Stemmingsstoornissen bij adolescenten Flashcards

1
Q

Wat is anhedonie?

A

Het ervaren van verminderde plezier in activiteiten en taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke depressieve-stemmingsstoornissen zijn er?

A
  • Disruptieve stemmingsdisregulatie stoornis
  • Depressieve stoornis
  • Dysthymie
  • Premenstruele stemmingsstoornis
  • Depressieve stemmingsstoornis door middel/medicatie of een somatische aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Disruptieve stemmingsdisregulatie stoornis?

A

Dit is een combinatie van verstoord gedrag en stemmingsregulatiestoornis. Deze diagnose is toegevoegd geweest in de DSM-5 om overdiagnose/behandeling van BPS bij kinderen te vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verloop van disruptieve stemmingsdisregulatie stoornis?

A
  • Voorkomen: binnen 2 à 3 omgevingen (ouders, leerkrachten, leeftijdsgenoten)
  • Start voor dat iemand 10 jaar is
  • Duur langer dan 1 jaar
  • Diagnose gebeurt na 6 jaar en voor 18 jaar
  • Prognose: ontwikkeling naar depressieve stoornis of angststoornis, niet BPS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van disruptieve stemmingsdisregulatie stoornis?

A
  • Driftbuien (+3/week): verbaal of fysiek; zijn disproportioneel (intesiteit, duur) tov de aanleding/situatie
  • Chronische, ernstige, aanhoudende prikkelbare/boze stemming: Bijna dagelijks en meer dan 3X/week, niet in overeenstemming met het ontwikkelingsniveau, gedurende het grootste deel van de dag, waarneembaar voor anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een Depressieve stemmingsstoornis door middel/medicatie of een somatische aandoening?

A

is een vorm van depressie die veroorzaakt wordt door het gebruik van bepaalde middelen (zoals drugs of medicatie) of door een onderliggende lichamelijke (somatische) aandoening. Deze vorm van depressie onderscheidt zich van andere depressieve stoornissen doordat de depressieve symptomen een directe reactie zijn op een specifieke externe factor, zoals een stof of een ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe word dysthemie behandelt?

A

De behandeling van dysthymie kan bestaan uit psychotherapie, zoals cognitieve gedragstherapie (CGT), en/of medicatie, zoals antidepressiva. Een goede ondersteuning door een arts of therapeut is essentieel om de kwaliteit van leven te verbeteren en de symptomen te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de kenmerken voor MDS?

A

Emotioneel: Een groot deel van de dag is er sprake van een sombere of prikkelbare stemming (bij kinderen en adolescenten vaak prikkelbaarheid) en een duidelijke daling van interesse of plezier in bijna alle activiteiten.

Neurovegetatief: Er kunnen veranderingen in eetlust of gewicht optreden, zoals significant gewichtsverlies of -toename. Bij kinderen kan dit ook betekenen dat ze niet voldoende aankomen in gewicht zoals verwacht in hun groeiproces. Daarnaast kan het slaappatroon verstoord zijn, met symptomen van insomnia (slapeloosheid) of hypersomnia (overmatig slapen).

Cognitief: Patiënten kunnen gevoelens van waardeloosheid, schuld, hulpeloosheid of bezorgdheid ervaren. Er is vaak sprake van een verminderd vermogen om te concentreren, beslissingen te nemen of helder na te denken. In ernstige gevallen kunnen recidiverende gedachten aan de dood, suïcidegedachten of zelfs specifieke plannen voor zelfdoding optreden.

Lichamelijk: Mensen met MDS ervaren vaak vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag. Er kan ook sprake zijn van psychomotorische agitatie (onrust) of vertraging (traagheid in bewegingen of spraak).

Voor een diagnose moet ten minste één van de emotionele symptomen aanwezig zijn, en deze symptomen moeten een significante impact hebben op het dagelijks functioneren van de persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is er sprake van een depressieve stoornis volgens DSM-5

A
  • Er is sprake van een sombere stemming, verhoogde prikkelbaarhied, woedeaanvallen, lichamelijke klachten, sociaal terugtrekken, gedaalde (school)prestaties en/of ahedonie
  • Deze veranderingen (t.o.v. functioneren v voordien) duren langer dan 2We
  • Er heeft zich nooit een manische of hypomanische episode voorgedaan
  • Niet tgv een middel of een somatische aandoening og een schizofreniespectrum- of andere psychitische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de gevolgen van een depressieve stoornis?

