tentamen vragen (meerkeuze) Flashcards

1
Q

Hier volgen twee beweringen over autoantistoffen tegen het schildklierantigeen
thyroidperoxidase (TPO).
1 Een hoge titer aan TPO autoantistoffen is een goede merker voor het bestaan
van autoimmuun schildklierziekte.
2 TPO antistoffen dragen in belangrijke mate bij aan de destructie van
schildklierweefsel bij autoimmuun schildklierziekte.

welke is juist?

A

alleen I
TPO geeft schade van de schildklier weer dus 2 fout. destructie komt door auto-reactieve T-cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De ziekte van Hashimoto kan zich initieel presenteren als een hyperthyreoïdie,
echter uiteindelijk wordt deze ziekte gekenmerkt door hypothyreoïdie ten gevolge
van immuun-gemedieerde schade aan de schildklier. Hieronder staan combinaties
van uitslagen van laboratoriumtesten.
Welk van onderstaande combinatie bloeduitslagen past bij de ziekte van
Hashimoto als er sprake is van een hypothyreoïdie?
a verhoogd vrij T4, verhoogd TSH
b verhoogd vrij T4, verlaagd TSH
c verlaagd vrij T4, verhoogd TSH
d verlaagd vrij T4, verlaagd TSH

A

hypothereoïdie dus verlaagd T4 en verhoogd TSH is antwoord C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

met welke techniek dient de ANA (screen), opgenomen in de classificatie
criteria voor SLE, uitgevoerd te worden?
a ELISA
b FEIA
c immunoblot
d indirecte immunofluorescentie

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke laboratoriumuitslag past niet bij SLE?
a verhoogd CRP
b verhoogde reticulocyten
c verlaagd C4
d verlaagde lymfocyten

A

A

C EN D zijn sws goed en B is nieuwe reticulocyten die dus doornanemie kunnen stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke bewering over impetigo vulgaris is juist?
a Dit wordt meestal veroorzaakt door groep-A-streptokokken.
b Dit wordt bij voorkeur systemisch behandeld met smalspectrum antibiotica.
c Dit gaat in de meeste gevallen gepaard met blaarvorming die heel uitgebreid kan
zijn.
d Dit wordt doorgaans behandeld met fusidinezuurcrème na het afwassen van
korsten

A

D

A fout omdat het S. Aureus is
B fout omdat het lokaal is en alleen bij uitgebreide is het AB toedienen
C fout omdat het vaak korsten zijn met weinig blaarvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar komen dermatofyten infecties niet voor?
a haren
b huid
c mond
d nagels

A

C

schimmels die voorkomen in haar huid en nagels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke huidaandoening is geassocieerd met coeliakie?
a dermatitis herpetiformis
b mycosis fungoides
c pemphigus herpetiformis
d psoriasis
e wratten

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een van de testen die door allergologen wordt uitgevoerd is de Skin Prick Test
(SPT).
Welke van onderstaande beweringen over de SPT is het meest juist?
a Deze wordt gebruikt om een type II-allergie aan te tonen.
b Deze wordt gebruikt om een type IV allergie te diagnosticeren.
c Deze is zeer geschikt om de concentratie IgE in serum te bepalen.
d Deze is geschikt om te bepalen of iemand allergisch is voor huisstofmijt

A

SPT wordt gebruikt voor een type I reactie
C fout omdat dat immunoCap is

dus D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ijdens het VO Diagnostiek type I en type IV allergie hebben jullie een patchtest
kunnen uitvoeren.
Welke bewering over de patchtest is juist?
a De patchtest moet na 20 minuten worden afgelezen.
b Met behulp van de patchtest kan een allergie tegen parfum worden aangetoond.
c In de klinische praktijk wordt de patchtest meestal op de binnenkant van de
onderarm uitgevoerd.
d Met behulp van de patchtest wordt de aanwezigheid van antistoffen tegen
bepaalde allergenen onderzocht

A

A pathtest lees je na 48, 72 en 7 dagen af
B is goed
C nee op de rug
D dat is een immunoCap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke bewering over de ziektebeelden Syndroom van Gilbert en
galgangatresie is juist?
a Een patient met Syndroom van Gilbert heeft een ongeconjugeerde
hyperbilirubinemie, een patiënt met een galgangatresie heeft een geconjugeerde
hyperbilirubinemie.
b Een patiënt met Syndroom van Gilbert heeft een geconjugeerde
hyperbilirubinemie, een patiënt met een galgangatresie heeft een
ongeconjugeerde hyperbilirubinemie.
c Beide ziektebeelden presenteren zich met een ongeconjugeerde
hyperbilirubinemie

A

A

extra info: gilbert is goedaardig en galgangatresie is ernstige aandoening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de diagnose van een recente hepatitis A infectie gesteld?
a door het aantonen van IgG antistoffen tegen hepatitis A virus
b door het aantonen van IgM antistoffen tegen hepatitis A virus
c door het aantonen van zowel de IgM als IgG antistoffen tegen hepatitis A virus

A

B want dat maak je aan bij recente infectie, antwoord A verschijnt later pas en geeft ook immuniteit aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een 28-jarige HBsAg-positieve, HBV-DNA positieve man, anti-HIV-negatief wordt
met Lamivudine behandeld. Evaluatie na 6 en 9 maanden laat zien dat HBV-DNA
niet detecteerbaar is, op 12 maanden is HBV DNA detecteerbaar met 10.000 IU/ml.
Drie mogelijke verklaringen voor deze bevinding zijn:
1 Patiënt heeft medicatie compliance problemen en neemt zijn pillen niet.
2 Het virus is resistent geworden voor de lamivudine.
3 Er is een infectie met een andere HBV stam opgetreden.
Welke verklaring is of welke zijn juist?

A

1 en 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke bewering over de ziekte van Pfeiffer (Eppstein-Bar virus infectie) is niet
juist?
a Een zeldzame complicatie is hepatitis.
b De ziekte van Pfeiffer wordt ook wel ‘kissing disease’ genoemd.
c In meer dan 90 procent van de gevallen ontstaat een exantheem.
d In het bloedbeeld kan men atypische mononucleaire lymfocytaire cellen vinden.

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

elke bewering over de mazelen is niet juist?
a Een veel voorkomende complicatie is hepatitis.
b Mazelen wordt veroorzaakt door het Morbillivirus.
c De infectie wordt overgebracht door aanhoesten van speekseldruppeltjes.
d Aan de binnenzijde van het mondslijmvlies kunnen Koplikse vlekjes ontstaan

A

A

B behoort tot de paramoxyvirus familie en is dus ook juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij bovenstaande patiënt laat je een echo van de lever maken; deze is normaal. Een
elasticiteitsmeting van de lever laat een zgn. F2 zien, oftewel matige fibrose (op een
schaal van 4, waarbij F0 is normaal, en F4 is cirrose). Je stelt antivirale therapie
voor.
Hoe hoog is de kans op genezing?
a ca. 50%
b 50 – 75%
c > 90%
d 100%

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een 45-jarige man wordt gezien met recidiverende ontstekingen van het KNO
gebied. Bij aanvullend onderzoek wordt in het urinesediment eiwit ++ en
erythocyten +++ aangetoond. Aanvullend immunologisch laboratoriumonderzoek
blijkt ook afwijkend.
Welke bewering is het meest waarschijnlijk bij bovenstaande combinatie?
a anti-ds-DNA antistoffen zijn aantoonbaar
b anti-GBM antistoffen zijn aantoonbaar
c anti-MPO anstoffen zijn aantoonbaar
d anti-PR3 antistoffen zijn aantoonbaar

A

A hoort bij SLE
B is tegen glomulaire basaal memebraan en dus glomerulonefritis

C en D zijn beide vasculitis maar er is bloed bij en MPA en EGPA zijn MPO-antistoffen en GPA is granulomateuze ontsteking en PR3 antistoffen

dus D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de voorkeurslokalisatie waar een hypersensitivity vasculitis zich uit (of:
waar uit een hypersensitivity vasculitis zich het vaakst)?
a de darm
b de huid
c de nieren
d de ogen

A

B

is een kleine vasculitis van neergeslagen immuuncomplexen en komt door geneesmiddel en uit zich in de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke behandeling heeft bij actieve sarcoidose de voorkeur?
a Anti-TNF
b Azathioprine
c Cyclofosfamide
d Prednison

A

auto-immuunziekte doe je vaak met prednison dus D.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke stof is vooral verantwoordelijk voor het ontstaan van hypercalciemie bij
sarcoidose?
a actief vitamine D
b calcitonine
c fosfaat
d PTH

A

A want macrofagen zorgen voor 1-alpha-hydroxylae en die vitamine D om in actieve vorm. en vitamine D stimuleert de opname van calcium in de darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Een 60-jarige vrouw presenteert zich met fenomeen van Raynaud in de winter en
verharding van de huid van de vingers die zich uitstrekt tot voorbij de MCP
gewrichten.
Welke diagnose kan op basis van deze gegevens worden gesteld?
a Perniones ofwel winterhanden
b SLE
c Systemische sclerose
d Op basis van deze gegevens kan niet met zekerheid een diagnose worden
gesteld

A

C, Ryanaud kan ook bij SLE maar dit geeft geen verharding van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vijf criteria zijn van de internationale studie group for Behçet’s disease zijn:
1 aften genitaal
2 aften oraal
3 inflammatoire darmklachten
4 pustels
5 uveitis
Volgens welke drie criteria kan de diagnose Behçet worden gesteld?

