Tentamenvragen h19 en h20 Flashcards

1
Q

Wat zijn de vijf stadia van rouw volgens Kübler-Ross?
A) Vreugde, woede, verdriet, onderhandeling, aanvaarding
B) Verlies, woede, onderhandeling, depressie, acceptatie
C) Ontkenning, woede, onderhandelen, depressie, aanvaarding
D) Ontkenning, verdriet, rouw, woede, aanvaarding

A

C) Ontkenning, woede, onderhandelen, depressie, aanvaarding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat beschrijft palliatieve zorg?
A) Het genezen van chronische ziekten
B) Het voorkomen van de dood
C) Het verlengen van het leven met medische interventies
D) Het verbeteren van de kwaliteit van leven bij terminale ziekten

A

D) Het verbeteren van de kwaliteit van leven bij terminale ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe verschilt rouw in verschillende culturen?
A) Alle culturen rouwen op dezelfde manier
B) Rouwprocessen zijn cultureel bepaald en variëren sterk
C) Rouw wordt altijd gezien als iets negatiefs
D) Rouw is hetzelfde in zowel individuele als collectivistische culturen

A

B) Rouwprocessen zijn cultureel bepaald en variëren sterk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is anticiperende rouw?
A) Rouwen voor het overlijden van een dierbare
B) Het vermijden van rouw voordat iemand overlijdt
C) Rouwen door iemand die zelf terminaal ziek is
D) Rouwen na de dood van een geliefde

A

A) Rouwen voor het overlijden van een dierbare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een voorbeeld van gecompliceerde rouw?
A) Langdurige rouw die het dagelijks functioneren beïnvloedt
B) Het aanvaarden van verlies
C) Een korte periode van verdriet
D) Normaal rouwproces dat na enkele maanden afneemt

A

A) Langdurige rouw die het dagelijks functioneren beïnvloedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een belangrijk ethisch vraagstuk rond het levenseinde?
A) Beslissingen over kinderen in het rouwproces betrekken
B) Beslissingen rond euthanasie en palliatieve sedatie
C) De juridische status van gecompliceerde rouw
D) De keuze om niet te rouwen

A

B) Beslissingen rond euthanasie en palliatieve sedatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verandert de kijk op de dood door de levensloop heen?
A) Kinderen hebben een volledig begrip van de dood
B) Ouderen accepteren de dood altijd
C) Jongvolwassenen zien de dood als ver weg
D) Adolescenten hebben geen besef van sterfelijkheid

A

C) Jongvolwassenen zien de dood als ver weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een kenmerk van rouw bij kinderen?
A) Ze rouwen net zoals volwassenen
B) Ze kunnen de finaliteit van de dood niet altijd begrijpen
C) Ze rouwen sneller dan volwassenen
D) Ze tonen altijd duidelijke emotionele reacties

A

B) Ze kunnen de finaliteit van de dood niet altijd begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rol van sociale ondersteuning bij rouw?
A) Het vermindert de pijn van rouw
B) Het speelt een cruciale rol bij het helpen verwerken van verlies
C) Het heeft geen invloed op de rouwervaring
D) Het maakt rouw onnodig

A

B) Het speelt een cruciale rol bij het helpen verwerken van verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe beïnvloeden persoonlijke overtuigingen over het leven na de dood het rouwproces?
A) Ze hebben geen invloed
B) Ze kunnen helpen bij de aanvaarding van verlies
C) Ze maken het rouwen moeilijker
D) Ze voorkomen volledig dat iemand rouwt

A

B) Ze kunnen helpen bij de aanvaarding van verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat beschrijft de disengagement theory van veroudering?
A) Ouderen trekken zich vrijwillig terug uit sociale rollen om ruimte te maken voor jongere generaties
B) Ouderen blijven actief deelnemen aan de maatschappij om hun levenskwaliteit te behouden
C) Ouderen moeten zich geleidelijk losmaken van sociale verplichtingen om onafhankelijk te blijven
D) Ouderen worden actief gehouden door middel van gemeenschapsondersteuning

A

A) Ouderen trekken zich vrijwillig terug uit sociale rollen om ruimte te maken voor jongere generaties
h19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent ‘ageism’?
A) Het proces van veroudering in verschillende culturen
B) Discriminatie op basis van leeftijd, vaak ten opzichte van ouderen
C) De theorie dat ouderen minder cognitieve capaciteiten hebben dan jongvolwassenen
D) Een sociaal beleid gericht op ondersteuning van de oudere bevolking

A

B) Discriminatie op basis van leeftijd, vaak ten opzichte van ouderen
h19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat beschrijft de activiteitentheorie van veroudering?
A) Ouderen trekken zich actief terug uit sociale rollen om meer tijd voor zichzelf te hebben
B) Ouderen blijven betrokken bij sociale activiteiten om hun geluk en gezondheid te behouden
C) Ouderen verminderen vrijwillig hun fysieke activiteit om energie te sparen voor hun latere jaren
D) Ouderen vermijden nieuwe relaties en ervaringen om zich op hun welzijn te concentreren

A

B) Ouderen blijven betrokken bij sociale activiteiten om hun geluk en gezondheid te behouden
h20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt de continue-theorie van ouder worden in?
A) Ouderen veranderen fundamenteel hun gedrag en interesses om zich aan te passen aan de ouderdom
B) Ouderen proberen dezelfde activiteiten, persoonlijkheden en relaties te behouden als in eerdere levensfasen
C) Ouderen trekken zich terug uit sociale verplichtingen om tijd te maken voor zelfreflectie
D) Ouderen verminderen hun sociale kring drastisch om stress te vermijden

A

B) Ouderen proberen dezelfde activiteiten, persoonlijkheden en relaties te behouden als in eerdere levensfasen
h20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een belangrijke uitdaging voor ouderen volgens de ‘continuity theory’?
A) Het volledig verlaten van hun vroegere sociale en professionele rollen
B) Het behouden van hun gevoel van identiteit door vertrouwde routines en activiteiten te behouden
C) Het aanpassen aan de volledige afhankelijkheid van anderen voor hun welzijn
D) Het opbouwen van een nieuwe sociale kring nadat ze met pensioen zijn gegaan

A

B) Het behouden van hun gevoel van identiteit door vertrouwde routines en activiteiten te behouden
h20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly