herkansing Flashcards

1
Q

stapsgewijs: stadia of fase

Welke soort verandering is dit?

A

Kwalitatieve verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geleidelijk: vloeiend

Welke soort verandering is dit?

A

Kwantitatieve verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een periode waarin een bepaalde gebeurtenis of de afwezigheid daarvan een ontwikkelingseffect heeft

Hoe heet deze periode?

A

Kritische periode

Bijv. iemand die tot zijn 12e nooit in aanraking is geweest met taal zal dit later ook niet meer leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een periode waarin de gevoeligheid voor bepaalde ervaringen groot/groter is

Hoe heet deze periode?

A

Sensitieve periode

Bijv. tweetalige opvoeding als kind vergeleken iemand die ouder is en de taal leert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ontwikkeling van taal en andere ontwikkelingen die voor de meeste mensen gelijk zijn

Invloedenmodel van de ontwikkeling (Baltes et al.)

A

Normatieve leeftijds-gebonden invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het verschil tussen jouw jeugd en de jeugd van jouw oma

Invloedenmodel van de ontwikkeling (Baltes et al.)

A

Normatief historische invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het overleven van een vliegtuigcrash of een ski ongeluk

Invloedenmodel van de ontwikkeling (Baltes et al.)

A

Niet-normatieve invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volgens Baltes is de ontwikkeling 7 dingen
A: L M M
B: P V
C: C B H

A

Levenslang
Multidimensioneel
Multidirectioneel

Plasticiteit, Veranderbaar
Onder invloed van cultuur, biologie en historische context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

John Locke

Model (Mechanistisch/organisch)
Ontwikkeling (Continue/discontinue)
Verandering (kwalitatief/kwantitatief)

Tabula Rasa! Kinderen worden allemaal gelijk geboren en zijn een ongeschreven blad

A

Mechanistisch model: Wetenschappelijk

Continue ontwikkeling: Geleidelijke ontwikkeling

Kwantitatieve veranderingen: kijken naar hoeveel woorden een kind kan leren (Geleidelijk/vloeiend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Jean-Jacques Rousseau

Model (Mechanistisch/organisch)
Ontwikkeling (Continue/discontinue)
Verandering (kwalitatief/kwantitatief)

Kinderen worden als ‘goede’ mensen geboren en moeten de natuurlijke ontwikkeling volgen (ouders moeten dt niet pushen)

A

Organisch model: het lijkt op wat er in de natuur gebeurt

Discontinue ontwikkeling: Fases en in stadia

Kwalitatieve verandering: Kijken naar het verschil in twee woorden kennen en zinnen kunnen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Jean Piaget theorie van cognitie ontwikkeling bevat 4 stadia (discontinu):

A

Sensomotorisch: 0 - 2
Preoperationeel: 2 - 7
Concreet operationeel: 7 - 12
Formeel operationeel: 12+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sigmund Freud
5 fases van psychoseksuele ontwikkeling

A

Oraal, anaal, fallisch, latentie en genitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Erikson 8 fasen van psychosociale ontwikkeling met leeftijd
TA (4x) IIII GI

A

Trust vs. mistrust: 0 - 18 (Baby)

Autonomy vs. Shame & Doubt:18 maanden - 3 jaar (Kleuter)

Initiative vs. Guilt. 3 - 5 jaar (preschool)

Industry vs. Inferiority: 5 - 13 jaar (grade-schooler)

Identity vs. Role Confusion: 13 - 21 jaar (Tiener)

Intimacy vs. Isolation: 21 - 39 jaar (Jongvolwassene)

Generativity vs. Stagnation: 40 - 65 jaar (Middelbaar volwassenen)

Integrity vs. Despair: 65+ (ouderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 theoretische perspectieven gebaseerd op de continue ontwikkeling van John Locke

A

Pavlov’s leertheorie met behaviorisme (S –> R):
- Klassieke conditionering (little Albert experiment) door John B watson
- Operatie conditionering (Pingpongende duiven) door Skinner

Bandura’s Sociale leertheorie: liet zien dat ontwikkeling bi-directioneel is: persoon en wereld beïnvloeden elkaar (Baby-doll experiment)

Vygotsky’s socioculturele theorie: gebaseerd op het Marxisme en kwam met Scaffolding en zone van naaste ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De neiging van een kind om zich aan persoon te hechten, zelfs wanneer die persoon niet goed voor het kind zorgt. Een voorbeeld van geleidelijke continue ontwikkeling.

Van wie is deze theorie en hoe heet de theorie?

