Embryologie Flashcards

1
Q

Hoe verloopt de conceptie?

A

De spermatoze en de oöcyt versmelten; ze geven elk de helft van de chromosomen door -> ‘23 paren’ -> dit vormt de zygote; erna de embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 fasen doorloopt de bevruchting?

A

1) pre- embryonale fase
2) embryonale fase
3) foetale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van de pre-embryonale fase?

A

In week 3 na de bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer spreken we van de embryonale fase?

A

Van W4 tot W8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer spreken we van de foetale fase?

A

Van W9 tot het einde van de ZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er in de pre-embryonale fase?

A

1) Verplaatsing van eileider naar baarmoeder
2) Vorming van zygote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er in de embryonale fase?

A

1) vorming embryo
2) celdifferentiatie -> ontstaan organen: been; arm; ogen; hart; oren; tanden; gehemelte; genitaliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de embryonale fase een kwetsbare fase?

A

In deze fase kunnen teratogene stoffen zoals alcohol, drugs, virussen zorgen voor afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er in de foetale fase?

A

Vorming foetus
Verdere groei en ontwikkeling van de organen (zoals de hersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de stadia van embryogenese?

A

1) oöcyt -> bevruchting
2) zygote
3) 2- cellig stadium
4) 4- cellig stadium
5) morulla
6) blastulla
7) gastrulatie
8) neurulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet de blastulla?

A

Na 7 dagen arriveer die in de baarmoeder en kan daarna de gastrulatie beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer begint de gastrulatie?

A

3e W na conceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er tijdens de gastrulatie?

A

Ontstaan van 3-lagig kiemblad;
1) ecoterm = huid en zenuwstelsel
2) mesoterm = skelet, spieren en bindweefsel
3) endoterm = darm en ademhalingstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer vind de neurulatie plaats?

A

3-4 Wn na conceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er tijdens de neurulatie?

A

Ontstaan neurale plaat -> vormt de neurale groef -> deze sluit zich + vorming neurale buis, neurale lijst -> CZS, hersenen en ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In wat ontwikkeld de neurale lijst zich?

A

Ganglia = zenuwknopen (spinaal ganlion), schedel, deel tanden, meningen = hersenvliezen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In wat ontwikkeld de neurale buis zich?

A

CZS en netvlies (= retina)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In wat ontwikkeld het mesoderm zich tijdens de neurulatie?

A

Somieten: derma-, mio- en sclerotomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kan de gevolgen zijn van een defect in de neurale buis?

A

Encephalocele (‘uitstulpingen’ vd hersenen), spina bifida (open rug)

20
Q

Uit wat bestaat de foetale fase?

A

1) proliferatie (8-25 We)
2) migratie (8-34 We)

21
Q

Wat is de profilatie?

A
  • Snel proces met veel celdeling
  • Neurale buis sluit
  • snelle ontwikkeling v 1 cellaag naar meer
22
Q

Wat is migratie?

A
  • de delende cellen verplaatsen weg
  • de cortex ontstaat
23
Q

Wat zijn proliferatie stoornissen?

A
  • micrencephalie (schedelomvang = te klein -> te kleine hersenen)
  • macrencephalie ( te grote hersenen)
24
Q

Wat gebeurt er tijdens de neuronale differentiatie ( 5weken tot 4j na geboorte)

A
  • uitrijping tot verschillende soorten hersencellen
  • groei van zenuwuitlopers (dendrieten en axonen)
25
Q

Wat gebeurt er tijdens de neurale afbraak ( 2 tot 16j)

A
  • afbraak corticale cellen -> beter herstel
  • selectieve synapseliminatie
26
Q

Welke migratiestoornis heb je?

A

Lissencephalie

27
Q

Welke differentiatie stoornissen heb je?

A

Epilepsie
Perceptiestoornis
Leerstoornis
Coordinatiestoornis

28
Q

Welke neuronale afbraakstoornis is er?

A

Spinale spieratrofie

29
Q

Welke stoornissen heb je bij de selectieve synapseliminatie?

A

Asfyxie = zuurstoftekort bij geboorte -> zorgt voor myelinisatie storing
Epilepsie -> geeft schade aan myeline door aanval

30
Q

Wat is encephalocele?

A

Dit is een neurale buis defect waarbij er door een spleet in de schedel er een aangeboren uitstulping is van het hersenweefsel

31
Q

Wat is Occipitale encephalocele?

A

Dit is encephalocele ( = uitstulping hersenen door spleet schedel) dat zich bevindt un de occipitaleregio (= de achterkand van het hoofd)

32
Q

Wat is fronto-ethmoidale encephalocele?

