Heching en psychopathologie Flashcards

1
Q

Wat is hechting?

A

De affectieve band van een kind met de reguliere opvoeder, en aan wie het kind troost ontleent in tijden van angst en spanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is het vormen van een gehechtheidsrelatie belangrijk?

A

Het is een belangrijke mijlpaal in kinderen hun leven omdat het hen een goede basis geeft voor een verdere gezonde ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is gehechtheid

A

= aangeboren gedragsysteem om te overleven, dat wordt ingezt bij gevaar/stress.
Het vormt de blauwdruk voor latere relaties
het zorgt ervoor dat het kind de wereld durft te verkennen en zelfstandig durft te worden
De eerste gehechtheidsrelatie ontwikkeld zich tussen 6-12m vh kind; het uitstellen hiervan is riskant: Kan zorgen voor het Ontbreken van sociale relatie, omdat het bijvoorbeeld vanaf de geboorte in een kindertehuis geplaatst is of ernstig verwaarloosd is, kan een onomkeerbaar negatief effect hebben op de verdere hersenontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is hechting belangrijk voor de ontwikkeling van het brein?

A

Het heeft een invloed op de stressregulatie:
- 1j: co-regulatie
- goede hechting = goede regulatie; later = goede reflectie/ mentaliseren
- ervaringen bij hechting worden een script in het brein:
verwachtingen worden gecreërd, invloed op het aansturen van gedrag; traumatische stress (op een jonge leeftijd) een grote impact heeft; het bepaalt wat in denken/voelen/doen wordt vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is mentaliseren?

A

= het kunnen denken over het gedrag van zichzelf en van anderen in termen van
veronderstelde mentale toestanden, zoals gedachten, gevoelens, wensen, en intenties. Goed kunnen mentaliseren zorgt mee voor het voorkomen van de ontwikkeling van psychopahtologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de invloed van trauma op de hersenen en de hechting?

A

Het zet hechting onder druk en zorgt voor het onstaan een hyperreactie van het limbisch systeem; zo onstaan er structurele (semi-permanente) verandering van het neuraal systeem en veroorzaakt het dus anatomische veranderen in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ontwikkeld de hechting zich op 0-2m?

A

Baby heeft beperkt vermogen onderscheid te maken tssn verschillende verzorgers, herkent
geur en stemgeluid van moeder, maar geeft geen blijk van voorkeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontwikkeld de hechting zich op 2-3m?

A

Begin van sociale interactie, met meer oogcontact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontwikkeld de hechting zich op 3-7m?

A

Baby kan onderscheid maken tssn verschillende verzorgers maar geeft geen blijk van een
sterke voorkeur; is op zijn gemak bij vele bekende en onbekende volwassenen en sterk
gemotiveerd om initiatief te nemen tot interactie met al die volwassenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ontwikkeld de hechting zich op 7-9m?

A

Ontstaan van selectieve gehechtheid, zoals blijkend uit ontstaan van eenkennigheid (eerste
terughoudendheid) en protest bij separatie (van streek bij het anticiperen van separatie van
gehechtheidsfiguren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontwikkeld de hechting zich op 9-18m?

A

Hiërarchie van gehechtheidsfiguren wordt duidelijk. Baby/dreumes zoekt evenwicht tussen
de behoefte te exploreren en de behoefte nabijheid te zoeken; deze behoeften worden
duidelijker op het moment dat het kind bij ongeveer 12 maanden zelf gaat lopen. Zowel
veilige-basisgedragingen (zich verwijderen van de verzorger om te exploreren) als veilige
havengedragingen (terugkeren naar de verzorger voor troost en steun) duidelijk zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontwikkeld de hechting zich op 18-20m?

A

Begin van symbolische representatie, zoals spel met ‘doen alsof’ en taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontwikkeld de hechting zich op 20-36m?

A

Door doel gecorrigeerd partnerschap waarin het kind zich toenemend bewust wordt van het
feit dat zijn doelen kunnen conflicteren met die van anderen en van de noodzaak van
onderhandelen, compromissen en uitstel van behoefte bevrediging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke types van gehechtheid heb je?

A
  • Veilige gehechtheid:
    exploratie: nabijheid GF; terugkeren veilige basis
  • Angstig-vermijdende:
    weinig exploratie; weinig nabijheid GF
  • Angstige-ambivalente:
    erg aanhankelijk aan GF; verlatingsangst; geen exploratie
  • Gedesorganiseerde:
    angst of tegenstrijdig gedrag: zoeken nabijheid maar willen toch afstand houden van hun GF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe uit Angstig-ambivalente gehechtheid zich?