A

2, 4 en 5 (dit zijn de klachten die je daadwerkelijk krijgt)

Major criteria: minimaal drie keer per jaar orale zweren;
Minor criteria:
o Recidiverende ulcera door patiënt of arts waargenomen;
o Oogafwijkingen (uveitis anterior of posterior, vasculaire chorioretinitis) door oogarts bevestigt;
o Huidafwijkingen door patiënt of arts waargenomen (erythema nodosum);
o Positieve pathergietest (< 24-48 uur door arts beoordeeld);

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welk symptoom berust niet op een type I IgE-gemedieerde allergie?
a contact urticaria
b eczeem
c hoesten en kortademigheid
d waterige rhinoconjunctivitis

A

door IgE allergie gaat de mestcel histamine afgeven. dit kan B niet veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke uitspraak met betrekking tot sepsis is juist?
a Bij sepsis is er altijd sprake van koorts.
b Bij sepsis is er niet altijd sprake van een infectie.
c Bij sepsis is er altijd sprak van een positieve bloedkweek.
d Bij sepsis is er sprake van een gedisreguleerde respons van de gastheer op een
infectie

A

D

A niet altijd
B altijd
C niet altijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wee beweringen met betrekking tot Staphylococcus aureus bacteriemie zijn:
1 De oorzaak van een community-acquired Staphylococcus aureus bacteremia is
vaak een endocarditis.
2 De mortaliteit van een community-acquired Staphylococcus aureus bacteremia
is hoger dan van een hospital-acquired Staphylococcus aureus bacteremia.
Welke bewering is of welke zijn juist?

A

beide
1 in > 50% van de gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Een patiënt met een sterke verdenking op een bacteriële meningitis presenteert zich
op de SEH. De SEH arts wil starten met antibiotica.
Wat is het juiste moment om met antibiotica te starten bij deze patiënt?
a onmiddellijk na de venapunctie en de CT cerebrum en de daarna onmiddellijk
uitgevoerde liquor punctie
b onmiddellijk na de venapunctie en de met spoed uitgevoerde CT cerebrum
c onmiddellijk na de venapunctie met afname van materiaal voor diagnostiek
d zo snel mogelijk na binnenkomst

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke van de onderstaande beweringen is juist?
a Recidiverende herpes labialis is een risicofactor voor het krijgen van Herpes
simplex-virus encephalitis.
b Bij verdenking op een virale meningitis bij een kind, is het Herpes simplex virus
de meest waarschijnlijke verwekker.
c Een pneumokokkenmeningitis bij een kind van 2 jaar dat normaal volgens het
Rijks Vaccinatie programma is gevaccineerd, wijst op vaccinfalen.
d De kans op neurologische restschade is bij een kind met een
pneumokokkenmeningitis groter dan bij een meningokokkenmeningitis

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Een patiënt uit Zuid-Afrika wordt al 2 jaar succesvol behandeld voor een HIV infectie.
Hij komt tussendoor op de polikliniek met klachten van koorts en hoesten. Je
behandelt hem één week met amoxicilline oraal. Na 2 weken komt hij terug met
dezelfde klachten.
Wat is nu het juiste beleid?
a behandeling starten met Isoniazide, Rifampicine, Ethambutol & Pyrazinamide
b behandeling starten met Levofloxacin
c een mantoux laten zetten
d een sputumkweek inzetten en een X-thorax laten maken

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Je bent huisarts. Een 28-jarige vrouw presenteert zich op je spreekuur met klachten
van vermoeidheid. Een aantal weken geleden heeft ze een tekenbeet bemerkt met
een aantal dagen nadien een huiduitslag ter plekke in de vorm van een schietschijf.
De huiduitslag is vanzelf overgegaan.
Nu maakt ze zich echter zorgen dat het allemaal zou kunnen komen door de ziekte
van Lyme.
Wat is nu het juiste beleid?
a bepalen van IgM en IgG antistoffen tegen Borrelia in serum
b meteen starten van antibiotische behandeling
c nemen van een huidbiopt voor een kweek op Borrelia
d nemen van een huidbiopt voor een PCR op Borrelia

A

B

als er schietschijfen zijn begin je meteen met doxycycline
ceftriaxon wordt ook wel gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Door welke verwekker worden erysipelas en fasciitis necroticans voornamelijk
veroorzaakt?
a clostridium perfringens
b pseudomonas aeruginosa
c staphylococcus aureus
d streptococcus pyogenes

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Een 35-jarige man heeft wisselend onbeschermd seksueel contact met mannelijke
en vrouwelijke partners. Hij presenteert zich met een hepatitis, zijn serum
transaminasen (AST, ALT) zijn vijfmaal de bovengrens van normaal. Bij nader
onderzoek betreft het een chronische HBeAG(+) HBV-DNA positieve hepatitis blijkt
te zijn. Gezien zijn risico gedrag doe je ook een anti-HIV test die positief is.
Welke behandeling is aangewezen voor zijn HBV infectie?
a afwachten
b HAART therapie gericht op HIV en HBV
c lamuvidine monotherapie
d tenofovir monotherapie

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Een studente presenteert zich op de SEH met koude rillingen. Sinds 10 dagen heeft
zij terugkerende koortsaanvallen. Tussen de koortsaanvallen is de patiente telkens
2 dagen koortsvrij. De klachten zijn ontstaan een week na terugkeer van een
8 weken durende stage in Suriname. Ze heeft geen malariaprofylaxe gebruikt. Het
dikke druppel onderzoek dat de dag voor presentatie op de SEH werd uitgevoerd,
was negatief. Toch denkt zij malaria te hebben.
Wat is de meest waarschijnlijke verwekker?
a plasmodium falciparum
b plasmodium knowlesi
c plasmodium malariae
d plasmodium vivax

A

C

  • B komt voor bij apen
  • C 4 daagse koorts -> malaria quartana
  • A heeft ernstig beloop. koude rillingen zijn tekenen van koorts en verder niks dus geen ernstig beloop
  • D malaria tertiana, p. ovale hoort hier ook bij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke worminfectie kan zich handhaven gedurende het hele leven van de
mens?
a ascaris lumbricoides
b schistosoma mansoni
c strongyloides stercoralis
d taenia solium

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Een 32-jarige vrouw bezoekt je spreekuur met klachten van kortademigheid en pijn
bij de zuchten. De voorgeschiedenis vermeldt 2x een spontane abortus na
12 respectievelijk 16 weken zwangerschap. Er wordt onderzoek verricht naar de
oorzaak van de kortademigheid, deze lijkt berusten op multiple longembolien.
Welk aanvullend laboratoriumonderzoek dient ter verdere diagnostische
analyse verricht te worden?
a anti-DNA antistoffen
b anti-fosfolipiden antistoffen
c C1-esterase remmer activiteit
d trombocyten-aggregatietest

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bij een Type I IgE gemedieerde allergische reactie spreekt men van een vroege- en late fase.
Welke van de onderstaande beweringen is waar?
A Een late fase ontstaat alleen bij een wespensteek.
B Een late fase ontstaat alleen bij een provocatie.
C Een late fase ontstaat alleen als de patiënt ook een vroege reactie heeft ondergaan.
D Een late fase wordt nooit gezien bij inhalatie allergie.

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is het beste moment om een tryptase aan te vragen bij de diagnostiek van een mogelijke allergische reactie?
A direct na de reactie
B 6 uur na de reactie
C 6 weken na de reactie
D Tryptase meten is zinloos

A

tryptase bereikt piek na 1-2 uur/ na 6 uur is de reactie niet meer adequeaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Kruisallergie tussen inhalatie en voeding komt vaak voor. Vooral patiënten met een boompollen allergie hebben vaak last bij het eten van
fruit. Als het fruit verwarmd wordt kunnen de meeste patiënten het nuttigen zonder klachten.
Welk eiwit is verantwoordelijk voor deze vorm van kruisallergie?
A LTP
B PR-10 eiwit
C Profilines
D 2s-Albumines

A

A is rijst, hazelnoot, granen en perzik
B is goed: pollen, groente, fruit is na koken niet meer allergisch
C klinisch niet relevant
D is noten: [inda walnoot en cashew

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Drie verwekkers van subacute natieve klep endocarditis zijn:
1. Staphylococcus aureus
2. Streptococcus oralis
3. Enterococcus faecalis
Wat is de juiste volgorde van de verwekkers, van vaak naar minder vaak voorkomend?

A

2 - 3- 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welk afweersysteem wordt het meeste geassocieerd met de immunopathologie van de ziekte van Behçet?
A Innate Immunity
B Adapted immunity
C Aqcuired immunity
D Cytogenetic immunity

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke van de onderstaande medicamenteuze behandelingen is het meest gangbaar voor een patiënt met SLE?
A Anti-TNF (adalimumab)
B Anti-BLyS (belimumab)
C Anti-IL6 (tociluzumab)
D Anti-IL5 (mepolizumab)

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke immunologische marker kan worden gebruikt voor de diagnose en monitoring van sarcoïdose?
A CRP
B serum oplosbaar IL-2R
C serum oplosbaar IL-6R
D serum vrij IL6

A

B en ACE is ook belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke autoantistof is vooral geassocieerd met de gelimiteerde variant van systemische sclerose?
A Anti-centromeren
B Anti-Scl-70
C Anti-desmogleïne 3
D Anti-RNP

A

A klopt
B is diffuse
C en D gwn fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welke ontstekingscel komt bij een bacteriële S. aureus infectie van de huid als eerste in actie?
A de neutrofiele granulocyt
B de T lymfocyt
C de B lymfocyt
D de plasmace

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke cel treft men in de epidermis aan die antigeen presenterende capaciteiten bezit?
A de keratinocyt
B de melanocyt
C de Merkel cel
D de Langerhans cel

A

A heeft beschermende functie
B produceren melanine
C mechanoreceptoren
D is goed en zijn macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Kenmerkend voor tetanus, veroorzaakt door Clostridium tetani, is opisthotonus.
Wat is opisthotonus?
A rigiditeit van de axiale spieren
B verlamming van de uitwendige oogspieren
C kramp van de slokdarm
D hevige slijmontwikkeling uit het oor

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe neem je een goede kweek af bij een wond waar mogelijk osteomyelitis speelt?
A Het is niet mogelijk hiervan een betrouwbare kweek af te nemen, alleen met beeldvorming kan osteomyelitis worden aangetoond.
B Een wattenstok gebruiken om een kweek af te nemen van de pus, zonder de wondranden aan te raken.
C Met een naald pus opzuigen uit de diepte.
D Door de wond te spoelen met fysiologisch zout en de vloeistof in te sturen voor kweek