A

Significant lijden of beperkingen in het functioneren op alle gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kunnen we prevalentie bieden bij depressie?

A

Door de klachten vroegtijdig te spotten en te behandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe komt het dat je tijdens je adolescentie (12-19j) een verhoogde kwetsbaarheid voor depressieve stoornissen hebt?

A

Dit komt door:
- De mismatching in de rijping van de verschillende hersengebieden.
- De mismatching tussen de sociale eisen en de rijping van de hersenen
- Denkvaardigheden nemen toe en er ontstaat ruminatie
- Hormonale veranderingen
- Afname van ouderlijke controle, toename van autonomoe van de jongere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ruminatie?

A

Rumineren is het herhaardelijk nadenken over de de betekenis en oorzaken van problemen, gevoels en symptomen, vaak gericht op nare gebeurtenissen die je hebt meegemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is mismatching tussen de sociale eisen en de rijping van de hersenen?

A

De sociale eisen veranderen snel doordat er belangrijke en snelle verandering ontstaan in de sociale omgeving. Deze veranderingen en de rijping van de hersenen drijven op hun beurt de hersen- en seksuele ontwikkeling voort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is mismatching in de rijping van de verschillende hersengebieden?

A

De ‘emotionele hersenen’ worden beinvloed door het lymbisch systeem, dit betekent dat de ‘rationale hersenen’ onder invloed zijn van de prefrontale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de oorzaak v. depressieve stoornissen?

A
  • Genetische factoren
  • omgevingfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Op welke manier hebben genetische factoren een invloed op depressie?

A
  • Genetische variabiliteit is tussen de 30% en de 50% en heeft een impact op gevoeligheid om stressvol te reageren op negatieve omgevingsfactoren
  • Vrouwen zijn 2x > mannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn temperamentkenmerken?

A

Dit is een combinatie van ↑NA x ↓PA x ↓EC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is NA, PA en EC?

A

NA: Negatieve affectiviteit, PA: Positieve affectiviteit, EC: Effortful
control

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke specifieke omgevingsfactoren kunnen depressie veroorzaken bij de jonge mens?

A
  • Ouderlijke depressie of andere psychiatrische stoornissen
  • Gebrek aan gezinscohesie
  • Ouder-kind relatieprobleem/ verstoorde hechting,
  • Negatieve ervaringen en interacties in het gezin
  • traumatische ervaringen en seksueel en fysiek misbruik en
    mishandeling; verwaarlozing
  • Traumatische ervaringen en seksueel en fysiek misbruik en
    mishandeling buiten het gezin
  • Sociaal disfunctioneren: uitsluiting en gepest worden
  • Schools disfunctioneren: Leerstoornissen, IQ, ADHD, te hoge verwachtingen, prestatiedruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de interactie tussen Gen-Omgeving bij depressie?

A

Verandering in DNA; specifiek in promotorregio vd serotoninereceptor -> zorgt voor genetische kwetsbaarheid: verandering noemen we functionele polymorfisme

Genetische kwetsbaarheid + trauma/stressvolle ervaringen v vroeger = verhoogd risico op depressie later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de prognose van depressie?

A
  • zelfdoding
  • algemeen dysfunctioneren
  • Middelenmisbruik
  • Wettelijke problemen
  • blootstelling aan negatieve gebeurtenissen
  • > dit heeft allemaal een grotere kans bij comorbiditeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoelang kan een depressie(ve stoornis) duren?

A

Gemid. duurt het ongeveer 11 maanden; (lichte depressies) kunnen jaren duren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe groot is het risico op terugval bij een depressieve stoornis?

A

Na 5j is er 70% kans; dit neemt toe naarmate het aantal eerdere episodes groter is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke comorbiditeit kan er zijn bij depressie?

A
  • 40-90 % comorbide psychiatrische stoornis en 20-50% ≥ 2 comorbide diagnoses naast de
    depressie;
  • Gedragsstoornissen; Obsessief-compulsieve stoornis (ODD/CD)
  • Angststoornissen
  • ADHD
  • Trauma (PTSS)
  • Autisme
  • somatoforme stoornis
  • Enuresis of encopresis
  • Alcoholmisbruik
  • Eetstoornis
  • Licht verstandelijke beperking
  • Borderline persoonlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe word Milde depressie (5-6) behandelt?

