Vergaderen Flashcards
Assister à une réunion
Een vergadering bijwonen
Souhaiter la bienvenue à quelqu’un
Iemand verwelkomen
Présenter quelqu’un
Iemand voorstellen
Les points sont à l’ordre du jour
De punten staan op de agenda
Avoir affaire à/être confronté à un problème
Met een probleem te kampen hebben
Laisser la parole à quelqu’un >< garder la parole
Iemand het woord laten >< aan het woord blijven
Résumer
Samenvatten
S’écarter du sujet
Van het onderwerp afdwalen
Être abordé (un sujet)
Ter sprake komen
Ajouter quelque chose à
Iets toevoegen aan
Rendre un point de vue
Een standpunt weergeven / bekendmaken
Convenir de
Overeenkomen /afspreken
Voter au sujet de quelque chose
Over iets stemmen
Passer à
Overgaan tot
Être d’avis
Van mening zijn
Demander un éclaircissement
Om verduidelijking vragen
Prétendre que
Beweren dat
Attacher beaucoup d’importance à
Veel belang hechten aan
Approuver / désapprouver
Goedkeuren / afkeuren
Être d’accord / ne pas être d’accord
Akkoord gaan / niet akkoord gaan
Approuver totalement une décision
Achter een idee / beslissing staan
Soutenir une proposition
Een voorstel steunen
Emettre des réserves, des objections
Bezwaar hebben tegen
Douter de, avoir des doutes au sujet de
Zijn twijfels hebben over / betwijfelen