A

John Bowlby - hechtingstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Het concreet-operationele stadium bij Piaget valt samen met de fase van ……….. bij Erikson
    a. Trust vs. Mistrust
    b. Initiative vs. Guilt
    c. Industry vs. Inferiority
A

Het concreet-operationele stadium bij Piaget valt samen met de fase van Industry vs. Inferiority bij Erikson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Informatieverwerkingsmodel van Atkinson & Shiffrin

Continue ontwikkeling of discontinue ontwikkeling?

A

Het centrale idee is dat mensen actieve informatieverwerkers zijn.

  • Informatie van zintuigelijke prikkels (geur, geluid) gaat in aantal fasen door het systeem
  • Informatie wordt opgeslagen en het wordt ofwel vergeten of het gaat door naar de volgende fase
    Vergeten kan in elke fase gebeuren, gebeurd zodat het brein niet overprikkeld raakt
  • Laatste fase is opslag in LTG

Ontwikkeling die plaatsvind gaat geleidelijk, dus continu!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cross-sectioneel onderzoek
Longtiduaal onderzoek
Cohortonderzoek

A

Cross-sectioneel onderzoek: Data wordt bij personen verzameld op één moment in de tijd

Longtiduaal onderzoek: Personen worden herhaaldelijk onderzocht om te bepalen of er veranderingen op treden

Cohortonderzoek: Personen met een gemeenschappelijk kenmerk worden vaker gemeten over een langere periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Psychoanalyse van Freud & de psychosociale ontwikkeling van Erikson zijn ontstaan door Locke/rousseau?

A

Rousseau!

Freud en zijn psychoanalyse is discontinu

Erikson met zijn psychosociale ontwikkeling is discontinue en kwalitatief

20
Q

Erikson Trust vs. Mistrust

Leeftijd
Deugd

A

0 - 18 maanden (baby)
Deugd: Hoop

21
Q

Erikson Autonomy vs. Shame

Leeftijd
Deugd (Zorg, Trouw, Doelen, Vaardigheid, Wil, Wijsheid, Liefde, Hoop)

A

18 maand - 3 jaar (kleuter)
Deugd: Wil

22
Q

Erikson Initiative vs. Guilt

Leeftijd
Deugd (Zorg, Trouw, Doelen, Vaardigheid, Wil, Wijsheid, Liefde, Hoop)

A

3 - 5 jaar (preschool)
Deugd: Doelen

23
Q

Erikson Industry vs. Inferiosity

Leeftijd
Deugd (Zorg, Trouw, Doelen, Vaardigheid, Wil, Wijsheid, Liefde, Hoop)

A

5 - 13 jaar (middle school)
Deugd: Vaardigheid

24
Q

Erikson Identity vs. Role Confusion

Leeftijd
Deugd (Zorg, Trouw, Doelen, Vaardigheid, Wil, Wijsheid, Liefde, Hoop)

A

13 - 21 jaar (tiener)
Deugd: Trouw

25
Q

Erikson Intimacy vs. Isolation

Leeftijd
Deugd (Zorg, Trouw, Doelen, Vaardigheid, Wil, Wijsheid, Liefde, Hoop)

A

21 - 30 jaar jong volwassene

Deugd: Liefde

26
Q

Erikson Generativitity vs. Stagnation

Leeftijd
Deugd (Zorg, Trouw, Doelen, Vaardigheid, Wil, Wijsheid, Liefde, Hoop)

A

40 - 65 Middelbaar volwassene
Deugd: Zorg

27
Q

Erikson Integrity vs. Despair

Leeftijd
Deugd (Zorg, Trouw, Doelen, Vaardigheid, Wil, Wijsheid, Liefde, Hoop)

A

65+ ouderen
Deugd: Wijsheid

28
Q

Sociale leertheorie van Albert Bandura

begrip modelling.

A

Aanhanger van John Locke zijn theorie, gaat uit van WEDERKERIG DETERMINISME (persoon heeft invloed op de wereld en de wereld weer op de persoon)

een kind leert door feedback en de omgeving om zich heen

Modelling: het nadoen/observeren van anderen (baby-doll experiment) door modelling zal het kind een gevoel van self-efficacy krijgen: het idee dat je doelen kan bereiken.

29
Q

Senso-motorische fase Piaget

Leeftijd + ontwikkeling

A

0 - 2 jaar

reflexen, sensorische en motorische handelingen

30
Q

Pre-operationele fase Piaget

Leeftijd + ontwikkeling

A

2 - 7 jaar

ontwikkelen van een representatiesysteem en gebruikt symbolen om mensen, plaatsen en dingen te representeren. Taal en fantasiespellen zijn hier belangrijk en het denken is onlogisch

31
Q

Concreet operationele fase Piaget

Leeftijd + ontwikkeling

A

7 - 11

Kind kan problemen logisch oplossen maar abstract denken is nog lastig

Kind kan categoriseren:
Seriatie (eerst en laatst)
Transitief redeneren a is groter dan c
Klasse inclusie (honden en katten)

32
Q

Formeel operationele fase Piaget

Leeftijd + ontwikkeling

A

11+

Kind kan abstract denken, omgaan met hypothetische situaties en nadenken over opties.