A
  • Psycho-educatie
  • Ondersteuning
  • Watchfull waiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe word Matige depressie (score 7-8) behandelt?

A
  • Psycho-educatie
  • Ondersteuning
  • Watchfull waiting
  • Psychotherapie: CGT of IPT
  • Ouder/gezinsbegeleiding
  • Soms: medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe word Ernstige depressie (9) behandelt?

A
  • Psycho-educatie
  • ondersteuning
  • Watchfull waiting
  • Psychotherapie: CGT of IPT
  • Ouder/gezinsbegeleiding
  • Medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat bekijken/ behandelen we via psycho-educatie bij depressie?

A
  • Symptomen: misvattingen, schuldgevoelens, aanvaarding
  • Ontstaanfactoren: (Kwetsbaarheid voor) depressie bij ouders; Uitlokkende stressoren
  • Verloop, risico op herval: behandeltrouw bevorderen
  • Behandelmogelijkheden overlopen: betrokkenheid verhogen door inspraak
  • Invloed op gezinsrelaties: overbetrokkenheid <-> tekort aan empathie
  • schools functioneren: contact met de school -> uitleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat moeten ouders ondersteunen?

A
  • Ziektestatuut (soms wil kind wel naar school maar moet je zeggen ‘nee even
    rusten nu’)
  • Overleg met de school
  • Uitlokkende factoren depressie verminderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is CGT psychotherapie?

A

= Cognitieve GedragsTherapie

Hierbij bekijken we de GGGGG:
- Gebeurtenis
- Gedachte
- Gevoel
- Gedrag
- Gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is ABFT?

A

= Attachment Based Family Therapy
= een therapeutische benadering die zich richt op het herstellen en versterken van emotionele banden binnen gezinnen, met name tussen ouders en hun kinderen. Het uitgangspunt van ABFT is dat sterke, veilige hechtingsrelaties binnen het gezin een cruciale rol spelen in het welzijn van jongeren en hun vermogen om met stress en emotionele problemen om te gaan. De therapie richt zich vooral op gezinnen waarin jongeren worstelen met depressie, angst, suïcidale gedachten of andere emotionele problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is psychodynamische psychotherapie?

A

is een vorm van psychotherapie die zich richt op het onderzoeken van onbewuste processen, emotionele conflicten en vroegere ervaringen die invloed hebben op het huidige gedrag, gedachten en emoties van een persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe werkt de medicatie tegen depressie?

A

1e keuze = SRRI = Selectieve Serotonine Reuptake Inhibitoren
* verschillende soorten: setraline, citalopram, exitalopram
* SNR: venlafaxine
* Onvoldoende bewijs effectiviteit + veiligheid, behalve bij fluoxetine
* effectiviteit = 61%, placebo = 50%
* combo behandeling: farmacotherapie + psychotherapie = beste effect

35
Q

Wat is angst?

A

is een normaal en universeel gevoel. Het heeft een protectieve functie tegen mogelijk gevaar. In elke ontwikkelingsfase hebben kinderen specifieke angsten. Als het gevaar geweken is zal er opnieuw ontspanning komen en aandacht voor alledaagse dingen. Bij jonge kinderen valt het minder snel op. Het is de meest voorkomende psychische stoornis in de kinderleeftijd.
Normale angst ≠ buitensporige angst

36
Q

Wanneer is er sprake van psychopathologische angsten volgens DSM-5?

A
  • Angsten houden aan
  • Niet meer adaptief als het normale dagelijks functioneren verstoord raakt, sprake van langdurig en ernstig lijden
37
Q

Wanneer blijven angsten bestaan?

A
  • Indien bron van de angst aanwezig blijft
  • Als er geen trigger is om de angst te overwinnen (vermijding)
  • Bij cognitieve vervormingen
38
Q

Wat zijn de kenmerken van angst?

A

Fear = angst (gevoel) is geassocieerd met de activatie van het autonome ZS en met een directe vecht
of vluchtreactie. Er is op dat moment een aanwezige dreiging in de nabije omgeving.