A

C oppervlakkige monsters bevatten vaak huidflora en osteomyelitis is bot dus dat ligt ook diep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 85-jarige man presenteert zich met koorts en koude rillingen. Hij is de
laatste tijd wat aan het kwakkelen geweest: Een kleine maand geleden heeft hij een luchtweginfectie gehad waarvoor hij antibiotica
gekregen heeft van de huisarts. Een week geleden had hij na een bezoek aan een all-you-can-eat restaurant diarree en buikkrampen. Hij
heeft een aortabuisprothese in situ, en om die reden wordt er in de work-up een CT-scan van het abdomen gemaakt. Er lijkt inderdaad
sprake te zijn van een geïnfecteerde aortabuisprothese.
Met welk micro-organisme moet rekening gehouden worden bij de keuze voor empirische antimicrobiële therapie?
A Mycoplasma pneumoniae
B Influenza virus
C Campylobacter jejuni
D Salmonella enteritidi

A

D is nml de enige die met prothese infectie geassocieerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Je bent huisarts. Je ziet een 34-jarige man met koortsklachten. Patiënt geeft aan dat hij twee weken geleden is teruggekomen van een
rondreis door West-Afrika. Bij onderzoek neem je het volgende waar: koorts, splenomegalie, icterus en bloedingsneiging. Er is géén sprake
van exantheem.
Welke van onderstaande infecties is het meest passend?
A Afrikaanse trypanosomiasis
B Buik tyfus
C Dengue
D Malaria

A

A heeft geen bloedingsneiging en icterus
B heeft exantheem
C heeft ook exantheem
D is juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Een reiziger heeft gedurende zijn reis door zuidoost Azië last van acute diarree zonder koorts en zonder bloed bijmenging bij de ontlasting.
Welke van onderstaande infecties is het meest waarschijnlijk?
A Amoeben dysenterie
B Entero-toxine producerende E. coli
C Giardiasis
D Tropische spruw

A

A geeft bloed
B is goed
C is niet acuut maar chronisch en is vettig en stinkt
D chronisch en is malabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

inmiddels 12 maanden onderweg. In de tabel zie je de waarden van HBV-DNA in IU/ml voor patiënt A, B, C en D weergegeven.
patiënt
Maand 0 Maand3 Maand 6 Maand 9 Maand 12
A 10E7 10e7 10E6 10e5 10E3
B 10E7 10e7 10E7 10e7 10e7
C 10e8 10e6 10e3 10e4 10e5
D 10e8 10e8 10e8 10e8 10e8
Welke patiënt verdenk je van een geneesmiddelen geïnduceerde resistente hepatitis B virus mutant (“drug-resistant
mutant”)?

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is een luchtwegpathogeen dat vooral bij jonge kinderen ernstige verschijnselen kan geven.
Welke van de volgende beweringen over RSV infectie is juist?
A RSV infectie op de zuigelingenleeftijd is een belangrijke oorzaak van astma.
B Uitsluitend zuigelingen met een verhoogd risico op ernstig verlopende RSV infectie komen in aanmerking voor RSV immunisatie.
C Bij ca. 20% van alle zuigelingen met RSV infectie is ziekenhuisopname noodzakelijk.
D Na doormaken van RSV infectie ontstaat levenslange immuniteit tegen RSV

A

A nee maar geeft wel apneu
B goed
C 1% wordt opgenomen en daarvan 10% van de IC
D nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Hepatitis C is met directe antivirale geneesmiddelen goed te behandelen: na ca. 8-12 weken geneest bijna 100% van de patiënten.
Wat zijn op dit moment de belangrijkste hepatitis C geneesmiddelen?
A entecavir en tenofovir
B glecaprevir/pibrentasvir en sofosbuvir/velpatasvir
C lopinavir/ritonavir en tenofovir/emtricitabine
D valganciclovir en ganciclovir
E peginterferon/ribavirine/telaprevir en peginterferon/ribavirine/boceprevir

A

B zie previr, buvir en asvir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Een 43-jarige vrouw met een blanco medische voorgeschiedenis wordt opgenomen in het ziekenhuis met een pneumonie.
Welk micro-organisme is de minst waarschijnlijke verwekker?
A Streptococcus pneumoniae
B Haemophilus influenzae
C Mycoplasma pneumoniae
D Pseudomonas aeruginosa

A

D staat ook niet in de leer lijst en is daardoor het antwoord
A en B is typisch
C is atypisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Immunotherapie met inhalatie allergenen is in de meeste gevallen succesvol.
Vanaf welke leeftijd mag deze therapie gestart worden?
A 5 jaar
B 10 jaar
C 12 jaar
D 18 jaar

A

A is goed

bij voedselallergenen mag Ig immunotherapie niet bij kinderen jonger dan 6 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Welke van de onderstaande Interleukines speelt een belangrijke rol bij subcutane immunotherapie?
A IL-2
B IL-4
C IL-9
D IL-10

A

D een ander goed antwoord zou TGF-b zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

De arts en demograaf Thomas McKeown betoogde (al in de jaren ’70) dat niet de medische vooruitgang, maar economische factoren van
doorslaggevend belang zijn geweest bij de terugdringing van sterfte aan infectieziekten, zoals tuberculose, in westerse landen.
Wat is een belangrijke kanttekening, die onder andere door de Britse historica Vanessa Heggie is geplaatst, bij de redenering
van McKeown?
A McKeown ging er vanuit dat ziekten en ziektebegrippen onveranderlijke gegevenheden zijn, maar bijvoorbeeld ‘tuberculose’ in 1850 was iets heel
anders dan tuberculose in 1950.
B McKeown heeft alleen gekeken naar de invloed van curatieve geneeskunde (antibiotica), hij had geen oog voor de rol van de preventieve
geneeskunde (vaccins).
C McKeown keek alleen naar economische groei en niet naar onderliggende factoren, zoals de enorme verbetering van de voedingssituatie onder de
bevolking.
D McKeown overschatte de invloed van sanitaire en hygiënische maatregelen, die vaak wel op papier werden genomen, maar waarvan de uitvoering in
de praktijk vaak veel te wensen overliet

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Welke vorm van vasculitis wordt primair behandeld met gammaglobuline?
A GPA
B hypersensitiviteitsvasculitis
C ziekte van Kawasaki
D arteritis temporatlis

A

A - cyclofosfamide
B - stoppen met medicatie gebruik
C goed (immunoglobuline)
D - prednison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Patiënten met het syndroom van Sjögren hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van maligniteiten.
Welke maligniteit komt bij met name Sjögren vaker voor?
A een MALT lymfoom van de speekselklier
B een neuroendocriene tumor van de long
C een gastro-intestinale stromacel tumor van de maag
D een urotheelcelcarcinoom van de blaas

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Welke complementfactor speelt bij de pathogenese van GPA een belangrijke rol?
A C1q
B C5a
C MBL
D Factor H

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Je bent huisarts. Bij je op het spreekuur zie je een 33-jarige vrouw met klachten van vermoeidheid en haaruitval. Er wordt bloed geprikt,
waarbij een TSH waarde van 25 mU/L wordt gevonden en een FT4 van 4 pmol/L.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A ziekte van Hashimoto
B ziekte van Graves
C hypofyse adenoom
D multinodulair struma

A

A
TSH is 0,4-3,5 en T4 is 10-25 dus T4 is laag en TSH is hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Je bent huisarts. Bij je op het spreekuur zie je een 39-jarige man. Je verdenkt deze patiënt met een hypothyreoïdie van de ziekte van
Hashimoto.
Welke antistoffen vraag je aan in bloed?
A Anti-thyreoid peroxidase (TPO)
B Anti-thyreoglobuline (Tg)
C Anti-TSH receptor (TSH-r)
D Anti-nucleaire antistof (ANA)

A

A is goed dit komt vrij bij het kapot gaan van de schildklier
B ?
C is bij ziekte van Graves t antwoord
D is SLE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Je bent huisarts. Een vrouw van 23 jaar presenteert zich met sinds 6 maanden bestaande gewrichtspijn, haaruitval, zweertjes in de mond. Bij
lichamelijk onderzoek valt op dat zij een rode plaquevormige huiduitslag heeft op de beide wangen en neusbrug.
Welke antistof vraag je aan het in bloed?
A Antifosfolipiden
B ANCA
C ANA
D Anti-TPO

A

C
A heeft met bloedingsneigingen te maken
B vasulitis
D met schildklier die te traag werkt dan heb je minder haargroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Welke combinatie van immunologische observaties wordt het meeste gezien bij pulmonale sarcoïdose?
A CD4 penie in BAL én perifeer bloed
B CD4 penie in BAL en CD4 verhoogd in perifeer bloed
C CD4 penie perifeer bloed en CD4 verhoogd in BAL
D CD4 verhoogd in perifeer bloed én BAL

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Waardoor kan een Mantoux test bij patiënten met sarcoïdose negatief worden?
A door het Koebner fenomeen
B door het Darrier fenomeen
C door ophoping van granulomen
D door vertraagde hypersensitiviteit

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Bij de behandeling van een actieve GPA is het van belang dat er allereerst remissie-inductie wordt bereikt.
Welke van onderstaande combinaties van geneesmiddelen zijn voor remissie inductie het meest geschikt?
A Hydroxychloroquine (Plaquenil) en ATG (anti-thymocytenglobuline)
B Cyclofosfamide (endoxan) en Rituximab (anti-CD20)
C Azathioprine en infliximab (anti-TNF)
D MTX en anakinra (anti-IL1)

A

B
andere antwoorden die ook goed waren: anti-C5a en prednison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Jeuk wordt in de huid gevoeld en naar het ruggemerg gemedieerd met behulp van vezels.
Welke vezels zijn dit?
A ongemyeliniseerde C vezels
B gemyeliniseerde B vezels
C ongemyeliniseerde A vezels
D gemyeliniseerde A vezels

