WCO kinderpsychopathologie Flashcards

1
Q

Verschilt de ergotherapeutsiche aanpak tussen jongeren en volwassenen per pathologie?

A

De interventies die je gaat doen zijn op maat van je client, bij sommige pathologieën komt er veel overeen bij andere is dit verschillend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen het brein van een jongere en dat van een volwassene wanneer je met jongeren en een psychiatrische stoornis werkt?

A
  • De executieve functies (en eigenlijk ook de hele hersenen) zijn nog niet optimaal ontwikkelt; meer impulsieve emotionele reacties; plannen en organiseren en denken over een iets = grotere uitdaging
  • Jij gaat ermee als therapeut gaan werken + Rekening met houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke houding pas je toe bij het werken met kinderen?

A
  • Net zoals bij volwassenen ga je je houding aanpassen aan de pathologie.
  • dat hoe jonger het kind is hoe meer je gaat
    voorstructuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer je met kinderen en creatieve materialen werkt wat is er dan anders dan bij volwassenen?

A
  • Voor kinderen is productgericht werken ook bij een inzichtgevende opdracht belangrijk
  • Jonge kinderen tonen heel graag wat ze hebben gemaakt
    -> heel belangrijk ook bij non-verbale kinderen, zeker als ze spontaan willen tonen wat ze gedaan hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe behandel je kinderen met een psychische kwetsbaarheid het beste?

A

Betrek altijd de omgeving;
- ook als die de mede oorzaak is
- Ouders blijven ondanks wat er gebeurt vaak i/h leven v/h kind -> loyaliteitsgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe gaan we werken met kinderen en jongeren in opname?

A
  • Pedagogisch leefklimaat
  • Veiligheid
  • Samenwerking met ouders
  • Vasthouden van resultaten (evolutie van de jongere)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke kenmerken heeft een goed pedagogisch klimaat bij het werken met kinderen en jongere in opname?

A
  • Steun en responsiviteit: Dit verwijst naar de relatie tussen de jongere/het kind en de pedagogisch medewerker, en naar de sensitiviteit waarmee een pedagogisch medewerker ingaat op signalen die aangeven dat de jongere/het kind zich niet goed voelt of
    behoefte heeft aan contact of andere vormen van emotionele ondersteuning.
  • Groei en ontwikkeling: Dit verwijst naar de mate waarin een normale ontwikkeling
    wordt gestimuleerd en mogelijkheden om te leren worden gecreëerd.
  • Structuur en (leef)regels: Dit verwijst naar de duidelijkheid die al dan niet wordt
    geboden, en de mate waarin repressief handelen wordt voorkomen.
  • Onderlinge interactie en atmosfeer: Dit verwijst naar de positieve reacties tussen beide
  • Overige kenmerken: Deze betreffen de mate waarin de fysieke huiselijke omgeving
    de veiligheid bevordert en de mate waarin interacties tussen de jongeren/het kind en de ouders worden gestimuleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bedoelt men met loyaliteit?

A

= trouw
* Begrip uit de contextuele therapie
* Zijnsloyaliteit (ik ben loyaal aan jou omdat je met op de wereld hebt gezet, die
band is er)
* Verworven loyaliteit (ik ben loyaal aan jou omdat je de rol van ouder hebt
opgenomen – BV. Opvoeders, pleegouders, ouderfiguren,…)
* Belang aan hechten – want als je de loyaliteit afbreekt, vaak band met kind kwijt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zorgenwe voor veiligheid bij het werken met kinderen en jongere in opname?

A
  • aanwezigheid van regelmaat en stabiliteit zoals overzicht, structuur, continuïteit en voorspelbaarheid
  • Goede lichamelijke en emotionele zorg voorkinderen en jongere in opname: Hierbij gaat het om basale verzorging, acceptatie en bescherming. Dit omvat naast een veilig opvoedingsklimaat ook een veilige leef- en woonomgeving
  • Een gevoel van geborgenheid: Dit gevoel van veiligheid is gebaseerd op de relatie met opvoeders en andere gezinsleden
  • De afwezigheid van en bescherming tegen geweld en misbruik.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gaan de mederwerkers doen bij het werken met kinderen en jongere in opname?

