Tentamen vragen random Flashcards

1
Q

Welke benadering legt de nadruk op de contextuele factoren die de ontwikkeling beïnvloeden en is bekend om het concept van scaffolding?

A) Piaget’s cognitieve ontwikkelingstheorie
B) Freud’s psychoseksuele stadia
C) Erikson’s psychosociale stadia
D) Vygotsky’s socioculturele theorie

A

D) Vygotsky’s socioculturele theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen een kritische periode en een sensitieve periode in de ontwikkeling?

A) In een kritische periode kan leren plaatsvinden, terwijl dit in een sensitieve periode onmogelijk is.
B) Een kritische periode vereist de aanwezigheid van specifieke invloeden, terwijl een sensitieve periode een grotere gevoeligheid voor invloeden impliceert.
C) Een kritische periode betreft de fysieke ontwikkeling, terwijl een sensitieve periode de cognitieve ontwikkeling betreft.
D) Een sensitieve periode is rigide in tijd, terwijl een kritische periode flexibel is.

A

B) Een kritische periode vereist de aanwezigheid van specifieke invloeden, terwijl een sensitieve periode een grotere gevoeligheid voor invloeden impliceert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke van de volgende ontwikkelingsmodellen ziet de mens als een actief, groeiend organisme dat zijn eigen ontwikkeling stuurt?

A) Mechanistisch model
B) Organismisch model
C) Baltes’ levensloopbenadering
D) Freud’s psychoseksuele ontwikkeling

A

B) Organismisch model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volgens de theorie van Erikson, welke deugd ontwikkelt een persoon tijdens de adolescentie, wanneer zij succesvol omgaan met de identiteitscrisis?

A) Hoop
B) Liefde
C) Trouw
D) Zorg

A

C) Trouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de juiste volgorde van Piaget’s cognitieve stadia van ontwikkeling?

A) Sensorimotorisch, Preoperationeel, Formeel operationeel, Concreet operationeel
B) Sensorimotorisch, Preoperationeel, Concreet operationeel, Formeel operationeel
C) Preoperationeel, Sensorimotorisch, Concreet operationeel, Formeel operationeel
D) Sensorimotorisch, Concreet operationeel, Preoperationeel, Formeel operationeel

A

B) Sensorimotorisch, Preoperationeel, Concreet operationeel, Formeel operationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welk ontwikkelingsstadium volgens Freud identificeert het kind zich met de ouder van hetzelfde geslacht?

A) Oraal stadium
B) Anaal stadium
C) Fallisch stadium
D) Genitaal stadium

A

C) Fallisch stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke van de volgende kenmerken beschrijft het beste de zone van de naaste ontwikkeling (ZPD)?

A) Het omvat vaardigheden die een kind volledig zelfstandig kan uitvoeren.
B) Het omvat vaardigheden die een kind kan uitvoeren met hulp van een volwassene of meer bekwaam persoon.
C) Het verwijst naar de genetische capaciteit van het kind om te leren.
D) Het verwijst naar de rijpheid van de hersenen die nodig is om complexe taken aan te leren.

A

B) Het omvat vaardigheden die een kind kan uitvoeren met hulp van een volwassene of meer bekwaam persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen een kritische periode en een sensitieve periode in ontwikkeling?

A

De kritische periode is een specifieke periode waarin het noodzakelijk is dat een organisme leert

Een sensitieve periode is een periode waarin de gevoeligheid voor bepaalde invloeden groot is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke verandering vindt plaats tijdens de adolescentie volgens Erikson?

A

Ontwikkeling van identiteit versus rolverwarring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de 5 fases van freud op

A

Orale fase - Alles in mond stoppen
Anale fase - zindelijk worden (niet kunnen loslaten)
Fallische fase - Nieuwschierigheid (willen lijken op ouder) oedipus complex
Latente fase - Seksuele driften worden minder en ego ontwikkeld zich. Vrienden maken
Genitale fase - id en superego balanceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de vijf stadia van rouw volgens Kübler-Ross?

A

Ontkenning, woede, onderhandelen (marchanderen), depressie, aanvaarding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verhuizen naar een ander land op jonge leeftijd is een … invloed

A

niet normatieve invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem het verschil tussen Locke en Rousseau

A

Locke beschouwde ontwikkeling als elk kind is gelijk en TABULA RASA (mechanistisch en kwantitatief)geleidelijk en voorspelbaar,

terwijl Rousseau ontwikkeling zag als gebaseerd op biologische stadia. Kinderen zijn allemaal goede kinderen (Organismisch en Kwalitatief) en in fases

hoofdstuk 1-2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verschilt het organistische model van ontwikkeling van Rousseau van het mechanistische model van Locke?
A) Het organistische Rousseau model ziet ontwikkeling als een passief proces, terwijl het mechanistische model ontwikkeling als actief beschouwt.
B) In het organistische Rousseau model wordt ontwikkeling beschouwd als een reeks kwalitatieve stadia, terwijl het mechanistische model de nadruk legt op kwantitatieve veranderingen.
C) Het mechanistische Locke model beschouwt de omgeving als onbelangrijk, terwijl het organistische model de omgeving als cruciaal ziet.
D) Het organistische Rousseau model ziet mensen als machines, terwijl het mechanistische model de nadruk legt op een natuurlijke ontwikkeling.

A

B) In het organistische model wordt ontwikkeling beschouwd als een reeks kwalitatieve stadia, terwijl het mechanistische model de nadruk legt op kwantitatieve veranderingen.
hoofdstuk 1-2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem alle vier de stadia van Marcia op (bindingen en exploraties)

A

Achievement: Exploraties, daarna binding

Foreclosure: Geen exploratie, wel binding

Moratorium: Exploraties, geen binding

Diffusion: Geen exploraties, Geen binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg de termen inductief en deductief redeneren uit

A

Inductief rederen: Hond van buren blaft, eigen hond blaft –> alle honden blaffen (specifiek, algemeen)

Deductief redeneren: Alle honden blaffen, ziet een nieuw dier dat blaft –> dat is een hond (algemeen naar specifiek)

17
Q

Noem de 5 lagen van Bronfenbrenner

A

Micro: gezin
Meso: Gezinsverbanden/schoolverbanden
Exo: werk van ouders
Macro: politiek/maatschappij
Chrono: tijd waarin men leeft

18
Q

Welke verandering vind volgens Erikson plaats in de jong volwassenheid?

A

Intimiteit vs. isolatie

19
Q

Welke verandering/crisis vind volgens Erikson plaats in de Midden volwassenheid?

A

Generativiteit vs. stagnatie

20
Q

Welke verandering vind volgens Erikson plaats tijdens 6 jaar tot pubertijd?

A

Industrie vs. minder waardigheid

21
Q

Welke verandering vind volgens Erikson plaats tijdens 3 jaar tot 6 jaar?

A

initiatief vs. schuldgevoel

22
Q

Welke verandering/crisis vind volgens Erikson plaats tijdens 18 maanden tot 3 jaar?

A

Autonomie vs. schaamte