  1. Lichamelijke reacties:
    Motorische verschijnselen; hyperactiviteit, trillen en beven

Fysiologische verschijnselen: versneld ademhalen, hogere hartslag, zweten, …

Onmiddellijk optredende, opvallende, specifieke en openlijke dreiging in de nabije omgeving

Reactie: ontsnappen of vermijden

Normale, adaptieve reactie op gevaar (lichamelijk)

  1. Angstige gedachten: negatieve affectiviteit = negatieve lading toekennen aan een gebeurtenis:
    Anxiety = (psychische) angst, (be)zorg(dheid) = nadenken over toekomstig gevaar:
    - Aanhoudende dreiging met minder precieze voorspelling van het gevaar
    - Door je gedachten maak je jezelf angstig, er is geen gevaar. Je maakt jezelf bang
    - Reactie: toegenomen fysiologische arousal
    - Abnormale reactie op gevaar (cognitief)
  2. Gedrag: vermijdend gedrag stellen
39
Q

Wat zijn de risicofactoren van angst bij kinderen?

A
  • Bij kind zelf
    o Genetische aanleg: gedragsinhibitie -> overerving ouders
    o Afhankelijk van gehechtheid: veroorzaakt door onveilige ambivalente/afwerende gehechtheid
    o Vaak angstige cognitieve stijl
  • Door ouders/gezin:
    o Internaliserende stoornis bij één van de ouders
    o Opvoedingsstijl: weinig aanmoediging + overbezorgdheid
    o Verwaarlozing en mishandeling
  • Door omgeving
    o Negatieve levensgebeurtenissen
    o Slechte relatie met leeftijdsgenootjes
40
Q

Welke rol heeft het gezin in het al dan niet afleren van angsten?

A

Belangrijke rol in het al dan niet afleren van angsten:
 Veilige, beschermende context
 Biedt info over situaties (bv. ziet zus omgaan met een hond  hoe kan ik dit doen)
 Bekrachtigen van coping (leren ondersteunen) of vermijdingsgedrag (niet bekrachtiging)

41
Q

Hoe kunnen we angst bij kinderen behandelen?

A

Richt zich op het verminderen van de angstsymptomen en op het verbeteren van het sociaal functioneren:
- Psycho-educatie: uitleg geven aan ouders en kind
- Psychosociale interventies

Eventueel farmacotherapie
1. Angst – gevoel: relatie gevoel – lichaam -> emotieregulatie
2. Lichamelijke reacties: ontspanningsoefeningen
-> emotieregulatie
3. Angstige gedachten: angstopwekkende gedachten herkennen/vervangen door angstverminderende
gedachten -> cognitieve herstructurering = angstige gedachten leren kennen en veranderen door
angstverminderende, neutrale, realistische gedachten:
- CGT vertrekt vanuit het idee dat er heel milde relatie is tussen gevoelens en gedrag. Door de
storende/afwijkende gedachtenpatronen te gaan veranderen zouden de problemen op gebied van gevoelens of gedrag kunnen gaan aanpassen.
- Negatieve gedragspatronen die verband houden met angststoornissen = cognitieve
vervormingen en automatische gedachten.

  1. Gedrag (vermijding) -> desensitisatie
    - Blootstelling = exposure = confrontatie met een angstwekkende situatie
    - Minst: meest beangstigend
    - Lot en bekrachtiging
42
Q

Welke behandelprotocollen zijn er?

A

Steeds aanpassen aan de individuele behoefte van een kind en het gezin.

Denken + doen = durven (Bögels, 2008b, c)
- Groepsbehandeling voor kinderen en jongeren met angststoornissen
- Technieken uit CGT om de angstige gedachten te veranderen

FRIENDS = VRIENDEN (Barrett, Webster, Turner, 2000):
Het is een groepsbehandeling voor kinderen en jongeren met angststoornissen. Het zijn technieken uit CGT
om de angstige gedachten te veranderen. Vrienden voor het leven programma:
- V: Voel gevoelens
- R: Rust en ontspan jezelf
- I: Ik kan het! Ik kan het zo goed mogelijk proberen
- E: Eigen plan van aanpak
- N: Netjes gedaan dus beloon jezelf
- D: Doe je oefeningen! Niet vergeten
- EN: En blijf rustig voor het leven

43
Q

Welke Bipolaire-stemmingsstoornissen zijn er?

