raden van toezicht, klachten- en kwaliteitscommissies, patiëntenraden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wie evalueert in de zorg op systeemniveau?

A

o.a.
-toezichthouders
-algemene rekenkamer
-wetsevaluaties en verbeterprogramma’s (door bijv uni)
-onderzoeksbureaus
-parlement
-pers
etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wie evalueert in de zorg op organisatieniveau?

A

o.a.
-raden van toezicht
-lokale politiek
-lokale en regionale pers
-patiënten- en cliëntenorganisaties
etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarom wordt beleid zelden beëindigd?

A
  • wet van beleidsaccumulatie
  • rol van gevestigde belangen
  • juridische context maakt beëindiging vaak lastig
  • wetten zijn zelden tijdelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

langdurige zorg

A

zorg die langer dan 1 jaar duurt voor mensen met een beperking, chronisch zieken en ouderen, die professionele zorg en/of begeleiding nodig hebben in het dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

3 vormen van langdurige zorg

A

1- ouderenzorg
2- gehandicaptenzorg
3- langdurige ggz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ouderzorg bestaat uit…

A

informele zorg –> mantelzorg

formele zorg –> professionele zorg (thuiszorg of intramuraal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kenmerken AWBZ (algemene wet bijzondere ziektenkosten)

A

1968-2014

  • volksverzekering –> verzekeringsplicht
  • verzekering tegen particuliere onverzekerbare risico’s (bijv. verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, thuiszorg etc.)
  • bestaat uit een inkomensafhankelijke premie en eigen bijdrage (AFBZ = algemeen fond bijzondere ziektekosten)
  • zorg in natura of persoonsgebonden budget
  • indicatiestelling (CIZ)
  • regionale zorgkantoren maken afspraken met zorgaanbieders over prijzen en budgetten (binnen regiobudget)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Negatieve aspecten omtrent houdbaarheid AWBZ

A
  • zorgaanspraken té globaal beschreven (explosieve groei lichte indicaties)
  • weinig prikkels voor scherpe indicatiestelling
  • weinig prikkels voor doelmatigheid bij zorginkoop (geen financieel risico, geen keuze in zorgkantoor)
  • vergoeding wooncomponent bevordert opname zorginstellingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

doelen hervorming langdurige zorg

A
  • betere kwaliteit –> meer zorg op maat, participatie, eigen regie
  • grotere betrokkenheid –> meer voor elkaar zorgen
  • financiële houdbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

naar welke ‘takken’ werd de AWBZ overgeheveld en in welk jaar?

A

in 2015 werd de AWBZ overgeheveld naar:
1- Wlz (nieuw in 2015) –> 24-uurs zorg
2- Zvw –> verpleging en verzorging
3- WMO –> begeleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

waarom vonden deze overheveling plaats?

A

sterkere prikkels…

  • doelmatige zorg inkomen bij zorgverzekeraars (Zvw) en gemeenten (WMO)
  • voor zelfstandig thuis wonen en inschakelen sociale netwerk
  • voor goede afstemming tussen cure and care (Zwv) en tussen voorzieningen voor kwetsbare burgers (WMO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hervorming 1: Wlz vervangt AWBZ -> kenmerken

A
  • volksverzekering
  • verzekeringsrisico ligt bij overheid
  • wettelijk aanspraak op zorg
  • premies en eigen bijdrage afhankelijk van het inkomen
  • zorg wordt ingekocht door zorgkantoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hervorming 2: Wijkverpleging van AWBZ naar Zvw

A
  • geen eigen risico voor wijkverpleging
  • indicatie door zorgaanbieder of verpleger zelf
  • zorginkoop door risicodragende zorgverzekeraars
  • prijzen: vrij onderhandelbaar
  • hoofdlijnenakkoord gemaakt over contracteren wijkverpleging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hervorming 3: begeleiding van AWBZ naar WMO

A
  • gemeenten verantwoordelijk voor ondersteuning
  • wettelijk vastgelegd dat verantwoordelijkheid voor ondersteuning primair bij eigen omgeving ligt
  • pas als dat niet kan (en algemene voorzieningen ook niet), kan je in aanmerking komen
  • keuze uit maatwerkvoorziening of PGB
  • eigen bijdrage
    voor 2019: iab
    vanaf 2019 uniform abonnementstarief (2019 = 17,50 2020 = 19,-)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat zijn de verschillende rechtsgebieden

