De loopbaan Flashcards
De werkstudent
L’étudiant salarié
De jobstudent
L’étudiant jobiste
De studentenjob
Le job étudiant
De stage
Stage lopen in een bedrijf
Een stage doen
Faire un stage
De werkloosheid
Le chômage
Werkloos
Werkloze
Inactif, au chômage
De werkloze
Le chômeur
De werkzoekende
Le chercheur d’emploi
De werkgelegenheid
L’emploi (au sens large)
Solliciteren naar een baan (solliciteerde, heeft gesolliciteerd)
Postuler
De sollicitant
Le postulant
De sollicitatiebrief
La lettre de candidature
Het sollicitatiegesprek
L’entretien d’embauche
Op een advertentie ingaan (ging in, ingegaan)
Répondre à une annonce
De vereisten
Les exigences
Het uitzendbureau
Het interimbureau
L’agence d’intérim
De uitzendkracht
De interimaris
L’intérimaire
Iemand aanbevelen (beval aan, heeft aanbevolen)
Recommander
De aanbeveling
La recommandation
De vacature
De openstaande betrekking
Le poste vacant
De betrekking
De functie
La fonction
Een functie bekleden (bekleedde, heeft bekleed)
Occuper une fonction
De baan
De job
L’emploi
Het beroep
Le métier