A

A dit is langzaam geleid hier horen de klachten bij: jeuk, traag brandend en chronisch en is dus goed
D was goed als het acute pijn was: elektrisch, scherp, prikkende pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Kenmerkend voor tetanus, veroorzaakt door Clostridium tetani, is trismus.
Wat is trismus?
A angst voor water
B kaakklem
C verlamming van beide benen en één arm
D hysterisch gehuil

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Je bent dienstdoend arts op de afdeling spoedeisende hulp. Een 52-jarige man presenteert zich na een doorverwijzing van zijn huisarts met
sinds twee dagen bestaande koorts en een gezwollen rechter onderbeen. Hij geeft aan dat er sprake is van toenemende pijn aan het
rechter onderbeen. Een week geleden heeft hij bij een schilderklusje zijn been gestoten tegen een ladder, waarbij een klein wondje is
ontstaan. Bij lichamelijk onderzoek zie je een zieke man met een bloeddruk van 125/95 mmHg, een pols van 99/min en een temperatuur van
39.3 graden Celsius. Het onderbeen is minimaal rood verkleurd en voelt wat warm aan, maar het imponeert niet alarmerend. Bij lichte
aanraking schreeuwt de man het echter uit van de pijn.
Wat is de werkdiagnose?
A cellulitis
B erysipelas
C necrotiserende fasciitis
D diep veneuze trombose

A

C door de intense pijn je haalt dan ook gelijk de chirurg erbij
B is scherp begrens en minder pijnlijk
A is minder scherp begrens en kan zich varierend presenteren. kan ook wel glanzen
D is kuit, dij en lies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Je bent huisarts. Een 20-jarige studente presenteert zich met forse diarree zonder bloedbijmenging.
Welk gegeven in haar anamnese maakt dat je diagnostiek inzet naar Clostridium difficile?
A Ze heeft 3 dagen geleden een kuur augmentin afgerond.
B Ze heeft een bijbaantje als toiletjuffrouw in een club.
C Ze heeft een week geleden opgepast bij een kind met braken en diarree.
D Ze heeft een maand geleden een rondreis gemaakt door Vietnam

A

A je krijg het namelijk door een verstoring in darmflora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Je bent dienstdoend arts op de afdeling Spoedeisende Hulp. Een 52-jarige man presenteert zich met koorts en dyspneu. Hij heeft van de
huisarts drie dagen eerder een kuur amoxicilline gekregen, maar is daar vooralsnog niet op opgeknapt. De klachten bestaan nu een dag of
vijf. Hij heeft hoofdpijn en hoest waarbij hij veel wittig slijm opgeeft. Bij presentatie is hij rillerig, heeft hij koorts (39.9 graden Celsius), een
ademfrequentie van 26/min en een saturatie van 96%. De bloeddruk is 129/73 mmHg. De man werkt als supermarktmanager; hij heeft geen
huisdieren en ook geen ander contact met dieren. Zijn hobby is modelvliegtuigen bouwen. Hij is een week geleden teruggekeerd van een
zonvakantie naar Spanje.
Welke verwekker vind je op grond van bovenstaande gegevens onwaarschijnlijk als veroorzaker van een pneumonie, en laat
je achterwege bij het aanvragen van diagnostiek?
A Streptococcus pneumoniae
B Mycoplasma pneumoniae
C Legionella pneumophila
D Chlamydia psittaci

A

D want das in 1% van de gevallen de oorzaak

volgorde ia A > B > C > D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Als complicatie van een middenoorontsteking kunnen, ten gevolge van lokale uitbreiding, intracerebrale abcessen ontstaan.
Welke verwekker verwacht je te kweken uit de pus van een dergelijk abces?
A Vergroenende streptokok
B E. coli
C Toxoplasma gondii
D Cryptococcus neoformans

A

A door de S. milleri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Een Nederlandse man van 23 jaar houdt na terugkomst van een rondreis door India langdurig (>5 weken) klachten van buikpijn,
winderigheid en wisselende diarree van een slijmerige en brijige consistentie.
Wat is de meest passende infectie bij deze symptomen?
A Amoebendysenterie
B Cryptosporidiose
C Giardiasis
D Lintworm infectie

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Waarom wordt bij een infectie met Plasmodium falciparum de parasitemie bepaald?
A voor de identificatie van de Plasmodium species
B voor het instellen van de juiste therapie
C voor de identificatie van de vegetatieve stadia

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Welke van onderstaande bacteriën is een veelvoorkomende verwekker van een acute faryngotonsillitis bij kinderen?
A Neisseria meningitidis
B Bètahemolytische streptokok
C Enterobacter cloacae
D Klebsiella pneumoniae

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Lamivudine monotherapie was het eerste orale antivirale middel dat het enzym hepatitis B-polymerase kon remmen. Het voordeel is dat het
weinig toxisch is, het nadeel dat er resistentie kan ontstaan waarmee het therapeutisch effect verloren gaat.
Bij hoeveel procent van de behandelde patiënten is naar schatting het virus na één jaar resistent geworden voor het
geneesmiddel?
A 1%
B 15%
C 50%
D 100%

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Hepatitis C leidt onbehandeld tot aanzienlijke mortaliteit en morbiditeit.
Wat zijn na ca. 20-30 jaar infectie, de belangrijkste medische problemen bij hepatitis C patiënten?
A gedecompenseerde levercirrose
B hepatocellulair carcinoom
C hart- en vaatziekten
D diabetes mellitus
E alle bovenstaande antwoorden zijn juist

A

E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Hoe lang is een patiënt gemiddeld ziek van een hepatitis A infectie?
A 3 dagen tot een week
B 2 tot 3 weken
C 4 tot 6 weken

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Welk aanvullend onderzoek is geïndiceerd bij een patiënt met een endocarditis veroorzaakt door een Streptococcus
gallolyticus (S. bovis)?
A toxicologisch onderzoek in verband met verdenking IV druggebruik
B quantiferon in verband met associatie met tuberculose
C KNO onderzoek in verband met vermoeden dentogeen focus
D colonoscopie in verband met associatie met coloncarcinoom

A

bij natieve klep streptococcus viridans/ Bovis en daarna E. faecalis en dan S. Aureus.

S. viridans krijg je via mond en keelholte. en S. gallolyticus cia darm en S. aureus via i.v. drugs.

dus D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Je bent arts-assistent kindergeneeskunde. Via de SEH wordt een neonaat van 2 weken oud op je afdeling opgenomen waarbij er een
verdenking is op een meningitis. Er is liquor ingestuurd naar het laboratorium medische microbiologie. Door een analist word je gebeld met
de uitslag van het grampreparaat: “Aspect: troebel. Gramnegatieve staven gezien, >100 per gezichtsveld. Leukocyten 1-10 per
gezichtsveld”.
Door welke verwekker wordt de meningitis meest waarschijnlijk veroorzaakt?
A Neisseria meningitidis
B groep B streptokok (S. agalactiae)
C E. coli
D vanwege de lage specificiteit van een grampreparaat van de liquor kan hierover geen uitspraak gedaan worden

A

A is veel voorkomend maar zijn gramnegatieve DIPLOKOKKEN
B geeft grampositieve kokken
C is juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Je bent dienstdoende arts op de afdeling spoedeisende hulp. Een 37-jarige vrouw die IV drugs gebruikt presenteert zich op de SEH met
koorts. Er blijkt sprake van endocarditis met septische embolieën in de long.
Welke klep is meest waarschijnlijk aangedaan?
A aortaklep
B mitralisklep
C tricuspidalisklep

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Welke bacterie is de meest voorkomende verwekker van een catheter-gerelateerde bloedbaaninfectie?
A Klebsiella pneumoniae
B Staphylococcus aureus
C Staphylococcus epidermidis
D Enterococcus faecalis

A

C
belangrijkste zijn S. epidermis daarna komt S. Aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Welk van de onderstaande antibiotische middelen dekt geen ‘atypische’ verwekkers?
A Doxycycline
B Azitroymycine
C Levofloxacine
D Augmentin

A

A - mycoplasma en chlamydia
B - mycoplasma en chlamydia
C - legionella, chlamydia en mycoplasma
D doet S. Aureus en klebsiella dit zijn typische en is daardoor goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je ter controle een 48-jarige, Nederlandse, homoseksuele en HIV-positieve man. Hij rookt 15 sigaretten
per dag, maar is verder gezond. Je hebt deze patiënt de afgelopen maanden 2-maal gezien met een pneumonie gepaard gaande met
koorts, dyspnoe en ophoesten van geelgroen sputum. Sputumkweken toonde beide keren een Streptococcus pneumoniae. Het aantal CD4
cellen bedraagt 540 x 106/L is (normaal 400 – 1200 x 106/L). Zijn HIV RNA is ondetecteerbaar onder behandeling. Patiënt vraagt je of het
zinvol is om zich tegen influenza te laten vaccineren.
Wat is hierop de beste vaccinatie?
A vaccinatie van HIV geïnfecteerden tegen influenza is zinvol zolang het aantal CD4 cellen boven de 500 x 106
/L is
B vaccinatie van HIV geïnfecteerden tegen influenza is zinvol zolang het aantal CD4 cellen boven de 200 x 106
/L is
C vaccinatie van HIV geïnfecteerden tegen influenza is zinvol onafhankelijk van het CD4 cel aantal
D vaccinatie van HIV geïnfecteerden tegen influenza is niet zinvol onafhankelijk van het CD4 cel aantal