A
  • materieel en formeel recht
  • nationaal en internationaal recht
  • publiek en privaat recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hoe is recht georganiseerd

A
  • rechtbanken
  • gerechtshaven
  • hoge raad
  • college van beroep van het bedrijfsleven
  • centrale raad van beroep
  • raad van state
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

privaatrecht

A
  • valt onder burgerlijk rechtsproces ( in de grondwet)

- art. 112 lid 1 GW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wet op de rechterlijke organisatie (RO)

A

in privaatrecht: organisatie van de rechterlijke machten geheel geregeld hierin

in bestuursprocesrecht: organisatie van de rechterlijke machten gedeeltelijk geregeld hier in en verder in een aantal andere wetten bijv. beroepswet

strafprocesrecht: organisatie is hierin te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wetboek van Rv (burgerlijke rechtsvordering)

A
  • burgerlijke rechtsvorderingen zijn hierin geregeld

- bestaat uit 4 boeken (hebben er maar 3 behandeld dus ja daar moet je het maar mee doen lmao)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

noem de 4 (3 dus) boeken van Rv

A

1- wijze van procederen voor de rechtsbanken, de gerechtshoven en de hoge raad (–> dagvaarding, bewijs, kantonzaking)
2- van de gerechtelijke tenuitvoering (effectief uitvoeren) van vonnissen, beschikkingen en authentieke akten (–> beslag, dwangsom)
3- Arbitrage, via geschillencommissies handelen (bijv. geschillencommissie ziekenhuis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat kun je doen als je als verzekerden geschillen hebt met de zorgverzekeraar?

A

–> naar burgerlijke rechter op grond van Rv (arbitrage kan ook)

rechtbank (sector civiel) –> gerechtshof –> hoge raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

bestuursrechtproces

A
  • art. 112 lid 2 GW

- verkeer tussen overheid en burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

formeel bestuursrechtproces

A

te vinden in Algemene wet bestuur (Awb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat als je het niet eens bent met je beschikking? (bestuursrechtproces)

A
  • -> bezwaar bij bestuursorgaan dat beschikking heeft afgegeven (bijv. college van B en W)
  • -> beroep bij rechtbank (sector bestuur)
  • -> hoger beroep bij de centrale raad van beroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

welke wet van gezondheidsrecht bevat zowel materieel burgerlijk als formeel bestuursrecht?

A
  • Zvw deel 1 = burgerlijk recht (verzekeraar-verzekerden)

- Zvw deel 2 (hfst 5 e.v.) = bestuursrecht (dat betrekking heeft op de bevoegdheden van het ZiN en CAK)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat gebeurt er als een zorgverzekeraar een probleem heeft met de toegekende vereveningsbijdrage door het ZiN?

A
  • -> bezwaar bij ZiN

- -> beroep bij afdeling bestuursrechtspraak raad van state op grond van Awb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

strafprocesrecht

A
  • 113 lid. 1
  • handhaven openbare orde
  • bescherming maatschappij
  • bescherming tegen misdaad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

strafvordering

A

in handen van het OM (Openbaar Ministerie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

formeel strafrecht

A

te vinden in wetboek van strafvordering (6 boeken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe gaat strafrecht in z’n werk

A

rechtbank (sector strafrecht) -> gerechtshof -> hoge raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

eerste aanleg

A

= naar de rechtbank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

hoger beroep

A

= van rechtbank naar gerechtshof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

in cassatie

A

= van gerechtshof naar Hoge Raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

tuchtrecht en alternative dispute resolution (ADR)

A

art 113 lid 2 GW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

materieel tuchtrecht

A
  • staat in Wet BIG in de vorm van tuchtnormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

formeel tuchtrecht

A
  • staat in Wet BIG

- organisatie van wettelijk tuchtrecht ook in wet BIG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

als je het niet eens bent met tuchtrecht

A
  • -> tuchtcollege gezondheidszorg (Wet BIG)

- -> centraal tuchtcollege gezondheidszorg (Wet BIG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

verschillende tuchtmaatregelen

A
  • waarschuwing
  • berisping
  • boete
  • gedeeltelijke ontzegging van bevoegdheid
  • schorsing
  • schrappen uit BIG register
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

welke mensenrechten zijn er?

