Taalfuncties Flashcards

1
Q

Présenter son avis

A

Mening inleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je pense (plutôt) que…

A

Ik denk (eerder) dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je pensais que…

A

Ik dacht dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je crois que..

A

Ik meen / geloof dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Selon moi..

A

Volgens mij…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Serait-ce possible que…

A

Zou het kunnen dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je suis d’avis que..

A

Ik ben van mening dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

J’ai l’impression que…

A

Ik heb de indruk dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

J’ai le pressentiment que…

A

Ik heb het vermoeden dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

A mon avis, à mon sens…

A

Mijns inziens…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

A mon avis…

A

Naar mijn mening…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Répéter - préciser

A

Herhalen - verduidelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Si je vous comprends bien…

A

Als ik u goed begrijp….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Comment ça?

A

Hoezo?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Comment dites-vous?

A

Hoe zegt u?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Que voulez-vous dire?

A

Wat bedoelt u?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Explique un peu!

A

Leg dat eens uit!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Je ne vois pas bien comment…

A

Ik zie niet goed in hoe…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Si je ne me trompe …

A

Als ik het goed (voor) heb…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vous voulez donc dire que…

A

U bedoelt dus dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Pensez-vous vraiment que … ?

A

Geloof je nou echt dat…?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Etre d’accord / pas d’accord

A

Akkoord / niet akkoord gaan

23
Q

Je comprends ce que vous voulez dire

A

Ik begrijp wat u bedoelt

24
Q

Je (ne) suis (pas) d’accord

A

Daar ga ik (niet) mee akkoord / Daar ben ik het (niet) mee eens

25
Q

Je (ne) suis (pas) d’accord avec vous

A

Ik ben het (niet) met u eens

26
Q

Je l’avoue

A

Dat geef ik toe

27
Q

Je ne peux pas dire que vous avez tort

A

Ik kan u natuurlijk geen ongelijk geven

28
Q

Vous avez raison (tort)

A

U hebt gelijk (ongelijk)

29
Q

J’en suis (également) convaincu

A

Daar ben ik (ook) overtuigd

30
Q

Exactement! (Tout à fait juste)

A

Precies! (Volkomen) juist!

31
Q

Certainement! Evidemment!

A

Beslist! Natuurlijk!

32
Q

Et comment! C’est clair!

A

Reken maar! Dat is duidelijk!

33
Q

Ca dépend!

A

Dat hangt ervan af!

34
Q

Il (n’)est (pas) vrai que..

A
Het is (niet) waar dat...
Het is (niet) zo dat..
35
Q

N’exagérons pas!

A

Niet overdrijven!

36
Q

Si!

A

Toch wel!

37
Q

Vous allez trop loin! Vous exagérez!

A

U/je gaat te ver!

38
Q

J’en ai assez!

A

Ik heb er genoeg van!

39
Q

Voyons!

A

Kom nou!

40
Q

Ca ne me plait pas!

A

Dat bevalt me niet!

41
Q

Je n’aime pas ça!

A

Daar hou ik niet van!

42
Q

C’est rabâché!

A

Dat is afgezaagd!

43
Q

Et revoilà le/la

A

Daar heb je de … weer!

44
Q

J’en ai assez

A

Ik ben het beu!

45
Q

Excuses

A

Verontschuldiging

46
Q

Excusez-moi

A

Excuseer / pardon / sorry

47
Q

Je suis désolé(e)

A

Het spijt me

48
Q

Je ne veux pas vous déranger mais…

A

Ik wil u niet lastig vallen maar…

49
Q

Puis-je vous déranger deux minutes avec…

A

Mag ik u even lastig vallen met…

50
Q

Excusez-moi, puis-je continuer?

A

Sorry, mag ik even doorgaan?

51
Q

Ce n’était pas mon intention

A

Ik bedoel het niet zo

52
Q

Je vous demande pardon

A

Neem me niet kwalijk

53
Q

Puis-je interrompre?

A

Mag ik even onderbreken?