A

C
dit geldt ook voor pneumokokken en Hepatitis A en B vaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Gegevens over de afname aan sterfte aan tuberculose sinds de 19e eeuw speelden een belangrijke rol in debatten over
volksgezondheidsbeleid in de 20e eeuw.
Op welke wijze vormde de afnemende mortaliteit door tuberculose in deze debatten een argument voor een bepaalde
aanpak van en/of stijl van verklaring voor infectieziekten en epidemieën?
A De dalende sterfte aan tuberculose was in deze debatten een sterk argument voor de denkstijl of het model van ‘contamination’
(besmetting), omdat die dalende mortaliteit ongeveer gelijk op ging met de ‘bacteriologische revolutie’ die volgde op de ontdekking van
ziektekiemen door Pasteur en Koch.
B De dalende sterfte aan tuberculose was in deze debatten een sterk argument voor het model van de ‘magic bullet’, omdat deze werd
toegeschreven aan de antibioticarevolutie die volgde op de ontdekking van penicilline door Fleming.
C De dalende sterfte aan tuberculose werd toegeschreven aan een samenspel van socaal-economische en omgevingsfactoren en vormde
daardoor in deze debatten een sterk argument voor de blijvende toepassing en relevantie van de denkstijl of het verklaringsmodel van
configuration (configuratie).
D De dalende sterfte aan tuberculose werd toegeschreven aan het BCG-vaccin en vormde een sterk argument voor de prioritering in het
volksgezondheidsbeleid van specifieke, ziektegerichte primaire preventie door middel van grootschalige vaccinatieprogramma’s

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Bij patiënten met tuberculose worden evenals bij sarcoïdose granulomen gevonden in het diagnostisch biopt.
De twee stellingen zijn:
1. bij tuberculose wordt in tegenstelling tot sarcoïdose in een biopt vaak een positieve Auramine kleuring gezien
2. bij tuberculose worden vooral necrotiserende granulomen gevonden
Welke van de stellingen over de verschillen en overeenkomsten tussen tuberculose en sarcoïdose is of welke zijn juist?
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

C
2 - tuberculose wel necrotiserend en sarcoïdose niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Een 25-jarige man wordt geanalyseerd voor recidiverende luchtweginfecties.
Welke van de volgende gegevens ontkracht uw vermoeden dat deze patiënt mogelijk zou kunnen lijden aan cystic fibrosis
als oorzaak van zijn klachten?
A een sputumkweek positief voor Pseudomonas aeruginosa
B het feit dat de patiënt probleemloos twee kinderen heeft verwekt
C een zweettest met een chlorideconcentratie van 52 mmol/L
D een CT-thorax met bilaterale bronchiëctasieën

A

B
geeft vettige stinkende poep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Bij zuigelingen kan virale bronchiolitis tengevolge van infectie met het respiratoir syncytieel virus (RSV) leiden tot ernstige benauwdheid.
Welke van de onderstaande medicamenteuze behandelingen komt hierbij in aanmerking?
A mucolytica of slijmoplossers (zoals N-acetylcysteine, DNAse)
B corticosteroïden per inhalatie (zoals beclomethason, fluticason, budesonide)
C systemische corticosteroïden (zoals hydrocortison, prednisolon, dexamethason)
D luchtwegverwijders (zoals salbutamol, terbutaline, ipratropium)

A

D
je geeft bij RSV geen corticosteroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Je bent arts op de SEH. Via de huisarts wordt een 55-jarige man ingestuurd die sinds een week benauwd is en een productieve hoest heeft.
Je ziet een zieke man, duidelijk benauwd, met een lichaamstemperatuur van 39.3 graden Celsius en een ademhalingsfrequentie van 28/min.
De man vertelt dat hij werkzaam is als loodgieter.
Je denkt aan een pneumonie door Legionella pneumophila.
Op welke drie manieren kun je aantonen dat dit de verwekker is?
A bloedkweek
B legionella antigeentest op urine
C sputumkweek (aangevraagd op Legionella)
D legionella PCR op sputum
E legionella serologie
F
auramine kleuring

A

B, C en D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Voor kinkhoest wordt al jarenlang gevaccineerd in Nederland en andere land. Toch is er de laatste decennia een toename van het aantal
kinkhoest gevallen. Er zijn verschillende redenen hiervoor.
Welke van onderstaande uitspraken is NIET juist?
A het acellulaire kinkhoestvaccin geeft geen levenslange immuniteit
B het acellulaire kinkhoest vaccin beschermt niet tegen subklinisch verlopende infectie
C er is een toegenomen circulatie van kinkhoest onder (jong) volwassenen
D door interactie met andere vaccinaties uit het RVP werkt het kinkhoestvaccin minder goed

A

D
A - je hebt boosters nodig. en het zit in de DKTP
B - acellulair is zonder cellen en werkt daardoor minder goed
C - klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Je bent huisarts. Je ziet op je spreekuur een 60-jarige vrouw met sinds 1 dag spierpijn, koorts (39 °C), hoesten en een loopneus. Je wil
diagnostiek inzetten naar het influenza A virus.
Welk van de onderstaande testen heeft de beste sensitiviteit?
A influenza A virus PCR op een keeluitstrijk
B influenza A virus specifieke IgG antistoffen bepalen in de keeluitstrijk
C viruskweek op een keeluitstrijk
D influenza A virus specifieke antigeen bepaling op de keeluitstrijk

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een moeder met haar dochtertje van 1,5 jaar oud. Zij heeft 3 dagen hoge koorts gehad. De koorts is
nu weg, maar er is nu huiduitslag zichtbaar. Bij lichamelijk onderzoek zie je een niet ziek ogend meisje met een licht exantheem over de
romp. Verder vind je geen afwijkingen. Je stelt de diagnose zesde ziekte. De moeder schrikt hier erg van. Ze had gehoord dat een nichtje
recent ook de zesde ziekte had.
Wat is op dit moment het aangewezen beleid met betrekking tot melding?
A je maakt melding aan de GGD, aangezien voor de zesde ziekte een meldingsplicht bestaat
B je maakt melding aan de GGD, aangezien er nu ook een nichtje de zesde ziekte had
C je hoeft geen melding te maken aan de GGD, aangezien het meisje niet ernstig ziek is
D je hoeft geen melding te maken aan de GGD, aangezien voor de zesde ziekte geen meldingsplicht bestaat

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Waar is de pathergietest, die gebruikt wordt om de ziekte van Behcet te diagnostiseren, een duidelijk voorbeeld van?
A een overactieve humerale immuunrespons
B een overactieve monocytaire immuunrespons
C een overactieve innate immuunrespons
D een overactieve verworven immuunrespons

A

C door neutrofiele granulocyten

85
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 32-jarige vrouw met klachten van verkleuring van de vingers in de kou. De vingers worden dan
wit, vervolgens blauw en daarna rood.
Welke medicamenteuze behandeling is nu het meest zinvol?
A Calciumantagonisten
B B-blokkers
C ACE-remmers
D Thiazide diuretica

A

A - juist
B - moet je juist mijden

86
Q

Een 41-jarige vrouw, die al enkele jaren op je spreekuur voor controles komt vanwege systemische sclerose, komt nu tussentijds vanwege
een eerste digitaal ulcus aan de wijsvinger van haar linkerhand.
Wat is de eerste behandeling die je voorstelt bij deze patiënte met eerste digitale ulcus in kader van systemische sclerose?
A corticosteroiden
B calcium-antagonist
C prostacycline analoog
D endotheline receptor antagonist

A

C
begint met prostacycline dan bloedvatverwijders (nifedipine en dan endotheline receptor antagonischten

87
Q

Welke laboratorium diagnostische test is de test van eerste keuze voor het bepalen van de ziekte van Lyme?
A bloedkweek
B gram preparaat bloed
C PCR bloed
D serologisch onderzoek bloed

A

D dit heeft namelijk de hoogste specifiteit bij Lyme

88
Q

Welke van de onderstaande ziektebeelden/infecties is het meest waarschijnlijk bij een reiziger zonder koorts en met acute
diarree zonder bloed bijmenging?
A amoeben dysenterie
B toxine producerende bacteriën
C giardiasis
D parasitaire worm

A

A - geeft bloed
B - goed
C - geen brijerige tot waterdunne vettige diarree
D - geen diarree

89
Q

Welke symptomen zijn het meest passend bij giardiasis?
A acute waterdunne diarree
B bloederige diarree en koorts
C buikpijn en braken
D persisterende brijige diarree en buikkrampen

A

D

90
Q

Welk van de onderstaande klachtpatronen past het meest bij een hepatitis A infectie?
A buikpijn, icterus en koorts
B buikpijn, koorts en verminderde mictie
C hoesten, buikpijn en koorts

A

A
buikpijn, koorts, icterus, braken en acuut ontstaan

91
Q

Welke symptomen zijn passend bij chronische schistosomiasis veroorzaakt door Schistosoma haematobium?
A geen symptomen, infectie is asymptomatisch
B hematurie, blaascarcinoom, verminderde nierfunctie
C koorts, malaise, eosinofilie, dyspnoe
D vergrote lever en milt, buikklachten, bloed bij ontlasting

A

B
S. mansoni: hypertensie, hepatosplenomegalie, leverfbrose, ascites, decompensatio en pseudo-polyposis
S. hamoatobium: pseuduopapillomas, tuberkels, obstructie ureter, hydronephronis, nierfunctiestoornissen, uremie, hematurie, slechte blaasfunctie en blaascarcinoom

92
Q

In welk stadium van een Schistosoma infectie zal het aantal eosinofiele granulocyten het hoogste zijn?
A invasiestadium (penetratie van de huid)
B acute fase (Katayama-syndroom)
C gevestigde infectie (na ca. 8 weken)
D chronische schistosomiasis (na vele jaren)

A

B andere goede antwoorden: koorts, oedeem, urticaria

93
Q

Welk allergeen is verantwoordelijk voor de meeste gemelde anafylactische reacties op de eerste hulp bij kinderen?
A geneesmiddelen
B voeding
C insecten
D latex

A

B
A en C is bij volwassenen

94
Q

Wat is het mechanisme achter het vertraagd type overgevoeligheid?
A allergeen wordt opgenomen door antigeen presenterende cel (APC) – APC presenteert antigeen aan antigeen-specifieke T cel – T cel wordt
geactiveerd en scheidt pro-inflammatoire cytokines uit
B allergeen wordt opgenomen door antigeen presenterende cel (APC) – APC presenteert antigeen aan antigeen-specifieke T cel – T cel bindt
aan weefselcel welke vervolgens in apoptose gaan
C allergeen bindt aan epitheelcel – Antistof bindt aan epitheel-antigeen complex – Complement activatie leidt tot overgevoeligheidsreactie
D allergeen bindt aan epitheelcel – Antistof bindt aan epitheel-antigeen complex – Complement activatie leidt tot activatie inflammatoire T
cellen