33
Q

De incorporatie van nieuwe informatie in een bestaande cognitieve structuur (piaget)

A

Assimilatie

Je verandert je denkschema dus niet. Je gebruikt dus je huidige manier van denken en plakt de nieuwe informatie erbij: kind weet wat een hond is en zegt tegen een kat dat dat ook een hond is (allebei een 4 voeter)

34
Q

Veranderingen in en aanpassing van een cognitieve structuur om nieuwe informatie op te kunnen nemen

A

Accommodatie

Je best je bestaande denkschema aan of maakt een hele nieuwe. Je moet je schema dus aanpassen: Kind ziet een vrachtwagen en maakt een nieuw schema: Er zijn verschillende voertuigen, auto’s en vrachtwagens!

Je past je huis dus aan en maakt een nieuwe kamer.

35
Q

Equilibratie (piaget)

A

Het continu streven naar een balans tussen assimilatie en accomodatie

36
Q

Leg de termen uit van micro, meso, exo, macro en chronosysteem (Uri Bronfenbrenner)

A
  • Microsysteem: gezin, school, vrienden
  • Mesosysteem: De link tussen werk en ouders
  • Exosysteem: Connecties die individu indirect beïnvloeden (werk van ouders)
  • Macrosysteem: Tweede kamer
  • Chronosysteem: Tijdsdimensie (21e eeuw)
37
Q

Case studies

A

Case studie: Onderzoekt individuele gevallen wanneer bijvoorbeeld niet veel mensen in een bepaalde categorie vallen

–> niet generaliseerbaar en geen causale conclusies

38
Q

Etnografisch onderzoek

A

de gewoontes, overtuigingen en tradities die een bepaalde samenleving vormen.

Veel gebruikte onderzoeksvorm = deelnemer observatie (onderzoeker neemt deel aan de samenleving)

–> gevoelig voor observer bias.

39
Q

Correlationele studies

Experiment

A

Houdt zich bezig met de SAMENHANG tussen variabelen

Experiment: gecontroleerde procedure waarbij de onderzoeker variabele manipuleert om te onderzoeken hoe deze variabele elkaar beïnvloeden.

40
Q

Elk neuron neemt een specifieke structuur en functie aan

A

Differentiatie

41
Q

Neuronen coördineren de activiteiten van spiergroepen

A

Integratie

42
Q
  • zichtbare imitatie
  • onzichtbare imitatie
  • uitgestelde imitatie
  • opgewerkte imitatie
A

Uitgestelde imitatie: het nadoen van geobserveerd gedrag door het ophalen van een opgeslagen symbool voor dit gedrag

Onzichtbare imitatie: Imitatie van bewegingen van delen van het lichem die iemand NIET KAN ZIEN (ontwikkeld zich pas na zichtbare imitatie)

Uitgestelde imitatie: Het nadoen van geobserveerd gedrag na een bepaalde tijd door het ophalen van een opgeslagen symbool voor dit gedrag

Opgewekte imitatie: het nadoen van een specifieke volgorde van gedrag zonder dit eerder gedaan te hebben maar wel een keer gezien te hebben.

43
Q

Theorie die er van uitgaat dat kennis een voortdurende interactie is tussen kennis en de ruimte waar we ons bevinden

Visual Cliff Experiment: Kwam erachter dat er NIET een aangeboren angst is maar dat het gedrag van een kind kan veranderen door zijn of haar waarneming

A

Ecologische theorie van J. Gibson

44
Q

Wanneer ontstaat sociaal lachen bij een baby?

A

Na 2 maanden

tussen 4 en 8 maanden gaan ze echt echt pas lachen.

Dit betekent dat de baby echt een bewuste positieve houding wilt laten zien

45
Q

Hoe heet het fenomeen dat wanneer een baby lacht naar een object en daarna naar de ouders kijkt.

A

Anticiperend lachen en ontstaat 8 - 10 maanden na geboorte

46
Q

Situationele gehoorzaamheid
Toegewijde gehoorzaamheid
Ontvankelijke gehoorzaamheid

A
  • Hangt af van de situatie
  • volgen van de regels zonder dat hier aan moet worden herinnerd
  • Gaat verder dan toegewijde gehoorzaamheid. Maakt het mogelijk om actief te socialiseren komt vaak voor met een zekere hechtingstijl
47
Q
A