A

1st generation
2nd generation
3rd generation

54
Q

wat zijn 1st generation mensenrechten

A
  • civil (religion, thought, expression etc.) and political right (justice, petition, association etc.)
  • negative rights (hands-off)
  • primair vanaf de 17e and 18e eeuw
55
Q

wat zijn 2e generatie mensenrechten

A
  • economic, social and cultural rights

- positive rights (hands-on)

56
Q

wat zijn 3e generatie mensenrechten

A
  • collectieve rechten
  • als individueel ben je deel van de samenleving
  • niet vastgelegd per wet
    bijv. recht op ontwikkeling, zelfbeschikking etc.
57
Q

wanneer zijn mensenrechten grondrechten

A

als deze gepositiviseerd zijn

58
Q

commité van ministers van de raad van europe

A
  • bestaad uit 1 minister van buitenlandse zaken van elke lidstaat
  • het besluitsorgaan
  • keuren bijv begroten en activiteiten programma goed
59
Q

parlementaire vergadering

A
  • 324 parlementsleden uit 47 lidstaten
  • vergadering kiest o.a. rechters van het Europees hof voor rechten van de mens
  • biedt democratisch forum voor debat en houdt toezicht op verkiezing
60
Q

Europees hof voor rechten van de mens

A
  • permanente rechterlijke instantie die allee Europeanen de rechten garandeert die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
  • kamer -> grote kamer heeft laatste oordeel
61
Q

europees comité voor sociale rechten

A
  • houdt toezicht op de staten (van het Europees sociaal handvest) op het nakomen van verplichtingen
  • 15 leden worden gekozen door commité van ministers
62
Q

Raad van Europa en Gezondheidszorg

A

-RvE heeft in totaal 225 verdragen –> 34 zijn direct gerelateerd aan gezondheidszorg (bijv. biogeneeskundeverdrag)

63
Q

belangrijke mensenrechten voor gezondheidszorg

A

art. 2 recht op leven
art. 3 verbod op marteling
art. 5 recht op vrijheid en leven
art. 8 recht op prive- en familie leven

64
Q

subsidiariteit

A

verantwoordelijkheid zo ‘laag’ mogelijk organiseren

65
Q

een verzorgingsstaat onderscheid zich op 3 aspecten..

A

1- decommodificatie = mate waarin individuen of gezinnen een sociaal aanvaardbare levensstandaard kunnen realiseren
2- stratificatie = de manier waarop landen via de rechtenstructuur verschillen in de vormgeving van burgerschap
3- postindustriële werkgelegenheid = ontwikkelingen van de werkgelegenheid buiten oude industrie

66
Q

de 3 typologieën van een verzorgingsstaat in ontwikkeling

A

1- liberale verzorgingsstaat
2- coorporatische verzorgingsstaat
3- sociaal democratische verzorgingsstaat

67
Q
  1. liberale verzorgingsstaat
A
  • doelgroep = beperkt tot direct behoeftigden
  • strike toegangsvoorwaarden, minimale voorzieningen
  • sociale voorzieningen beperkt, private voorzieningen ruim
  • arbeidsdeelname vrouwen en gehandicapten hoog
  • postindustriële werkgelegenheid omvangrijk (groot verschil arm en rijk)
68
Q
  1. coorporatische verzorgingsstaat
A
  • sociaal verzekeringsstelsel –> repliceren bestaand stand en klassen verschillen
  • voorzieningen veelal collectief
  • ambtenaren een speciale positie
  • nadruk op gezinnen (rol van katholieke kerk)
  • lage arbeidsparticipatie vrouwen, gehandicapten
  • goede mogelijkheid arbeidsmarkt vroegtijdig te verlaten
69
Q
  1. sociaal democratische verzorgingsstaat
A
  • hoog niveau sociale bescherming alle inzittende
  • verplichte collectieve loongerelateerde uitkering
  • hoge arbeidsparticipatie
  • niveau collectieve verzekeringen hoog
  • postindustriële werkgelegenheid met name overheidsinstellingen
70
Q

instituties

A

naar de tijd en plaatsgebonden sociale constructies die menselijk gedrag structureren (formeel en informeel)

71
Q

centrale onderzoeksvraag institutionalisme

A

hoe vormen, bemiddelen en kanaliseren de instituties het gedrag en de keuze van sociale actoren, en in hoeverre beïnvloeden zij bijgevolg het verloop en de uitkomsten van het handelen van deze actoren

72
Q

tweedelig institutioneel effect: instituties zijn..

A
  • beperkend t.a.v. handelingsrepetoire actoren

- vormend t.a.v. identiteit en handelingscapaciteit van actoren

73
Q

doorwerking van instituties in het beleid door…

A
  • -> dwang en dwang van regels, rollen en procedures
  • > hoeveelheid macht en invloed die actoren op beleidsproces kunnen uitoefenen (vetomacht)
  • -> aard en stijl van besluitvorming (onderhandelend, confronterend)
  • -> geneigdheid van beleidsmakers om de keuze voor een bepaald beleid af te laten hangen van de spelregels vh beleid
74
Q

padafhankelijkheid

A

sociale processen worden altijd voor gestructureerd door historisch overgeleverde regels, tradities, normen en waarden

75
Q

3 verschillende institutionele veranderingen

A

1- 1e orde verandering
2- 2e orde verandering
3- 3e orde verandering

76
Q

1e orde verandering

A

bijstellen van beleidsinstrument

77
Q

2e orde verandering

A

vervangen beleidsinstrument

78
Q

3e orde verandering

A

vervangen beleidsparadigma, dwz de overkoepelende beleidstheorie, -doeleinden en -instrumenten

79
Q

institutionele continuïteit en verandering te verklaren door

A
  • gewenste beleidsuitkomst

- ruimte voor beleidsaanpassingen in bestaande instituties

80
Q

institutionele logica’s hebben consequenties voor

A
  • gebruikte sturingsinstrumenten (formeel, informeel, verticaal, horizontaal)
  • positie van actoren in het systeem (vetomacht etc.)
  • dominante vormen van kennis, en de manier waarop deze kennis een rol speelt bij besluitvorming
81
Q

institutional layering

A

verschillende vormen van regulering zijn tegelijkertijd aanwezig

82
Q

koepel of branche vervult de rol van

A
  • pressiegroep (private belangenbehartigen en beïnvloeding van overheidsbeleid voor eigen gunsten)
  • gezagsdragers (publieke taakuitoefening en het ‘verkopen’ overheidsbeleid aan de achterban
83
Q

stelsel herziening; veranderende vraag

A
  • demografie en sterfte (vergrijzing)
  • socio-culturele factoren (meer eisende consument)
  • opkomst zaakwaarnemers (verzekeraars, werkgevers)
84
Q

stelsel herziening; veranderd aanbod

A
  • arbeidsmarkt (schaarste, werkdruk)

- technologische mogelijkheden

85
Q

stelsel herziening; economische ontwikkelingen

A
  • spanning tussen financiën en behoefte (duurzaamheid vh stelsel)
  • acceptatie marktwerking en ondernemerschap in de zorg
86
Q

stelsel herziening; maatschappelijke ontwikkeling

A
  • veranderende opvatting van de rol van de overheid

- toenemende invloed van media en politiek

87
Q

de hervormingsagenda

A
  • financiering –> inkomensafhankelijke premies en rijksbijdrage OF nominale premies/ eigen bijdrage
  • collectieve verzekering –> brede OF smalle basisverzekering, met acceptatieplicht en vereveningsrisico verzekeraar
  • besturing:
    • -> concurrerende zorgverzekeraars
    • -> aanbieders laten concurreren om contract met verzekeraar
    • -> overheid zorgt voor (markt)condities en houdt toezicht
88
Q

stelselherziening structurele aanpassingen

A
  • hoe de zorg wordt gefinancierd
  • wat collectief wordt geleverd
  • hoe de zorg wordt bestuurd
89
Q

analyse hervormingsbeleid aan de hand van 4 succesfactoren

A

1- technische en organisatorische kwesties en problemen
2- sociaal-economische voorwaarden
3- politiek-bestuurlijke aspecten
4- door de bewindspersoon toegepaste veranderingsstrategie

90
Q

beleid Simons (1990-1994)

A

1- ontbrekende systematiek (amper gebruik van technologie)
2- ernstige inkomens/ kosten consequenties
3- zwakke sense of urgency (acceptabele kwaliteit en kostenbeheersing –> geen radicale ingrepen nodig voor meest zichbare problemen)
geen evident nieuw stelsel

91
Q

beleid Borst (1994-2002)

A

1- technologische vooruitgang maar nog veel op te lossen
2- –> zorg minder beschouwd als kostenpost
–> toenemende acceptatie inkomenseffect
–> kostenbeheersing minder prominent
–> aanscherping verzekeringskarakter
3- grotere sens of urgency maar consumenten vragen niet om stelselherziening maar vermindering wachttijden etc.
nog steeds geen evident nieuw stelsel
presenteerde Vraag Aan Bod