A

ouders = sterk wisselend, inconsequent sensitief en beschikbaar; de ene keer reageren ze we adequaat op claimgedraf, de andere keer geirriteerd of afwijzend

kind = nabijheid voortdurend zoeken; soms aanhankelijk, passief of boos; weinig zelfstandigheid en laag zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe uit Veilige gehechtheid zich?

A

ouders = uitvalsbasis bij exploratie; veiligehaven bij spanning of angst; betrouwbaar, voorspelbaar en invoelend

kind = nieuwsgierig; uit zijn behoeften en emoties; zelfvertrouwen

16
Q

Hoe uit Gedesorganiseerde gehechtheid zich?

A

ouder = bron van steun en van angst
kind = uit vreemd, gedesorganiseerd gedraf; nabijheid zoeken bij andere mensen, niet bij de GF of gaat huilen bij het (weer)zien van de ouderss; gedragsproblemen; rolomkering

17
Q

Hoe uit angstig- vermijdend gehechtheid zich?

A

ouders = afwijzend of afwezig/ niet beschikbaar

kind = hun pijn, angst of verdriet internaliseren of via agressie gaan afreageren als reactie op spanning; ze gaan afstandelijk zijn

18
Q

Wat zijn de risicofactoren bij de ouder voor slechte gehechtheid?

A
  • het onvermogen om sensitief en voorspelbaar te reageren
  • het onvermogen om te mentaliseren/reflecteren
  • Een slechte psychische gesteldheid
  • een licht mentale beperking
19
Q

Wat zijn de risicofactoren bij het jonge kind voor slechte gehechtheid?

A
  • moeilijk temperament
  • vroeggeboorte
  • ontwikkelingsstoornis
  • autistische stoornis
  • verstandelijke beperking
20
Q

Wat zijn de risicofactoren van de gezins- en leefomstandigheden die kunnen zorgen voor een slechte hechting?

A

opeenstapeling van sociaal- economische risico’s:
- armoede
- slechte huisvesting
- werkeloosheid
- mishandeling
- verwaarlozing

21
Q

Waarom is stabiliteit en continuïteit in het contact tussen
ouder en kind belangrijk?

A

onvoldoende stabiliteit of continuïteit van het ouder
kindcontact, bv. door echtscheiding, een
ziekenhuisopname of detentie van de ouder

22
Q

Welke Hechtingsstoornissen heb je volgens de DSM-5?

A
  • geremde reactieve hechtingsstoornis : is duidelijk aanwezig voor het 5e levensjaar, waarbij het kind een minimaale ontwikkelingsniveau van minsten 9m heeft.
  • ontremd- sociaalcontactstoornis: het kind heeft een ontwikkelingsniveau van minsten 9m.
23
Q

Wat is de geremde reactieve hechtingsstoornis?

A

= het kind zoekt geen troost tijdesn stess en reageert zelden of niet op de troost die wordt aangeboden

24
Q

Wat is de ontremd-sociaalcontactstoornis?

A

Het kind benadert onbekende volwassenen met onvoldoende terughoudendheid. dit gedrag wordt ook wel allemansvriend- gedrag genoemd en er is sprake van minstens twee kenmerken.

25
Q

Welke kenmerken heeft de reactieve hechtingsstoornis?

A
  • Een consistenpatroon waarbij het kind zelden of nauwelijks vertroosting zoekt
  • Een consistentpatroon waarbij het kind zelden of nauwelijks verdrietig reageert als het van streek is
  • persisterend sociale en emotionele stoornis met minstens 2 van de volgende kenmerken:
  • Minimaal sociale en emotionele responsiviteit op anderen
  • Beperkt positief affect
  • Episodes van onverklaarde prikkelbaarheid, verdrietigheid of angstigheid die zelf gedurende
    niet-bedreigde interacties met volwassen verzorgers evident zijn
  • Het kind heeft een patroon van extreme vormen van ontoereikende verzorging meegemaakt;
  • Sociale verwaarlozing of deprivatie waarbij emotionele basisbehoeften aan vertroosting, aanmoediging en affectie persisterend door volwassen verzorgers worden veronachtzaamd.
  • Herhaaldelijk wisslen van primaire verzorgers, wat het vormen van een stabiele
    hechtingsrelaties beperkt
  • Opgroeien in ongebruikelijk omgevingen, wat het vormen van selectieve hechtingsrelaties
    ernstig beperkt.
26
Q

Welke kenmerken heeft de ontremd-sociaal contactstoornis?