A

Dit is encephalocele ( = uitstulping hersenen door spleet schedel) dat zich bevindt tussen het voorhoofd (= frontaal) en de neus (= ethmoïdaal); Dit type is meestal zichtbaar aan de voorkant van het hoofd

33
Q

Wat is selectieve synapseliminatie?

A
  • Verwijderen van overtollige synapsen in hersenontwikkeling.
  • Helpt efficiëntere verbindingen te behouden.
  • Gebeurt voornamelijk in vroege kinderjaren en adolescentie.
  • Belangrijk voor leren en neurale verfijning.
34
Q

Wat is myelinisatie?

A
  • Vorming van myeline-omhulsels rond axonen.
  • Versnelt elektrische signaalgeleiding in zenuwen.
  • Beschermt axonen tegen schade.
  • Begint prenataal en gaat door tot volwassenheid.
35
Q

Waneer vormen neuroblasten zich?

A
  • Ontstaan tijdens de 3e tot 5e week van de zwangerschap.
  • Gevormd uit neuro-epitheliale cellen in de neurale buis.
  • Cruciaal voor hersenontwikkeling.
36
Q

Wat zijn neuroblasten?

A
  • Voorlopercellen van neuronen.
  • Migreren naar specifieke hersengebieden.
  • Differentiëren tot functionele neuronen.
37
Q

Wat is lissencephalie?

A
  • “Gladde hersenen” door ontbreken van hersenplooien; Stoornis waarbij de hersenschors veel gladders is met minder sulci en minder gyri dan gebruikelijk; Hersencellen zijn niet naar de juiste plaats gemigreerd
  • Symptomen: Ernstige cognitieve achterstand, epilepsie, verminderde spierkracht.
  • Oorzaken: Genetische mutaties (zoals LIS1) of prenatale schade.
38
Q

Wat zijn focale afwijkingen?

A
  • Gelokaliseerde afwijkingen in de hersenen, weefsels of organen
  • -> in de hersenen kan het neurologische stoornissen veroorzaken, afhankelijk van locatie.
  • Voorbeelden: Lokale hersenschade, tumoren, bloedingen.
39
Q

Wat zijn grove morfologische afwijkingen?

A
  • Waarneembare structurele misvormingen.
  • Voorbeelden:
    > Holoprosencefalie: Falen van hersensplitsing in hemisferen.
    > Microcefalie: Te kleine schedel.
    > Arachnoïdale cysten: Vochtgevulde holtes in de hersenen.
40
Q

Wat is Corpus Callosum Agenesie?

A

= Afwezigheid (volledig/gedeeltelijk) van het corpus callosum (de zenuwbundel die de linker- en rechterhersenhelft verbindt)
- Oorzaken: Genetische mutaties, prenatale infecties/schade.
- Symptomen:
> Milde tot ernstige ontwikkelingsstoornissen.
> Motorische problemen, verminderde cognitie, epilepsie.
- Behandeling: Geen genezing, maar therapieën helpen functioneren verbeteren.

41
Q

Wat is het spectrum van lissencephalie?

A

-Parchygyrie: minder gyri dan normaal
- oligochyrie: weinig gyri
- Agyry: afwezigheid van gyri

42
Q

Wanneer vind neuronale differentiatie plaats?

A
  • Van 5 weken na conceptie tot 4 jaar na de geboorte
  • Cellagen ontwikkelen zich meer specifiek:
    Vorming van dendrieten, axonen (= zorgen voor het transporteren van elektrische signalen en
    chemische stoffen) , synapsen met hun neurotransmitters.
43
Q

Hoe ontwikkeld de neurologie zich verder van 2-16j?

A
  • Afbraak van corticale cellen
  • afbraak overtollige cellen
  • Voordeel: betere herstelkansen na accident
  • pathologie: spinale spieratrofie
44
Q

Wat gebeurd er eerst tijden de myelinisatie (25W ZS - 20j)

A
  • Enkele grote banen gemyeliniseerd
    > zuigen
    > slikken
  • In eerste levensjaar
    > piramidale banen
    > verloop van de motorische ontwikkeling
  • Cerebellum (kleine hersenen): tot 5 jaar
  • Nadien: onderhoud
45
Q

Welke mogelijke pathologiën kan je hebben bij de geboorte of als zuigeling?

A
  • Asfyxie bij geboorte:
    > Initieel niks te zien
    > Later: hypertonie
    > Gestoorde myelinisatie door zuurstoftekort
  • Epilepsie zuigeling:
    > Schade aan myeline
    > Gevolgen op ontwikkeling