A
  • Ze zien zowel kind/jongeren en ouders als cliënt
  • Ondersteunen ouders met als doel ouders te versterken in hun ouderrol
  • Ondersteunen ouders in het behoud van hun ouderlijke verantwoordelijkheden
  • Ondersteunen ouders in het optimaliseren van het contact tussen ouders en kind/jongere
  • Stemmen de vormgeving van de hulp met ouders af; Delen informatie op een voor ouders bruikbare manier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe gaan we samenwerken met de ouders van kinderen en jongere in opname?

A
  • Hun de kans geven voor de ouders hun rol te blijven opnemen – rapport laten
    tekenen.
  • Delen patiënten recht: Ouders kunnen het dossier inkijken, daarom eerlijk zijn bij alles wat ze zeggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bedoelt men met vasthouden van resultaten?

A

Hoe de jongeren in de therapie evolueert, dit kunnen we verdelen in 3 groepen;
1. Those moving on
2. De survivors
3. De strugglers of victims

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie zijn de “Those moving on”?

A

= Die dat baat hebben gehad bij hulp en beschikken over voldoende veerkracht. Hun vertrek uit de residentiële instelling is gepland en stapsgewijs verlopen. Ze staan stevig in hun schoenen en kunnen gebruik maken van de geboden hulp, mede dankzij inzichten die ze uit therapie hebben opgedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kenmerkt de “Survivors”?

A

Ondervinden meer moeilijkheden bij en na het verlaten van de residentiële instelling, vaak als gevolg van een ongepland vertrek. Ze redden zich deels dankzij steun van een sociaal netwerk, hoewel hun functioneren minder stabiel kan zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie zijn de “Strugglers” of “Victims”?

A

Deze groep ervaart veel moeilijkheden tijdens en na het verblijf in een residentiële instelling. De geboden hulp heeft hun problemen niet kunnen verminderen. Ze hebben vaak een problematische opvoedingssituatie meegemaakt, kampen met onthechting, en dragen emotionele en gedragsproblemen met zich mee tot ver in hun volwassen leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn veelvoorkomende omstandigheden voor de Strugglers” of “Victims”?

A

Ze bevinden zich vaak in sociaal ongunstige contexten, zoals kraakpanden of problematische groepen. Hoewel ze kunnen overleven in deze situaties, blijft het lastig om deze problemen lang met zich mee te dragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe gaan we bij kinderen met depressie protocollaire behandelingen toe passen?

A
  • Met probleem oplossing
  • Met activatie: toegang tot reïnforcers
  • Met emotieregulatie en cognitieve herstrucutrering
    -> aan de hand van de 8 componenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de 8 behandelprotocollen of componenten bij kinderen & jongeren?

A
  1. Educatie: gevoelens
  2. Relatie: gedachten – gevoelens – gedrag
  3. Re-activatie: meer prettige dingen
  4. Opkikkertjes
  5. Probleem-oplossend denken
  6. Bouwen aan positief zelfbeeld
  7. Opsporen van negatieve gedachten
  8. Oefenen in anders denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Is medicamenteuze behandeling de meest humane oplossing bij acute agitatie?

A

Richtlijnen benadrukken dat niet-medicamenteuze interventies altijd als eerste moeten worden ingezet, tenzij anders vermeld in een behandelplan of als dit uitdrukkelijk de wens van de patiënt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn voorbeelden van niet-medicamenteuze behandelingen voor acute agitatie?

A
  • De-escalatie
  • Time-out
  • Meer begeleiding
  • Aanpak van oorzaken of verwijdering van stressoren
  • Gebruik van het opgestelde signaleringsplan van de patiënt
  • Betrekken van het systeem indien dit helpend is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat moeten medewerkers weten bij het behandelen van agressief gedrag?