A

A

95
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een moeder met haar 4-maanden oude baby met mild eczeem. De baby krijgt borstvoeding. De
moeder wil starten met introductie van bijvoeding.
Welk advies geef je deze moeder?
A eczeem goed behandelen en thuisintroductie van nieuwe voedingsmiddelen met behulp van introductieschema’s. Eventuele acute reacties
direct melden
B eerst bloedonderzoek met een aantal allergenen; indien negatief mag het thuis geïntroduceerd worden
C tot de leeftijd van 1 jaar geen introductie van andere voedingsmiddelen
D eerst een voedselprovocatie met een aantal allergenen in het ziekenhuis te laten doen; indien hierbij geen klachten ontstaan mogen deze
thuis geïntroduceerd worden

A

A

96
Q

Op welke twee mechanismen berust de effectiviteit van adrenaline bij de behandeling van anafylactische reacties?
A α-adrenerge werking
B β blokkade
C α blokkade
D β adrenerge werking

A

A en D

b1 adrenerg: verhoogde contractiekracht, hartritme
b2 bronchodilatatie (via cAMP)
a1: perifere vasoconstrictie, verhogen bloeddruk, afname larynxoedeem

97
Q

bij welke reactie typen passen de ziektebeelden:
- acute urticaria, vasculitis, chronische urticaria, contact eczeem, maculopapuleus exantheem en anafylaxis

A
98
Q

Een 65-jarige vrouw werd opgenomen vanwege een pneumonie, die behandeld werd met Augmentin gedurende 7 dagen. Na 5 dagen was
de koorts verdwenen en kon de zuurstof gestopt worden. Drie dagen nadat de antibiotica was gestopt, klaagde ze over waterdunne diarree
en buikpijn.
Er werd feces naar het microbiologie lab gestuurd. In afwachting van de uitslag werd er gestart met een antibioticum.
Wat is de beste keuze?
A Ceftriaxon
B Metronidazol
C Ciprofloxacin
D Azitromycine

A

A - Pseudomonas
B - goed
C - Legionella, mycoplasma en Chlamydia
D - H. influenza, M. catarrhalis, mycoplasma en chlamydia

99
Q

Bij welk antibioticum is nefrotoxiciteit de belangrijkste bijwerking?
A Ciprofloxacine
B Amoxicilline
C Co-trimoxazol
D Gentamicine

A

D

100
Q

Secundair aan een keelontsteking met streptokokken kan een vasculitis ontstaan.
Wat voor vasculitis zal dit het meest waarschijnlijk zijn?
A een vasculitis van de grote bloedvaten
B een ANCA geassocieerde vasculitis
C een immuuncomplex vasculitis
D een lymfocytaire vasculitis
E een urticariele vasculitis

A

C

101
Q

Wat is de meest voorkomende verwekker van een endocarditis bij een klep vitium?
A vergroenende Streptococcus
B streptococcus gallolyticus
C enterococcus
D staphylococcus aureus

A

vitum is een hoorbare klepafwijking dit is dus wel natief en dus A

102
Q

Waarom is remming van C5a zinvol bij de inductie behandeling van ANCA geassocieerde vasculitis?
A C5a stimuleert de productie van PR3
B C5a stimuleert de neutrofiele granulocyt
C C5a remt de productie van IL10
D C5a remt de activiteit van T-regs

A

B

103
Q

Je bent huisarts. Tijdens het telefonische spreekuur spreek je een 80-jarige vrouw. Zij woont nog steeds samen met haar 82-jarige man en
zij vertelt je dat ze bij het verwijderen van een oude rozenstruik in de tuin, zich allebei hebben verwond. Bij beide is een nogal diepe wond
aan de onderarm ontstaan. Eén jaar geleden is haar man in Zambia geweest om aldaar zijn dochter, die daar werkt als tropenarts, te
bezoeken. Hij heeft toen de benodigde vaccinaties gekregen. Mevrouw is toen niet meegereisd in verband met een trage revalidatie na een
electieve heupoperatie (totale heupprothese links). De verdere voorgeschiedenis van beiden kent geen bijzonderheden. Mevrouw belt jou
uit voorzorg over wat nu het beste te doen.
Welk advies geef je aan deze patiënte?
A de wond goed reinigen en er een pleister op plakken en daarna langs te komen voor een injectie met humaan tetanus immuunglobulinen en
een tetanusvaccinatie
B de wond goed reinigen en er een pleister op plakken en daarna langskomen voor een injectie met humaan tetanus immuunglobulinen
C de wond goed reinigen en er een pleister op te plakken en starten met antibiotica om een wondinfectie te voorkomen
D de wond goed reinigen en er een pleister op te plakken

A

A
je geeft dan altijd Ig en tetanus(vaccinatie/booster)

bij een normale vaccinatie schema doe je booster en indien onbekend dan volledige vaccinatie met tetanus

104
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je ter controle een 48-jarige, Nederlandse, homoseksuele en HIV-positieve man. Hij rookt 15 sigaretten
per dag, maar is verder gezond. Je hebt deze patiënt de afgelopen maanden 2-maal gezien met een pneumonie gepaard gaande met
koorts, dyspnoe en ophoesten van geelgroen sputum. Sputumkweken toonde beide keren een Streptococcus pneumoniae. Het aantal CD4
cellen bedraagt 540 x 106/L is (normaal 400 – 1200 x 106/L). Zijn HIV RNA is ondetecteerbaar onder behandeling.
Hebben bovenstaande bevindingen (HIV-positiviteit en CD4 cel aantal) iets te maken met de genoemde infecties bij de heer
Jansen, en waarom of waarom niet?
A Ja, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T-& B-cel gemedieerde immuniteit en derhalve tot een verhoogd risico op deze infecties ook
bij een normaal CD4 cel aantal.
B Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T- & B-cel gemedieerde immuniteit, maar zijn CD4 cel aantal is nog >200 x 106
/L en
daarmee heeft hij geen verhoogd risico op deze infecties.
C Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T-cel gemedieerde immuniteit en derhalve niet tot een verhoogd risico op deze infecties.
D Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de B-cel gemedieerde immuniteit en derhalve niet tot een verhoogd risico op deze infecties

A

A

105
Q

Je bent internist. Je ziet op je polikliniek een 19-jarige man met een combinatie van hoge koorts en pijnlijke blauw-rode knobbels aan de
scheenbenen en verder artritis van de enkelgewrichten. Dergelijke klachten bestaan al sinds de kinderleeftijd waarbij ook een recidiverende
uveïtis optreedt. De longen zijn niet aangedaan. Een lymfeklierbiopsie laat een granulomateuze ontsteking zien.
Welk genetisch onderzoek vraag je aan?
A HLA-B27
B NOD2
C STAT3
D HLA-B51

A

B
doordat het dus op sarcoïdose duidt

106
Q

Met welke van de volgende factoren moet je rekening houden indien een CF-patiënt een kinderwens heeft?
A prenatale counseling door de klinische genetica wordt geadviseerd om de partner te laten testen op CF-dragerschap
B indien de longfunctie van een vrouwelijke CF-patiënte slecht is moet het worden afgeraden om zwanger te worden
C bij mannen gaat CF bijna altijd gepaard met onvruchtbaarheid
D alle bovenstaande antwoorden zijn juis

A

D

107
Q

Je bent arts op de SEH. Via de huisarts wordt een 55-jarige man ingestuurd die sinds een week benauwd is, hoest en koorts heeft. Hij is
door de huisarts behandeld met amoxicilline maar dat heeft geen effect gehad. Je ziet een zieke man, duidelijk benauwd, met een
lichaamstemperatuur van 39.3 graden Celsius en een ademhalingsfrequentie van 28/min. Bij lichamelijk onderzoek wordt basaal verminderd
ademgeruis gehoord, beiderzijds. De man vertelt dat hij werkzaam is als loodgieter.
Welk micro-organisme dient hier specifiek te worden aangevraagd bij de sputumkweek, omdat deze in de differentiaal
diagnose staat maar niet groeit in een banale, aerobe kweek?
A Streptococcus pneumoniae
B Staphylococcus aureus
C Chlamydia psittaci
D Legionella pneumophila

A

D is jusit
C krijg je bij vogels

108
Q

Je bent arts op de SEH. Via de huisarts wordt een 55-jarige man ingestuurd die sinds een week benauwd is, hoest en koorts heeft. Hij is
door de huisarts behandeld met amoxicilline maar dat heeft geen effect gehad. Je ziet een zieke man, duidelijk benauwd, met een
lichaamstemperatuur van 39.3 graden Celsius en een ademhalingsfrequentie van 28/min. Bij lichamelijk onderzoek wordt basaal verminderd
ademgeruis gehoord, beiderzijds. De man vertelt dat hij werkzaam is als loodgieter.
Welk micro-organisme dient hier specifiek te worden aangevraagd bij de sputumkweek, omdat deze in de differentiaal
diagnose staat maar niet groeit in een banale, aerobe kweek?
A Streptococcus pneumoniae
B Staphylococcus aureus
C Chlamydia psittaci
D Legionella pneumophila

A

B

109
Q

Op welk enzym van influenzavirus grijpt oseltamivir aan?
A RNA polymerase
B neuraminidase
C protease
D integrase

A

B dit is het oppervlakte eiwit an influenzavirus

110
Q

Welke biological wordt het meeste gebruikt bij de ziekte van Behcet?
A colchicine
B adalimumab
C rituximab
D anakinra

A

A klopt wel maar is geen biological
B klopt is een anti-TNF
C anti-CD20
D is anti-IL-1

