Debatteren Flashcards
Prendre part à un débat
Deelnemen aan een debat
Rallier quelqu’un à son point de vue
Iemand voor zijn standpunt winnen
Convaincre quelqu’un d’avoir raison
Iemand van zijn gelijk overtuigen
Argumenter
Argumenteren
Soutenir, défendre une thèse
Een stelling verdedigen
Paraître, avoir l’air convaincant
Overtuigend overkomen
Infirmer l’argument de l’autre
De argumentatie van de andere ontkrachten
Prendre une attitude convaincante
Een overtuigende houding aannemen
Mettre quelque chose à nu
Iets blootleggen
Poser, avancer une thèse
Een stelling poneren
Invoquer des arguments
Argumenten aanvoeren
Réfuter une affirmation
Een bewering weerleggen
Définir les limites du débat
De grenzen van het debat bepalen
Illustrer quelque chose par des exemples
Iets met voorbeelden toelichten
Être en conflit avec
In strijd zijn met
Compenser, suppléer
Opwegen tegen
Regarder quelque chose d’un certain point de vue
Iets bekijken vanuit een bepaald gezichtspunt
Diriger une discussion
Een discussie sturen
Jouer l’avocat du diable
Advocaat van de duivel spelen
Clore une discussion
De discussie afronden
L’animateur (du débat)
De moderator
L’adversaire / la partie adverse
De tegenstander / de tegenpartij
L’argument >< le contre-argument
Het argument >< het tegenargument
La confiance en soi
Het zelfvertrouwen
L’argumentation / l’exposé
Het betoog
Le caractère attrayant de l’exposé
De aantrekkelijkheid van het betoog
La thèse, l’affirmation
De stelling
Le point de dissension, le point en litige
Het geschilpunt
L’avantage >< l’inconvénient
Het voordeel >< het nadeel
Le langage corporel, l’expression corporelle
De lichaamstaal