A

Alle medewerkers moeten op de hoogte zijn van richtlijnen voor de behandeling van agressief gedrag, de-escalatie en het gebruik van afzondering of separatie.

22
Q

Wat wordt geadviseerd na een incident met acute agitatie?

A
  • Analyseer de oorzaken van het incident.
  • Maak of pas het behandelplan aan om herhaling te voorkomen.
  • Bespreek het incident na met de patiënt.
  • Documenteer het in het dossier van de patiënt.
23
Q

Wat moet worden overwogen bij uiterste nood?

A

Bij uiterste nood kan fysieke beperking of separatie worden overwogen. Dit kan eventueel gecombineerd worden met ingrijpmedicatie (bij voorkeur oraal, anders intramusculair).

24
Q

Wat moet worden geregeld bij toepassing van ingrijpmedicatie, fysieke beperking of separatie?

A

Indien deze maatregelen worden toegepast en er geen juridisch kader aanwezig is, dient een crisismaatregelbeoordeling georganiseerd te worden.

25
Q

Wat zijn de verschillende fasen bij een psychose?

A
  • Prodromale fase, overweldigd zijn door de psychose, worstelen met psychosegevoeligheid,
  • leven met psychosegevoeligheid
  • leven voorbij de psychosegevoeligheid
26
Q

Wat is het ‘Pak aan’-programma?

A

Het ‘Pak aan’-programma is de Nederlandse vertaling van het Taking Action-programma van Kevin Stark en Philip Kendall. Het is een cognitief-gedragstherapeutisch programma voor kinderen met depressieve symptomen.

27
Q

Wat is het doel van het ‘Pak aan’-programma?

A

Het programma helpt kinderen hun depressieve symptomen te herkennen en beter te reguleren, zodat ze zich beter gaan voelen. Het uiteindelijke doel is dat het kind niet langer lijdt aan een depressieve stemming.

28
Q

Hoe is het ‘Pak aan’-programma opgebouwd?

A
  • Het bestaat uit 18 wekelijkse sessies van 1 tot 1,5 uur.
  • Het kan worden uitgevoerd als groepsbehandeling of als individuele aanpak.
29
Q

Wat leren kinderen in het ‘Pak aan’-programma (over tijd en herstel) ?

A
  • Kinderen leren dat verandering tijd kost en dat ze voldoende tijd hebben om vooruitgang te boeken.
  • Ze krijgen tools om hun emoties te reguleren en beter met hun depressieve gevoelens om te gaan.
  • Kinderen leren dat dingen tijd nodig hebben en dat er nog genoeg tijd is om aan zichzelf te werken.
30
Q

Wat is belangrijk voor ergotherapeuten in het ‘Pak aan’-programma?

A
  • Ergotherapeuten moeten weten wat te doen als een kind emotioneel wordt, bijvoorbeeld begint te huilen.
  • Het is belangrijk om een signaleringsplan op te stellen en afspraken te maken over hoe je het kind het beste kunt benaderen, zoals erop aanspreken of juist met rust laten.
  • Ergotherapeuten moeten de regels kennen en deze toepassen.
31
Q

Hoe gaan we cognitieve interventies inzetten bij kinderen met depressie?

A
  • We gaan het behandelprotocol ‘pak aan’ gebruiken
32
Q

Wat is de prodromale fase in het kader van psychose bij kinderen/jongeren?

A

De prodromale fase verwijst naar de periode die voorafgaat aan een volledige psychotische episode. Hierin kunnen al vroege, vaak niet-specifieke symptomen optreden.

33
Q

Waarom kan de prodromale fase moeilijk te herkennen zijn bij kinderen/jongeren?

A

De symptomen in de prodromale fase lijken sterk op kenmerken van de puberteit, waardoor het moeilijk is om de twee van elkaar te onderscheiden.

34
Q

Wat kenmerkt schizofrenie die begint voor het 18e levensjaar?