92
Q

beleid Hoogervorst (2003-2006)

A

1- vooruitgang (normuitkering, start DBC, verevening)
2- verscherpingen van beleid borst
3- sense of urgency is groot; toenemende druk externe ontwikkelingen, groter besef tekorten ouder stelsel
–> burgers kritisch over systeem
–> maar vragen nog steeds niet om stelselherziening
nog steeds geen evident nieuw stelsel

93
Q

stille stelsel wijziging

A

beleid Borst

  • -> meer concurrentie ziekenfondsen
  • -> uitbreiding risicoverevening
94
Q

veranderingsstrategie Hoogervorst

A
  • combi top-down en bottom-up
  • allianties gezocht met sleutelpartijen
  • mobiliseren inzicht en kennis
  • veel aandacht voor draagvlak
  • robuuste en eenduidige communicatie vanuit vws
95
Q

beleid Klink (2007-2010)

A

1- pittige invoerings- en uitvoeringsproblemen
tekortkoming sturingsinstrumentarium
2- financiële crisis –> bezuinigen
duurzaamheid stelsel in gevaar
kostenstijging
3- onduidelijke situatie
politiek en media –> leggen druk op tekortkoming nieuwe systeem

96
Q

bestuurlijke condities Klink

A
  • krachteloze koepels
  • instabiele politieke steun
  • weinig greep strategisch handelen stakeholders
97
Q

beleidsstrategie Klink

A
  • combi top-down, bottom-up
  • allianties veldpartijen
  • extern; draagvlak
98
Q

beleid Schippers (2010-2017)

A
  • krachtige top-down bestuurder
  • experiment; tandartsen, afschaffen vrije artsenkeuze
  • allianties veldpartijen
  • financiële grip hoog op agenda –> bestuurlijke akkoorden
    geïnspireerd door Hoogervorst?
99
Q

bestuurlijke akkoorden Schippers

A

er was noodzaak voor kostenbeheersing

–> terug naar de polder als oplossing ; overleg met veldpartijen over kosten en kwaliteit’

vanaf 2012 eerste bestuurlijke akkoord –> elk jaar 2 erbij

100
Q

Grote veranderingen Schippers en van Rijn

A
  • decentralisatie zorg; Wlz, Wmo, Jeugdwet
  • kwaliteitsinstituut nl –> later zorginstituut nl
  • wetswijziging wet BIG; taakherschikking
  • integrale bekostiging
  • ingrepen bij IGJ en Nza
101
Q

Beleid de Jonge, Bruins, van Ark (2017-…)

A
  • doorzetten participatiesamenleving –> nadruk op ‘ondersteuning’
  • verbinding tussen zorg, hulp, ondersteuning, netwerken van zorg
  • uitrollen en leren
  • terugdringen regeldruk
  • focus op de regio
  • covid-19
102
Q

3 fasen van hervorming

A

1- toegankelijkheid
2- kostenbeheersing (met behoud van toegankelijkheid)
3- doelmatigheid (met behoud van 1 en 2)

103
Q

stappen evaluatie onderzoek

A
1- probleemstelling en afbakening
2- beleidstheorie en evaluatiekader
3- onderzoeksontwerp en methoden van dataverzameling
4- analyse en verklaring
5- rapporteren; tijdigheid en relevantie
104
Q

Mensenrechten moeten zijn…

A

1- Universal (voor iedereen geldend)
2- Inalienable (kan niet weggehaald worden)
3- indivisible (met elkaar verbonden)

105
Q

hinderpaalcriterium

A

de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg mag niet zodanig laag zijn dat het verzekerden belemmert naar niet-gecontracteerde aanbieders te gaan

106
Q

3 axes of universal health coverage

A

1- who is covered
2- which services are covered
3- what proportions of the costs are covered

107
Q

limitations/restrictions in moving towards UHC

A

1- limited availability of resources (more money for health)
2- overreliance on direct payments at the point of use (–> financial hardship after seeking care, –> leeds to forgone care)
3- inefficient and inequitable use of resources (more health for money)

108
Q

otto van Bismarck

A
  • premies
  • zorg is verzekerd recht
  • private verzekeraars
  • privaat eigendom
  • indirecte invloed overheid
  • belgie, duitsland, frankrijk, nl, zwitserland
109
Q

William beveridge

A
  • belastingen
  • zorg is een voorziening
  • overheid
  • publiek eigendom
  • directe invloed overheid
  • Canada, Italië, Noorwegen, VK, Zweden
110
Q

aanneemsom

A

ziekenhuis ontvangt een vast bedrag, ongeacht de geleverde zorg

111
Q

omzetplafond

A

onder DBC-niveau worden prijzen en volumes afgesproken tussen verzekeraars en aanbieders maar onder een max.