111
Q

Je bent internist-klinisch immunoloog in een academisch ziekenhuis. Vanuit een perifeer ziekenhuis wordt naar je spreekuur verwezen een
42-jarige vrouw, daar al langere tijd onder controle vanwege systemische sclerose. Uit de meegestuurde verslagen en beelden van
radiologisch onderzoek van enkele weken geleden blijkt er sprake te zijn van nieuwe afwijkingen, die passen bij interstitieel longlijden in
kader van systemische sclerose. Ook het recente longfunctieonderzoek is gestoord.
Welke behandeling stel je voor aan deze patiënte met interstitiële longziekte in kader van systemische sclerose?
A hoge dosering steroiden
B methotrexaat
C mycofenolzuur
D rituximab

A

C cyclofosfamide was ook goed maar geeft veel bijwerkingen en daardoor mycofenolzuur

112
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 15-jarig meisje. Ze voelt zich al een paar dagen niet lekker, heeft koorts en forse keelpijn. Bij
lichamelijk onderzoek worden grote tonsillen, een vuurrode keel met fors gezwollen lymfeklieren gevonden. Bij dit beeld wordt amoxicilline
gestart. Niet veel later komt patiënte weer terug, maar nu zit ze onder de rode huiduitslag.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
A roodvonk (groep A streptokok)
B EBV infectie
C exanthema subitum
D een geneesmiddelen allergie

A

A en B lijken op elkaar maken roodvonk is tussen 2-10 jaar dus minder waarschijnlijk

113
Q

Hieronder zie je een aantal stellingen over atopisch eczeem?
Welke twee stellingen zijn juist?
A contact allergische reacties treden meestal op circa 1 week na bloostelling aan een contactallergeen
B contact allergische reacties treden meestal op 48-72 uur na blootstelling aan een contactallergeen
C de Europese standaardreeks bevat de meest voorkomende inhalatie allergenen in Europa
D de Europese standaardreeks bevat de meest voorkomende contact allergenen in Europa

A

B en D

114
Q

Welk micro-organisme kan bij gastro-intestinale infectie geen bloederige diarree veroorzaken?
A Campylobacter
B Entamoeba histolytica
C Giardia lamblia
D Shigella

A

C
A - bloed
B - bloed
D - bloed

115
Q

Wat is of zijn de meest waarschijnlijke oorza(a)k(en) van een systemische huidafwijking bij een reiziger zonder koorts?
A dengue infectie
B secundair ontstoken insectenbeet
C viraal exantheem en rickettsiose
D zonverbranding en toxicodermie

A

D
toxidermie is huidafwijkingen door geneesmiddelen

116
Q

Om welke reden is schistosomiasis in Nederland niet endemisch?
A De geschikte tussengastheer voor humane schistosomiasis komt hier niet voor.
B De temperatuur van het oppervlakte water is te koud voor de vrijlevende Schistosoma stadia om zich hier te ontwikkelen.
C Door effectieve bestrijding is schistosomiasis hier geeradiceerd, maar bij voldoende import zou de ziekte hier weer endemisch kunnen
worden.
D Door riolering en goede hygiëne wordt de cyclus doorbroken waardoor besmetting wordt voorkomen

A

A

117
Q

Welke worm zal na infectie de grootste toename in eosinofiele granulocyten en IgE antilichamen veroorzaken?
A Enterobius vermicularis (aarsmade)
B Strongyloides stercoralis
C Trichobilharzia species
D Trichuris trichiura (zweepworm)

A

B
C staat voor zwemmersjeuk

118
Q

Welk allergeen is verantwoordelijk voor de meeste gemelde anafylactische reacties op de eerste hulp bij volwassenen?
A geneesmiddelen
B voeding
C insecten
D latex

A

C

119
Q

Wat is een veelvoorkomend mechanisme bij een geneesmiddelen allergie?
A patiënt krijgt geneesmiddel, opname geneesmiddel in bloedcellen, ysis bloedcellen, binding antistoffen aan onderdelen bloedcellen
B patiënt krijgt geneesmiddel, modificatie oppervlakte eiwitten, lysis bloedcellen
C patiënt krijgt geneesmiddel, modificatie oppervlakte eiwitten, vorming en binding antistoffen, activatie complement
D patiënt krijgt geneesmiddel, opname geneesmiddel in bloedcellen, vorming en binding antistoffen, activatie complemen

A

C

120
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 34-jarige vrouw met hardnekkige klachten van handeczeem. Je denkt aan een allergie en
verricht epicutane tests. 
Welk type allergie wordt met deze tests aangetoond? 
A type I allergie
B type II allergie
C type III allergie
D type IV allergie

A

EPICUTANE TEST = PATCHTEST
D

121
Q

SLE is een systemische autoimmuunziekte die in principe ieder orgaan kan aandoen.
Welke orgaancomplicatie komt vooral vaker voor indien een patiënt anti-ds-DNA positief is?
A cerebrale betrokkenheid
B renale betrokkenheid
C huidbetrokkenheid
D pulmonale betrokkenheid

A

B
denk aan lupus nefritis met full house aankleuring ( C3, C1q, IgG, IgM en IgA)

122
Q

SLE is een systemische autoimmuunziekte die in principe ieder orgaan kan aandoen.
Welke orgaancomplicatie komt vooral vaker voor indien een patiënt anti-ds-DNA positief is?
A cerebrale betrokkenheid
B renale betrokkenheid
C huidbetrokkenheid
D pulmonale betrokkenheid

A

Augmentin keyword?
D

123
Q

Je bent internist en ziet op de poli een 25-jarige vrouw die zich presenteert met een vasculitis waarbij ze uitgebreide afwijkingen heeft op de
onderbenen. Het laboratoriumonderzoek toont ondermeer een verlaagd C3 en C4.
Wat voor vasculitis is dan het meest waarschijnlijk?
A een immuuncomplex vasculitis
B een ANCA geassocieerde vasculitis
C een lymfocytaire vasculitis

A

A
complement is immuuncomplex want neerslaan leidt tot schade

124
Q

Waarom leidt het toedienen van een suboptimale dosering flucloxacilline bij een S. aureus infectie niet tot ontwikkeling van
resistentie voor dit antibioticum?
A er bestaat geen resistentie voor flucloxacilline bij S. aureus
B flucloxacilline heeft geen mutant selection window
C flucloxacilline resistentie wordt gecodeerd door een gen dat aan- of afwezig is
D de MIC van flucloxacilline ligt bij S. aureus zo laag dat het resistentie breekpunt nooit bereikt zal worden

A

C

125
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 32-jarige vrouw met klachten van verkleuring van de vingers in de kou. De vingers worden dan
wit, vervolgens blauw en daarna rood.
Welke medicamenteuze behandeling is nu het meest zinvol?
A Calciumantagonisten
B B-blokkers
C ACE-remmers
D Thiazide diuretica

A

A

126
Q

In het artikel ‘What is an epidemic’ legt de historicus Charles Rosenberg de nadruk op een ‘defining component’ van epidemieën.
Welke is dat?
A Bij epidemieën gaat het niet om individuele, maar om collectieve ziekte, zodat er ook naar collectieve verklaringen moet worden
gezocht.
B Epidemieën hebben altijd betrekking op een besmettelijke ziekte en daarom is de centrale kwestie niet zozeer de oorzaak als wel
(het tegengaan van) de verspreiding van de ziekte.
C Epidemieën zijn acute, zeer zichtbare gebeurtenissen en roepen daarom vergaande politieke en maatschappelijke reacties op.
D Epidemieën treffen vooral arme en sociaal marginale mensen en groepen in de samenleving.

A

C

127
Q

Na een endocarditis kan zich een vasculitis ontwikkelen van o.a. de huid en de nieren.
Om wat voor soort vasculitis gaat het dan?
A een ANCA geassocieerde vasculitis
B een immuuncomplex vasculitis
C een cryoglobuline vasculitis
D een vasculitis look-a-like

A

B

128
Q

Een vrouw van 25 jaar oud met SLE met betrokkenheid van huid, gewrichten en nieren bezoekt de polikliniek. De behandelend immunoloog
legt haar uit dat zij een verhoogd risico heeft op hart- en vaatziekten vergeleken met haar leeftijd genoten.
Hoeveel keer is het risico verhoogd?
A 5x
B 15x
C 50x
D 100x

A

C

129
Q

Welke behandelingscombinatie heeft de voorkeur bij een actieve GPA met long en nierbetrokkenheid?
A MTX en prednison
B Prednison en Rituximab
C Endoxan en MTX
D Rituximab en Endoxan

A

B

130
Q

Van welke spiergroepen heeft een patiënt met een polymyalgia reumatica vooral last?
A schouder- en bekkengordelspieren
B onderarm en onderbeen spieren
C lage rugspieren en nekspieren
D kleine handspieren en voetspieren

A

A

131
Q

Je bent aios interne geneeskunde. Op je afdeling wordt een 50-jarige man opgenomen met koorts. Anamnese en lichamelijk onderzoek
geven geen aanwijzingen voor het focus van de infectie. Er worden bloedkweken afgenomen die positief worden voor S. aureus. Ondanks
start van antibiotica blijven de bloedkweken positief voor deze bacterie.
Welk of welke van de volgende situaties kan of kunnen de oorzaak zijn van het positief blijven van de bloedkweken?
A de S. aureus is niet gevoelig voor de gegeven antibiotica
B er is sprake van een S. aureus endocarditis
C er is sprake van een abces met S. aureus

A

A, B en C

132
Q

In de 19e eeuw kreeg de preventie van infectieziekten een belangrijke impuls door de zogenoemde ‘hygiënistenbeweging’, die zich hard
maakte voor ingrijpende sanitaire hervormingen (zoals het aanleggen van riolering) in met name de steden. Het activisme van de
hygiënisten illustreert een belangrijke historische ‘les’ (‘moraal van het geschiedverhaal’) uit het artikel ‘Explaining epidemics’ van Charles
Rosenberg.
Om welke historische les gaat het hier?
A Dat de geneeskunde de volksgezondheid veel beter kan bevorderen met preventie dan met curatie.
B Dat er een nauwe relatie bestaat tussen enerzijds medisch-wetenschappelijke verklaringsmodellen en anderzijds politieke
voorkeuren en beleidskeuzen.
C Dat nieuwe, aanvankelijk theoretische en abstracte medisch-wetenschappelijke kennis vroeg of laat altijd zijn vertaling vindt in
concrete toepassingen.
D Dat soms op grond van foutieve medische theorieën en vooronderstellingen toch maatregelen getroffen worden die heel
effectief zijn