A

Gedrag dat niet beperkt is tot impulsiviteit, maar betreft juist sociaal omtremd gedrag:

  • Vermindering of ontbreken van terughoudendheid in het benaderen van en omgaan met
  • Overmatig familiaail verbaal of lichamelijk gedrag, dat niet cultureel aanvaard is en niet past bij sociale grenzen
  • Het kind is bereid om met minimale of zondere aarzelingen mee te gaan met een onbekende volwassenen

Het kind heeft een patroon van extreme vormen van ontoereikende verzorging meegemaakt:

  • Sociale verwaarlozing of deprivatie waarbij emotionele basisbehoeften aan vertroosting,
    aanmoediging en affectie persisterend door volwassen verzorgers worden veronachtzaamd
  • Herhaaldelijk wisselen van primaire verzorgers, wat het vormen van een stabiele
    hechtingsrelaties beperkt
  • Opgroeien in ongebruikelijk omgevingen, wat het vormen van selectieve hechtingsrelaties
    ernstig beperkt
  • Er is bij de ouders ook sprake van een verminderde of geheel niet in de gaten houden van het kind, zelfs in een onbekende omgeving
27
Q

Welke ander psychopathologieën zien we bij een slechte hechtingsrelatie?

A
  • Angsstoornissen
  • Depressieve stoornissen
  • ADHD
  • VB
  • Taalontwikkelingsachterstand of taalstoornissen
  • Een verhoogde kans op lichamelijke ziekten
28
Q

Waar moeten opletten wanneer we het type van gehechtheid gaan diagnoseren?

A

We moeten ons afvragen of het een geen differentiale diagnose kan zijn = kijken wat da andere mogelijke ziektebeelden zijn die het gedrag gaan verklaren:
- Is het een voedingsstoornis?; het kind laat zich tijdens het voeden niet troosten of geruststellen

  • Is het ASS?: vanuit zowel de sociaal-communicatieve problemen, als de vaak aanwezige taalachterstand en het
    optreden van stereotiep gedrag
  • Is het VB?; vaak moeilijker hechten aan andere mensen
  • Is het ADHD?; vanuit hun impulsief gedrag, (-> vooral meestak sprake van ontremd-sociaal contactstoornis)
  • Is het PTSS?; kan samen voorkomen met een hechtingsstoornis
  • Is het een gedragsstoornis?; kinderen kunnen bij hechtingstoornis ook agressief, opstandig en impulsief kunnen
    zijn
  • Is het een angststoornis?
  • Is het depressie?
29
Q

Hoe kunnen we een hechtingsrelatie verbeteren?

A
  • Inzetten op preventie op maatschappelijk niveau (K&G)
  • Richten op; Metalization Based Therapy, Attachment Based Family Therapy
    -> ! behandelen blijft moeilijk; het is een complex gegeven
  • Adhv van verschillende stappen:
    1) relationele herkadering
    2) Band opbouwem met jongere
    3) Bouw relatie op met ouders
    4) De hechting taak
    5) Vaardigheden versterken
30
Q

Door wat is de behandeling van een hechtingsrelatie beinvloed?

A
  • ernst vd symptomen bij het kind
  • introspectie/kwetsbaarheid vd ouders
  • Hoe is de relatie/hechting verstoord? Onveilig of hechtingsstoornis?
31
Q

Wat is relationele herkadering?

A
  • We gaan wat werkt in de gezinsrelaties versterken en gaan we werken tot het stoppen van het verwijten van gedrag van het kind. We gaan werken aan het minder geven van kritiek en verwijten.
  • We gaan ouder helpen steun geven aan het kind
  • We gaan de verantwoordelijkheid voor verandering op niveau van de gezinsgroep brengen ipv het kind
32
Q

Hoe gaan we de band opbouwen met de jongere?

A

We gaan eerst focussen op de jongere als slachtoffer vd situatie, dan gaan we de relatie opbouwen door samen te zoeken naar doelstellingen voor de behandeling en welke stappen we kunnen uitvoeren om deze te bereiken.

33
Q

Hoe gaan we de relatie met de ouders opbouwen?

A
  • We gaan hen leren om empatisch naar elkaar te luisteren
  • We gaan hun visies, emoties, reacties, gedrag,… gaan verkennen
  • We gaan eerst deze gaan leren begrijpen van de ouders, en dan ze over de emoties van de kinderen leren
  • we gaan (oplossingsgerichte) vaardigheden opbouwen, en verruimen
  • we gaan de kritische houding leren ombuigen naar wensen, om de ontwikkeling te beschermen
  • We gaan uiting van affectie bespreken
34
Q

Hoe gaan we de hechting taak uitvoeren?

A
  • Ouder-jongere gesprek
  • ervoor zorgen dat de jongere zijn frustraties kan uiten, waarbij ouders proberen rustig te blijven luisteren en omgekeerd
  • Therapeut gaat niet in op de argumenten, wijst op integriteit, op de intimiteit die hier bereikt werd
35
Q

Hoe gaan we de vaardigheden versterken?

A
  • We gaan het aantal pogingen tot het voeren van gesprekken en contacten gaan verhogen
  • We gaan sociale isolatie gaan verminderen
  • We gaan ouders ondersteunen in het worden van de adviseur voor hun kind