112
Q

verplichte publiekrechtelijke verzekering

A

bijv. Wlz –> dus op grond van wet

113
Q

verplichte privaatrechtelijke verzekering

A

sluit je als burger zelf af, overeenkomst met iemand (Zvw)

114
Q

vrijwillige privaatrechtelijke verzekering

A

contractvrijheid (aanvullende verzekering), geen acceptatieplicht

115
Q

Europees parlement

A

wetgevende orgaan van de eu → 3 hoofdtaken; wetgeving, toezicht en begroting

116
Q

Europese raad

A

bepaalt algemene politiek beleid

117
Q

Europese commissie

A

wetgeving voor te stellen en handhaven door beleid van de eu-begroting uit te voeren

118
Q

Hof van justitie van de Eu

A

2 rechters per land → houdt toezicht dat alle landen eu-recht op dezelfde manier toepassen en interpreteren

119
Q

Art. 12 IVESCR

A
  1. Recht van een ieder op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid
  2. Te nemen matregelen ter volledige verwezenlijking van dit recht omvatten onder meer die welke nodig zijn om te komen tot:
    a- Vermindering aantal doodgeborenen en van kindersterfte, alsmede een gezonde ontwikkeling van het kind;
    b- Verbetering van alle aspecten betreffende de hygiëne van het gewone milieu van de mens en van het arbeidsmilieu;
    c- Voorkoming, behandeling en bestrijding van epidemische én endemische ziekten, alsmede van beroepsziekten en andere ziekten;
    d- Het scheppen van omstandigheden die een ieder geval van ziekte geneeskundige bijstand en verzorging waarborgen.
120
Q

2 normen internationale mensenrechten

A

1- Aanspraken van (groepen van) individuen met corresponderende staatsverplichtingen
2- De bescherming van volksgezondheid legitimeert de beperking van burgerlijke rechten van individuen

121
Q

General comment 14

A

‘to recognise the right of everyone to the highest attainable standard of physical and mental health’

122
Q

staatsverplichtingen 2 aspecten

A
  1. Een recht op tijdige toegang tot passende gezondheidszorg (op het individu gericht)
  2. Recht op gezondheid omvat een breed scala aan (socio-economische) factoren die de voorwaarden scheppen voor het leven van een gezond leven, de zogenaamde ‘underlying determinants of health’
123
Q

staatverplichtingen AAAQ

A

o Available
o Accessible
o Acceptable
o Good quality

124
Q

Available

A
  1. Te verzekeren dat het functioneren van voorzieningen, goederen, diensten van gezondheidszorg en volksgezondheidprogramma’s in voldoende mate beschikbare zijn voor de gehele bevolking
  2. Te verzekeren dat de ‘underlying determinants of health’, zoals veilig en drinkbaar water, adequate sanitaire voorzieningen, veiligheid op de werkplek etc. in voldoende mate beschikbaar zijn.
125
Q

Accessibility

A
  1. Toegankelijk zijn zonder discriminatie
  2. Geografische toegankelijkheid
  3. Economisch toegankelijk (betaalbaar)
  4. Informationeel toegankelijk –> gezondheidsinformatie moet toegankelijk zijn
126
Q

Quality

A

Verlangt kwaliteit van gezondheidszorg en de ‘underlying determinants of health’. Voorzieningen van gezondheidszorg moeten wetenschappelijk onderbouwd zijn, medisch gepast en van goede kwaliteit.

127
Q

staatverplichtingen mensenrechten

A

1- respect
2- protect
3- fullfil

128
Q

respect

A

verlangt van de staten om zich te onthouden van handelingen die direct of indirect het recht op gezondheidszorg negatief beïnvloeden (bijv. het marketen van drugs etc.)

129
Q

protect

A

verlangt van de staten om maatregelen te nemen om te voorkomen dat derde partijen het recht op gezondheidszorg bemoeilijken

130
Q

fulfil

A

verlangt van staten om passende wetgevende, administratieve, financiële, rechterlijke of andere maatregelen te nemen om gezondheidszorg en toegang tot ‘underlying determinants’:
o Te faciliteren
o Te bevorderen
o Of daarin te voorzien