A
  • Bipolaire I stoornis
  • Bipolaire II stoornis
  • Cyclothyme stoornis
  • Bipolaire stemmingsstoornis door een middel/medicatie of een somatische aandoening
44
Q

Wanneer is er sprake van BPS I?

A

BPS met min. 1 manische episode (>1w
stemmingsverandering en toegenomen
activiteit en duidelijke beperkingen)

45
Q

Wanneer is er sprake van BSP II?

A

BPS met min.1 hypomane episode(s)
(>4opeenvolgende d en geen duidelijke
beperkingen) en min. 1 depressieve episode

46
Q

Wat is cyclothyme stoornis?

A
  • gedurende min. 1jaar talrijke periodes van lichte
    manische en lichte depressieve symptomen
    (onvoldoende voor (hypo)manie of depressieve
    episode)
  • Symptomen min.de helft van de tijd aanwezig
    geweest
  • Niet langer dan 2m achtereen symptoomvrij
47
Q

Hoe diagnoseren we bipolaire stemmingsstoornissen?

A
  • Moeilijk te diagnosticeren en nauwelijks te onderscheiden van veel andere op de kinderleeftijd
    voorkomende stoornissen (ADHD, Depressie, Gedragsstoornissen, Middelenmisbruik).
  • Visieverschil in de Amerikaanse literatuur en de Europese literatuur
  • VS sterke toename diagnose bipolaire stoornis NAO bij kinderen bij wie sprake is van een ernstig
    prikkelbare stemming, ‘affectieve stormen’, stemmingslabiliteit, ernstige driftbuien, symptomen van
    depressie, angst, hyperactiviteit, slechte concentratie en impulsiviteit, zonder dat er sprake is van periodiciteit.
    -> follow-uponderzoeken : latere leeftijd GEEN BPS ontwikkelen, maar vooral unipolaire depressies of angststoornissen.
    -> Dit heeft mede geleid tot een aanpassing van de criteria voor (hypo-) manie in de DSM-5 (2013), waarbij ‘toegenomen activiteit’ is toegevoegd als verplicht tweede kernsymptoom, naast een ‘veranderde stemming’
    + disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis , bedoeld als classificatie voor kinderen met stemmingsklachten en ernstige chronische prikkelbaarheid.
48
Q

Wanneer is er volgens het DSM-5 sprake van manie?

A

Noodzakelijke symptomen:
- Verhoogde stemming
- Prikkelbaarheid
- Toegenomen activiteit

+ 3 of meer van de volgende symptomen:
- Vergroot zelfvertrouwen
- Verhoogde doelgerichte activiteit of agitatie
- Verminderde nood aan slaap
- Afleidbaar
- Praatgraag en snelle spraakk
- Vlucht van ideeën/racegedachten

49
Q

Want zijn de belangrijkste risicofacoren voor kinderen en adolescenten om bipolaire stoornis te ontwikkelen?

A
  • De eerste episode vrijwel altijd een (lichte) depressie
  • Familiaire belasting is de belangrijkste risicofactor voor kinderen en adolescenten om zelf een bipolaire stoornis te ontwikkelen. Kinderen van een
    ouder met een bipolaire stoornis hebben lifetime 10-15% kans op een bipolaire stoornis.
50
Q

Hoe kunnen we bipolaire stoornissen behandelen?

A
  • Psycho-educatie: symptomatologie, etiologie, prognose; behandeling; aanpassingen van de leefstijl
  • Psychotherapie: CGT, IPT-A, FFT
  • Medicatie: Stemmingsstabilisatoren
51
Q

Hoe gaan we onze leefstijl aanpassen?

A
  • Stressreductie
  • Regelmatig slaappatroon
  • aanpassingen op school
52
Q

Wat is IPT-A?

A

= Interpersoonlijke Psychotherapie voor Adolescenten
= Is een vorm van psychotherapie die speciaal is ontwikkeld voor jongeren en adolescenten met depressieve klachten. Het is een aanpassing van de klassieke Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT) en richt zich op de rol van interpersoonlijke relaties bij het ontstaan, het onderhouden en het verergeren van depressieve symptomen. IPT-A helpt jongeren om hun emotionele problemen te begrijpen in de context van hun sociale relaties en werkt eraan om die relaties te verbeteren als een manier om hun stemming te verbeteren.

