week 4 (de dagen van de week) (N→F) Flashcards
1
Q
maandag
A
lundi
2
Q
woensdag
A
mercredi
2
Q
dinsdag
A
mardi
3
Q
donderdag
A
jeudi
3
Q
zaterdag
A
samedi
3
Q
vrijdag
A
vendredi
4
Q
zondag
A
dimanche
5
Q
de dagen van de week
A
les jours de la semaine