A
35
Q

Hoe verschilt schizofrenie die voor het 18e levensjaar begint van schizofrenie die later begint?

A
36
Q

Waarvoor staat de afkorting VDIP?

A

Vroeg detectie interventie psychiatrie (psychosen) stoornissen

37
Q

Wat is het doel van een VDIP-team?

A

Het doel van een VDIP-team is om te voorkomen dat iemand (nog verder) in een crisis raakt en om jongeren te ondersteunen in hun herstel na hun eerste psychose.

38
Q

Voor welke doelgroep is het VDIP-team bedoeld?

A

VDIP-teams richten zich voornamelijk op jongeren en jongvolwassenen tussen de 14 en 25 jaar.

39
Q

Wat leren jongeren met de hulp van het VDIP-team?

A
  • Hoe ze hun leven weer kunnen oppakken, inclusief school, hobby’s, vrienden en vrije tijd.
  • Herstellen van het contact met hun ouders.
  • Omgaan met psychosegevoeligheid om een nieuwe psychose in de toekomst te voorkomen.
40
Q

Welke rol speelt het VDIP-team in het contact met ouders?

A

Het herstellen en verbeteren van het contact tussen de jongere en de ouders is een belangrijk aandachtspunt binnen de begeleiding van het VDIP-team.

41
Q

Wat is onaangenaam huilen?

A

Wanneer een kind huilt, wordt dit vaak veroorzaakt door een onaangename emotionele of fysieke situatie, zoals honger, kou of angst. Dit is een signaal naar de verzorger om hulp te bieden.

42
Q

Wat bedoelt men met ‘succesvolle affectregulatie door hechtingsfiguren’?

A

Een veilige hechting begint met de verzorgers die effectief reageren op de behoeften van het kind. Als de verzorger het kind troost, leert het kind dat emoties gereguleerd kunnen worden.

43
Q

Wat bedoelt men met ‘beeld van hechtingsfiguur als veilige basis’?

A

Door consistente zorg ontwikkelt het kind het vertrouwen dat de verzorgers beschikbaar en betrouwbaar zijn. Dit vormt een veilige basis van waaruit het kind durft te ontdekken.

44
Q

Wat bedoelt men met ‘exploratie en zelfstandige affectregulatie’?

A

Met een veilige basis begint het kind de omgeving te verkennen. Het leert geleidelijk om zelfstandiger om te gaan met emoties, wat een fundament legt voor verdere persoonlijke groei.

45
Q

Wat bedoelt men met ‘Latere coping en hechtingsstijlen’?

A

De kwaliteit van de vroege hechtingsrelatie bepaalt vaak hoe iemand later omgaat met stress en relaties. Er zijn drie belangrijke hechtingsstijlen:

  1. Veilig gehecht: Vertrouwen in anderen en een goede balans tussen afhankelijkheid en zelfstandigheid.
  2. Angstig gehecht: Sterk behoefte aan goedkeuring, vaak onzeker en bang voor afwijzing.
  3. Vermijdend gehecht: Vermijden van afhankelijkheid en intimiteit, vaak teruggetrokken gedrag.
46
Q

Hoe is hechting relevant binnen de ergotherapie?

A

Ergotherapeuten moeten zich bewust zijn van hoe hechtingsstijlen kunnen bijdragen aan de psychische kwetsbaarheid van cliënten. Het begrijpen van deze dynamieken helpt bij het ontwerpen van interventies die gericht zijn op vertrouwen, exploratie en zelfregulatie.

47
Q

Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen rond hechting voor begeleiders van jeugdigen met een problematische gehechtheidsrelatie?