53
Q

Wat is FFT?

A

= Functional Family Therapy
= Functionele Gezinstherapie
= een systeemgerichte, gefaseerde behandeling gericht op het verbeteren van gezinsrelaties en het aanpakken van gedragsproblemen bij jongeren. Door een combinatie van gedragsmatige, cognitieve en systeemgerichte technieken helpt FFT gezinnen om negatieve interactiepatronen te doorbreken en positieve veranderingen te bevorderen. Het is een effectieve en intensieve therapie die vooral wordt ingezet bij jongeren met ernstige gedragsproblemen en hun gezinnen.

54
Q

Welke stemmingsstabilisatoren gaan we gebruiken?

A

We gaan stabilisatoren gebruiken die een atimanisch effect hebben en geen antidepressief effect omdat dit het risico tot een manisch episode kan uitlokken. We gaan preparaten gebruiken.

55
Q

Welke preparaten van stemmingsstabilisatoren bij medicamenteuse behandeling van een bipolaire stoornis gaan we gebruiken?

A
  • Lithium
  • Anti-epilectica
  • Anti-psychotica
56
Q

Komt depressie en BPS veel voor?

A

depressie komt vaker voor dan BPS. BPS is zeldzaam. Ze komen wel bij vrouwen 2x meer voor dan bij mannen

57
Q

Wat pyscho-educatie?

A

is een proces waarbij mensen met psychische problemen en hun omgeving (zoals familie en vrienden) voorlichting en informatie krijgen over de aard van hun aandoening, de impact ervan op het dagelijks leven, en de beschikbare behandelingen. Het doel van psycho-educatie is om inzicht te geven in de stoornis en de bijbehorende symptomen, vaardigheden aan te leren om hiermee om te gaan, en het bevorderen van herstel en zelfmanagement.

Op basis van de door jou verstrekte informatie zou de psycho-educatie voor kinderen en jongeren met een focus op activatie, emotionele competentie, en cognitieve kwetsbaarheid er als volgt uitzien:

58
Q

Welke soorten angststoornissen zijn er ?

A
  • Seperatieangststoornis
  • Selectief Mutisme
  • Specifieke fobie
  • Sociale angststoornis
  • Paniekstoornis
  • Agorafobie
  • Gegeneraliseerd angststoornis
59
Q

Wat is seperatieangststoornis?

A

Excessieve angst of vrees om gescheiden te worden van diegene aan wie de betrokkene gehecht is

 Klinisch beeld:
Jonge kind: vastklampen, achterna lopen/kruipen,
Later: nachtmerries over separatie, schoolweigering, verzetten tegen het gescheiden worden
van de ouders door te weigeren om ergens te logeren, om alleen te slapen, alleen thuis te
zijn
Meer lichamelijke klachten (buikpijn, hoofdpijn,…)
Tot 18 jaar: langer dan 4 weken aanwezig

60
Q

Wat is selectief mutisme?

A
  • Consistent niet spreken in sociale situaties waarin dit wel verwacht wordt (school) 
    leerbeperkingen als gevolg
  • Spreekt wel in andere situaties
  • Geen gebrek aan kennis van of vertrouwdheid met de in de sociale situatie gesproken taal
  • Begint vaak voor het 5e levensjaar, maar meestal dan pas ontdekt
  • Duur stoornis: minimum één maand
61
Q

Wat is specifieke fobie?

A

 Duidelijke angst of vrees voor een specifiek object of situatie: vliegen, hoogtes, dieren, bloed, …
 Het object van de fobie/situatie lokt onmiddellijk angstreacties uit
 Vermijding van de angstaanjagende prikkel
 Veroorzaakt significante lijdensdruk, beperkingen in het dagelijks functioneren
 Langer dan 6 maanden aanwezig

62
Q

Wat is sociale angststoornis?

A

 Angst/vrees voor sociale situaties met blootstelling aan mogelijke kritische beoordeling door anderen
- Sociale interacties
- Geobserveerd worden
- Prestatie leveren in bijzijn van anderen
 Bij kinderen: huilen, driftbuien, verstijven, vastklampen, wegduiken, niet spreken
 Vermijding van sociale situaties
 Zorgt voor beperkingen in het dagelijks leven
 Langer dan 6 maanden aanwezig

63
Q

Wat is een paniekstoornis?

