Nieuwe tentamenvragen boek chat Flashcards
Welke theorie benadrukt dat ontwikkeling voortkomt uit een wederzijdse interactie tussen genen en omgeving?
A. Psychoanalytische theorie
B. Bio-ecologische theorie
C. Socioculturele theorie
B. Bio-ecologische theorie
Volgens Piaget treedt objectpermanentie op in de subfase van:
A. Secundaire circulaire reacties
B. Tertiaire circulaire reacties
C. Mentale representaties
C. Mentale representaties
Het experiment met de visuele kloof (visual cliff) toont aan dat baby’s:
A. Angst voor hoogtes al vanaf de geboorte hebben
B. Perceptuele vaardigheden ontwikkelen door ervaring
C. Motorische ontwikkeling weinig invloed heeft op perceptie
B. Perceptuele vaardigheden ontwikkelen door ervaring
Wat stelt de theorie van Vygotsky centraal in de cognitieve ontwikkeling?
A. De stadia van cognitieve rijping
B. De invloed van sociale interacties
C. Aangeboren cognitieve schema’s
B. De invloed van sociale interacties
In de theorie van Erikson draait de adolescentiefase om het conflict:
A. Identiteit versus rolverwarring
B. Vertrouwen versus wantrouwen
C. Initiatief versus schuldgevoel
A. Identiteit versus rolverwarring
Welke van de volgende hoort bij normatieve leeftijdsgebonden invloeden?
A. De economische recessie van 2008
B. De puberteit
C. Een verhuizing op jonge leeftijd
B. De puberteit
Bij welk type onderzoek wordt een cohort over een lange periode gevolgd?
A. Cross-sectioneel onderzoek
B. Longitudinaal onderzoek
C. Experimenteel onderzoek
B. Longitudinaal onderzoek
Wat is volgens de theorie van Kohlberg een kenmerk van preconventionele moraliteit?
A. Het naleven van universele morele principes
B. Het vermijden van straf en nastreven van beloning
C. Het volgen van sociale normen en wetten
B. Het vermijden van straf en nastreven van beloning
De proximodistale ontwikkelingsrichting beschrijft dat:
A. Ontwikkeling van binnen naar buiten verloopt
B. Motorische ontwikkeling van boven naar beneden verloopt
C. Cognitieve ontwikkeling voor motorische ontwikkeling komt
A. Ontwikkeling van binnen naar buiten verloopt
Wat is een belangrijk kenmerk van de formeel-operationele fase volgens Piaget?
A. Het gebruik van abstract denken
B. Het ontwikkelen van symbolisch spel
C. Het leren van conservatie
A. Het gebruik van abstract denken
Welke fase van Freud overlapt met de pre-operationele fase van Piaget?
A. Orale fase
B. Anale fase
C. Fallische fase
D. Latentiefase
Antwoord: C. Fallische fase
Uitleg: De pre-operationele fase van Piaget (2-7 jaar) is een tijd waarin kinderen symbolisch leren denken en egocentrisch zijn. Dit overlapt met Freud’s fallische fase (3-6 jaar), waarin kinderen een verhoogd bewustzijn van hun lichaam en relaties ontwikkelen. Zie hoofdstuk 5 in Papalia et al. (2021).
Wat is de belangrijkste taak volgens Erikson in de adolescentiefase?
A. Vertrouwen versus wantrouwen
B. Identiteit versus identiteitsverwarring
C. Autonomie versus schaamte
Antwoord:** B. Identiteit versus identiteitsverwarring
Uitleg: Erikson stelt dat de belangrijkste psychosociale taak in de adolescentie (12-18 jaar) is om een gevoel van identiteit te ontwikkelen. Zie hoofdstuk 12 in Papalia et al. (2021).
Welke vorm van redeneren is kenmerkend voor de concreet-operationele fase van Piaget?**
- A. Hypothetisch-deductief denken
- B. Egocentrisch denken
- C. Concreet logisch redeneren
C. Concreet logisch redeneren
Uitleg: In de concreet-operationele fase (7-11 jaar) leren kinderen logisch te redeneren over concrete situaties, zoals conservatie. Zie hoofdstuk 9
Wat beschrijft de fixatie in Freud’s anale fase?
- A. Overmatige netheid of slordigheid
- B. Angst voor intieme relaties
- C. Obsessie met orale gewoonten
- A. Overmatige netheid of slordigheid
Uitleg: Fixatie in de anale fase (1-3 jaar) kan leiden tot controleproblemen, zoals obsessieve netheid of chaotisch gedrag. Zie hoofdstuk 6 in Papalia
Hoe heet volgens Vygotsky de tijdelijke ondersteuning die een kind helpt een taak te volbrengen?
- A. Assimilatie
- B. Scaffolding
- C. Accommodatie
B. Scaffolding
Uitleg: Scaffolding verwijst naar de ondersteuning van een volwassene of meer bekwaam individu om een kind te helpen bij leren. Zie hoofdstuk 7 in Papalia
In welk stadium van Erikson zit een kind van 3-5 jaar?
- A. Autonomie versus schaamte
- B. Initiatief versus schuldgevoel
- C. Vertrouwen versus wantrouwen
B. Initiatief versus schuldgevoel
Uitleg: Kinderen leren in deze fase initiatief te nemen door spel en interacties met anderen. Zie hoofdstuk 8 in Papalia
Welk concept beschrijft Piaget’s idee van het aanpassen van schema’s aan nieuwe informatie?
- A. Assimilatie
- B. Accommodatie
- C. Equilibratie
B. Accommodatie
Uitleg: Accommodatie houdt in dat kinderen bestaande schema’s aanpassen om nieuwe ervaringen te integreren. Zie hoofdstuk 2
. Wat is een kenmerkend voorbeeld van Erikson’s fase van ‘Industry vs. Inferiority’?
- A. Een kind dat leert fietsen
- B. Een kind dat faalangst ontwikkelt op school
- C. Een peuter die leert zichzelf aan te kleden
B. Een kind dat faalangst ontwikkelt op school
Uitleg: In deze fase (6-12 jaar) ontwikkelen kinderen competentie of een gevoel van minderwaardigheid, afhankelijk van succeservaringen. Zie hoofdstuk 10 in Papalia
Welke van de volgende behoort tot de sensomotorische subfases van Piaget?
- A. Secundaire circulaire reacties
- B. Objectpermanentie
- C. Symbolisch denken
A. Secundaire circulaire reacties
Uitleg: Dit stadium (4-8 maanden) omvat herhalend gedrag dat gericht is op objecten buiten het eigen lichaam. Zie hoofdstuk 5 in Papalia
Wat is een kritiek op Piaget’s stadia van cognitieve ontwikkeling?
- A. Hij onderschat de rol van taal
- B. Hij legt te veel nadruk op sociale interactie
- C. Hij onderschat het vermogen van baby’s
C. Hij onderschat het vermogen van baby’s
Uitleg: Recente onderzoeken tonen aan dat baby’s meer cognitieve capaciteiten hebben dan Piaget suggereerde. Zie hoofdstuk 2 in Papalia et al. (2021)