A
  • Probleemherkenning: Een probleematische gehechtheidsrelatie kan worden gedetecteerd door te letten op hoe de jeugdige zich voelt bij de persoon aan wie hij gehecht is. Belangrijke vragen hierbij zijn: Voelt de jeugdige zich op z’n gemak? Laat hij zich troosten? Luistert hij naar deze volwassene? Hebben ze samen plezier?
  • Begeleiden van ouders: Begeleiders dienen te helpen door ouders aan te moedigen om op een sensitieve en voorspelbare manier te reageren op hun kind. Het is belangrijk dat de ouder begrijpt dat de problematische hechting niet de schuld van de ouders is, maar dat zij wel cruciaal kunnen zijn in het herstel van de hechting. Het is aanbevolen samen te werken met ouders, zodat ze gemoedelijk openstaan voor coaching.
48
Q

Wat zijn de richtlijnen voor de behandeling van problematische gehechtheid bij jeugdigen?

A
  • 0-7 jaar: Er is focus op het verbeteren van de ouderlijke sensitiviteit, waarbij ouders geleerd wordt hoe zij beter op de emoties van hun kind kunnen reageren.
  • 7-12 jaar: Er wordt nog steeds gewerkt met ouders, maar nu is er ook aandacht voor specifieke problematiek van de ouders, zoals opvoedingsproblemen en risicogroepen (zoals adoptie- of pleegkinderen).
  • 12+ jaar: Het betrekken van gezinnen door middel van video-training of het gebruik van technieken zoals spel- en dramatherapie wordt steeds meer toegepast. Hierbij kan ook mentalizatie een belangrijke rol spelen.

-> Let op: Behandelmethoden voor kinderen met een problematische hechting zijn niet hetzelfde als bij volwassenen, bijvoorbeeld in het geval van borderlineproblemen. De behandelmethoden worden afgestemd op de ontwikkelingsfase van de jeugdige.

49
Q

hoe moet ‘verstoorde hechting’ dit worden behandeld?

A

De behandeling bestaat uit positieve, correcerende hechtingservaringen, waarbij de hechtingsfiguur het gedrag aanpast. Een ouder kan hierbij geholpen worden om op een sensitieve en voorspelbare manier te reageren. Door het verbeteren van de ouderlijke reacties kan de hechtingsrelatie worden hersteld.

50
Q

Wat word verstaan onder ‘verstoorde hechting?’

A

Verstoorde hechting verwijst naar een situatie waarin de jeugdige moeite heeft om een vertrouwensband te ontwikkelen met een hechtingsfiguur, meestal de ouders. Bij een dergelijke hechting is er meestal sprake van een inconsistent of verwaarloosd gedrag van de ouder, wat leidt tot stress en onvervulde emotionele behoeften bij de jeugdige.

51
Q

Hoe kunnen begeleiders effectief omgaan met ouders die worstelen met hun opvoedingsproblemen?

A

De begeleider moet openstaan voor de eigen moeilijkheden van ouders. Dit betekent:

  • Erken de emotionele pijn en de eventuele worstelingen van ouders in hun ouderschap. Door deze problemen te erkennen, kunnen ouders zich gehoord en begrepen voelen.
  • Ondersteuning bieden aan ouders: Het bieden van steun in het ouderschap en gericht werken aan hun specifieke problematiek kan hen helpen om meer open te staan voor coaching en interventies voor het kind.
  • De begeleider dient zelf het juiste voorbeeld te geven in de relatie met de ouders en de jeugdige. Dit houdt in: reactief, sensitiviteit, vertrouwen uitspreken en consistent zijn in reacties. Bij ouders helpt dit proces van erkenning, coaching en respect bij het herstellen van hechtingsrelaties.
52
Q

Wat is destructief recht?

A

= Begrip uit de contextuele benadering van de psychologie.
* Het verwijst naar gedrag dat ontstaat door een gevoel van onrecht of onbalans in het geven en ontvangen;
* Dit kan leiden tot vernieling of agressie als reactie op verwaarlozing, misbruik of het niet gerechtvaardigd behandeld worden in belangrijke relaties.
* Het doel is vaak niet alleen de vernietiging, maar de behoefte om de onbalans zichtbaar te maken of te corrigeren.