A

 Terugkerende onverwachte paniekaanvallen
- Plotse golf van intense angst of onbehagen die binnen enkele minuten een piek bereikt
- Gepaard met lichamelijke klachten: hartkloppingen, zweten, trillen, ademnood, borstpijn,
buikpijn, duizeligheid en cognitieve klachten (derealisatie, depersonalisatie, vrees om gek te
worden, dood te gaan)
 Bezorgd zijn over nieuwe paniekaanvallen
 Gedragsverandering in samenwerking met aanvallen

64
Q

Wat is agorafobie?

A

Vrees voor twee of meer:
 Gebruik maken van vervoer (auto, bus, trein, vliegtuig, …)
 In open ruimte bevinden (parkeerplaatsen, markt, brug, …)
 In afgesloten ruimte bevinden (winkels, theaters, cinema, …)
 In de rij staan of in menigte bevinden
 Alleen buitenshuis zijn
Vermijding van deze situaties vanuit de gedachte dat ontsnappen moeilijk zal zijn of hulp niet beschikbaar
wanneer zich paniek, gênante, machteloos makende symptomen zich zouden ontwikkelen. Moet langer dan 6
maanden aanwezig zijn.

65
Q

Wat is gegeneraliseerde angststoornis?

A

 Angst en bezorgdheid in combinatie met 3 of meer (kinderen: 1) symptomen:
- Rusteloosheid, opgedraaid of gespannen gevoel
- Snel vermoeid raken, piekeren
- Moeite met concentreren
- Prikkelbaarheid, spierspanning, slaapproblemen
 Diverse bronnen voor de angst: prestaties op werk/school, vakantie,…
 Langer dan 6 maanden aanwezig

66
Q

Wat is BPS door een middel/medicatie of een somatische aandoening?

A

is een bipolaire stemmingsstoornis die wordt veroorzaakt door externe factoren zoals het gebruik van een middel (bijvoorbeeld drugs of medicijnen) of een lichamelijke ziekte. De behandeling richt zich op het aanpakken van de onderliggende oorzaak en het stabiliseren van de stemming. Het is belangrijk om deze vorm van bipolaire stoornis te onderscheiden van andere vormen, omdat de symptomen vaak direct gerelateerd zijn aan een specifieke oorzaak buiten de persoon zelf.

67
Q

Wat is suïcidaliteit?

A

Een proces met:
 Gedachten over dood/doodgaan
 Gedachten over zelfdoding/zelfbeschadiging
 Dreigen met of tekenen van zelfdoding
 Poging tot zelfdoding (medicijnen zijn niet effectief in het bereiken van zelfdoding)
 Geslaagde zelfdoding

68
Q

Hoe herken je de signalen van suïcidaliteit van mensen in je omgeving?

A

 Consumeren veel meer alcohol/drugs
 Slapen veel meer/minder
 Snel agressief of helemaal van slag
 Extreme moodswings van extreme blijheid naar diepe neerslachtigheid
 Babbelen vaak over de zin van het leven of voelen zich hopeloos
 Ze isoleren zich opeens van andere mensen

69
Q

Hoe pak je suïcidaliteit aan?

A

Let op signalen zoals isolatie en stilte en het is heel moeilijk om zelf uit de put te kruipen
 Wanneer we in een depressie terechtkomen en onze gedachten in een negatieve spiraal cirkelen, is
ons eigen brein vaak de ergste vijand
Stel laagdrempelige vragen zoals:
 Hoe is je laatste week geweest? Wanneer is de laatste keer dat je echt iets leuks hebt gedaan? Wat
zou je blij maken vandaag? Ik voel me de laatste tijd mentaal soms niet zo oké, heb je advies voor
me?
 Stel je zelf kwetsbaar op, dat bouwt vertrouwen
 Vraag dieper door dan gewoon “alles goed met je?

70
Q

Hoe vang je suïcidaliteit het beste op?

A

3.1.1.2 Opvang
 Open communicatie over voeren
 Ernstig nemen:

Niet tegenspreken, wel blijven beklemtonen dat je mee wil zoeken naar andere oplossing

Empathische houding
 Bereikbaarheid 24u/24u organiseren
 Verwijderen van middelen (in overleg)
 Structuur aanbrengen: dagstructuur, ordening en analyse van probleemdomeinen
 Opname: indien problematische gezinstoestand (in overleg) + continue bewaking

71
Q

Wat is een somatoforme stoornis?

A

Dit is een psychische aandoening waarbij een persoon lichamelijke klachten heeft waarvoor geen somatische oorzaak gevonden is.

72
Q

Wat is het gevolg van comorbiditeit bij depressie?

A

Grotere kans op;
- hercal
- langere episodes
- verhoogd suïciderisico
- meer functionele beperkingen
- minder gunstige behandelingsrespons
- meer gebruik medische diensten

73
Q

Wat is enuresis of encopresis?

A

Enuresis = urineverlies
Encopresis = ontlastingsverlies

74
Q

Wat is de puntprevalentie bij depressie?

A
  • Lifetime prevalentie van subsyndromale vormen van depressie in 15 – 18 jarigen: 11%
  • Peuters/ kleuters: O.9%
  • Kinderen 6 – 12 jaar: 1 à 2%
  • Jongeren 12 – 18 jaar: 3à 8%
  • Cumulatieve incidentie tegen 18 jaar: 20%
75
Q

Wat is de leeftijdsontwikkeling van angst?

A
  • 0-6maand:van luide geluiden angst gaan hebben – externe prikkels
  • 6maand-2jaar: 2 soorten angst; angst voor vreemden, angst voor hoogtes
  • 2jaar -6 jaar: de fantasie die komt; schrik voor monster, ook beginnen kinderen hier
    te onthouden (BV krokodil)
  • 6 jaar-12-jaar:
  • een kind gaat meer angst hebben voor reële dingen, dood, ziekte,..
  • Ook zit je met het negatief oordeel: wat denken andere van mij, hoe kom ik over
    tegenover anderen?
  • Ouder dan 12: de normale angst ontwikkelen, er blijft wel angst voor oordeel van andere leeftijdsgenoten, ook dood, ziekte
    ->veel angststoornissen
76
Q

Wat is selectief mutisme?

A
  • is een zeldzame angststoornis waarbij een kind of volwassene in specifieke situaties, zoals op school of in sociale omgevingen, niet spreekt, ondanks dat hij of zij in andere situaties wel normaal kan communiceren.
  • Het probleem is niet te wijten aan een taal- of spraakstoornis of een gebrek aan kennis van de taal, maar wordt veroorzaakt door een intense sociale angst.
77
Q

Welke houding nemen we als therapeut aan bij angststoornissen bij volwassenen (en ook bij kinderen)?

A
  • Steunend structurerend
  • inzicht hebben in psycho-educatie
78
Q

Wat is een kenmerkend symptoom van selectief mutisme?

A

Er is consistent sprake van niet spreken in sociale situaties waarin dit wel verwacht wordt, zoals op school, terwijl de persoon in andere situaties (zoals thuis) wel spreekt.

79
Q

Hoe beïnvloedt selectief mutisme leren?

A

Het kan leiden tot leerbeperkingen, omdat de persoon niet in staat is verbaal deel te nemen aan de lessen of vragen te stellen in een schoolomgeving.

80
Q

Op welke leeftijd begint selectief mutisme meestal?

A

Het begint vaak vóór het vijfde levensjaar, maar wordt meestal pas opgemerkt zodra een kind naar school gaat.

81
Q

Hoe lang moeten de symptomen aanwezig zijn om van selectief mutisme te spreken?

A

De symptomen moeten langer dan één maand aanwezig zijn, exclusief de eerste aanpassingsmaand op school.

82
Q

Kan selectief mutisme verband houden met trauma of misbruik?

A

oewel dit zelden de oorzaak is, moet er in een klein percentage van de gevallen rekening worden gehouden met de mogelijkheid van trauma of misbruik.

83
Q

Hoe gedraagt een kind met selectief mutisme zich vaak buitenshuis?

A

Het kind spreekt meestal niet buitenshuis, ondanks dat het thuis wel normaal praat. In sociale situaties communiceert het vaak non-verbaal, bijvoorbeeld door gebaren.