A

B

133
Q

Je bent longarts. Op de SEH komt een 28-jarige vrouw in verband met koorts. Haar voorgeschiedenis is blanco. Ze heeft sinds drie dagen
een grieperig gevoel, diarree, hoofdpijn, hoesten en koorts. Ze maakt een matig zieke indruk, temperatuur is 38.1 graden. Bloeddruk 120/80
mmHg, polsfrequentie 90/min, ademfrequentie 20/min. Bij longauscultatie lichte crepitaties en op de thoraxfoto een beeld van nodulaire
verdichtingen. De PCR voor de meest voorkomende virale verwekkers is negatief. Het CRP is 80 mg/l, ureum 4.0 mmol/l.
Wat is je plan van aanpak?
A ontslag naar huis om uit te zieke
B ontslag naar huis met een kuur doxycycline voor tenminste 7 dagen
C ontslag naar huis met een kuur amoxicilline voor 14 dagen
D opname en behandeling met amoxicilline intraveneus

A

B omdat t een atypische verwekker is
anders wel C

134
Q

Welke leeftijdsgroep neemt het grootste deel van kinkhoest infecties in Nederland voor zijn rekening?
A jonge zuigelingen tussen 1 en 12 maanden oud
B kinderen tussen 2 en 5 jaar oud
C tieners en volwassenen
D ouderen > 75 jaar oud

A

C

135
Q

Welk virus kan een ernstige luchtweginfectie geven bij kinderen?
A Norovirus
B Epstein-Barr virus (EBV)
C humaan herpes virus type 6 (HHV-6)
D humaan metapneumovirus (hMPV)
E Dengue virus
F
cytomegalovirus (CMV)

A

D ander goed antwoord is RSV
- A is meest voorkomend
- B = Pfiffer
- C = 6e kinder ziekte
- E geeft geen luchtwegklachten
- F geeft geen luchtwegklachten

136
Q

Welke immuuncellen zijn in een rustige gezonde epidermis (= opperhuid) aanwezig?
A neutrofielen en Langerhans cellen
B lymfocyten en Langerhans cellen
C alleen Langerhans cellen
D in de huid zijn geen immuuncellen aanwezig

A

C

137
Q

Welke schimmelinfectie dien je altijd systemisch te behandelen?
A Tinea pedis
B Tinea capitis
C Tinea unguium
D Tinea corporis

A

B

138
Q

Welke cytokines spelen een belangrijke rol in de pathogenese van psoriasis vulgaris?
A gamma-interferon en IL-4
B IL-10 en IL-13
C IL-6 en IL-36
D TNF-alpha, IL-17 en IL-23

A

D

139
Q

Wat is in elk geval nodig om de diagnose acuut reuma te kunnen stellen?
A bewijs voor een recente infectie met groep A streptokokken
B beeldvorming van de gewrichten zoals een MRI scan
C een positieve familie anamnese voor reumatische aandoeningen
D een pre-existente hartafwijking

A

A

140
Q

Atopisch/constitutioneel eczeem is een complexe aandoening. Dat betekent dat zowel omgevingsfactoren als genetische factoren een rol
spelen. Een van de bekende genetische factoren is een mutatie in het filaggrine gen. Filaggrine is een eiwit dat een belangrijke rol speelt in
de barrièrefunctie van de huid.
Mutaties in het filaggrine gen komen voor bij?
A >75% van de patiënten met constitutioneel eczeem
B 50-75% % van de patiënten met constitutioneel eczeem
C <50% van de patiënten met constitutioneel eczeem

A

C

141
Q

Patiënt H. meldt zich bij de spoedeisende hulp met koorts. Hij is 2 weken geleden teruggekeerd in Nederland na een reis van 4 weken door
India. Malaria wordt uitgesloten, er zijn geen long- of buikklachten en er is geen exantheem. Aanvullend onderzoek laat zien dat er sprake is
van een normaal leukocyten getal.
Welke van onderstaande infecties is het meest waarschijnlijk?
A amoeben abces
B buiktyfus
C dengue

A

A - verhoogde leukocyten
B door Slamonella typhi heeft normaal/verlaagd lymfocyten dus juist
C heeft kenmerkend exantheem en tombocytopenie. tekenen van bloeding

142
Q

Lamivudine monotherapie was het eerste orale antivirale middel dat het enzym hepatitis B-polymerase kon remmen. Het voordeel is dat het
weinig toxisch is, het nadeel dat er resistentie kan ontstaan waarmee het therapeutisch effect verloren gaat.
Ongeveer hoeveel procent van de behandelde patiënten is na 1 jaar resistent voor het geneesmiddel geworden?
A 1%
B 15%
C 50%
D 100%

A

B

143
Q

Bij welke ARBO virus infectie is microcephalie het meest beschreven?
A Zika
B Dengue
C Chikungunya
D gele koorts
E japanese encefalitis
F
Tick Borne encefalitis [TBE]

A

A B en C zjn ARBP virussen en dan is A goed

144
Q

Welk of welke van de onderstaande opties behoort tot de behandelmogelijkheden van eczeem?
A corticosteroiden
B emolliens
C teer
D wetwrap

A

A, B, C en D
B - vet houden huid
C - verminderd jeuk, remt ontsteking
D - verkoelen en helpen tegen krabbenq

145
Q

Voedselallergie is een abnormale reactie van het immuunsysteem tegen bepaalde voedingsmiddelen.
Om welke groep voedingsstoffen gaat het voornamelijk?
A koolhydraten
B vetten
C eiwitten
D spoorelementen

A

C

denk aan LTP, 2s-albumines en 7s-globulines, PR-10 & profilline

146
Q

Je bent internist en ziet een 80-jarige vrouw op de SEH. Patiënte heeft recent antibiotica gebruikt en komt met continu braken en bloederige
diarree.
Je ziet een ernstig zieke vrouw, suf en gedehydreerd.
Je vermoedt een infectie met C. difficile.
Hoe kun je patiënte het beste behandelen?
A Metronidazol iv
B Metronidazol po
C Vancomycine po
D Vancomycine klysmata (intraluminaal)

A

D

147
Q

Je bent aios medische microbiologie. De analiste van het microbiologie-laboratorium belt een positieve uitslag van Clostridium toxine door
van een opgenomen patiënte. Je belt de zaalarts en hoort dat deze test was ingezet omdat patiënte, opgenomen met een longontsteking,
waterdunne diarree ontwikkelde.
Welk advies moet je aan de zaalarts geven ten aanzien van behandeling van patiënte en ten aanzien van voorkomen van verspreiding over
de afdeling.
Welke twee adviezen zijn juist ten aanzien van behandeling?
A Clostridium difficile infectie is self-limiting en behoeft geen therapie.
B Bij de behandeling van een Clostridium difficile infectie is het belangrijk de antibiotica voor de longontsteking te stoppen als dat
kan.
C Clostridium difficile infectie wordt veroorzaakt door toxine, daarom moet een antibioticum gegeven worden dat de toxine bindt.
D Bij de behandeling van Clostridium difficile infectie is de eerste keuze een oraal antibioticum, zodat de spiegel in de darm hoog
zal zijn

A

B en D
C. difficile wordt door een ABkuur veroorzaakt dus handig die te sgoppen. bij niet ernstige gevallen behandelen we oraal

148
Q

Casus 2/2
Je bent aios medische microbiologie. De analiste van het microbiologie-laboratorium belt een positieve uitslag van Clostridium toxine door
van een opgenomen patiënte. Je belt de zaalarts en hoort dat deze test was ingezet omdat patiënte, opgenomen met een longontsteking,
waterdunne diarree ontwikkelde.
Welk advies moet je aan de zaalarts geven ten aanzien van behandeling van patiënte en ten aanzien van voorkomen van verspreiding over
de afdeling.
Welke twee adviezen zijn juist ten aanzien van verspreiding over de afdeling?
A Deze patiënte met een Clostridium difficile infectie moet in (contact-)isolatie verpleegd worden.
B Clostridium difficile infectie is niet besmettelijk: deze patiënte kan op een zaal met meerdere patiënten verpleegd worden.
C Na verzorgen van patiënte dient al het medisch personeel goed de handen te desinfecteren met chloorhexidine.
D Na verzorgen van patiënte dient al het medisch personeel goed de handen te wassen met zeep.

A

A en D

wordt via direct en indirect contact overgedragen dus via schort

149
Q

Antibiotic stewardship is een manier om verspreiding van resistentie te voorkomen.
Wat is/zijn (een) onderdeel/onderdelen van antibiotic stewardship in Nederland?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A het geïsoleerd verplegen van MRSA dragers
B alleen antibiotica gebruiken wanneer deze zijn geïndiceerd
C het eradiceren van BRMO (bijzonder resistente micro-organismen) bij dragers
D het instellen van A-teams in de ziekenhuizen

A

B en D is het restrictief AB beleid en dus juist
A en C zijn het search-and-destroy beleid

150
Q

Je bent huisarts en op het spreekuur ziet je een patiënt met klachten van koorts, malaise en icterus sinds 3 dagen. Patiënt is recent op reis
geweest in Egypte. Je vermoedt de diagnose hepatitis A en zet laboratoriumonderzoek in.
Twee beweringen over deze casus zijn:
1. Vanwege het sterke vermoeden op hepatitis A meld je dit als behandelend arts alvast bij de GGD, voordat de uitslag bekend is.
2. Zowel de behandelend arts als het laboratorium hebben de plicht om een positieve hepatitis A uitslag bij de GGD te melden.
Welke van boventstaande beweringen is of welke zijn juist?
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

B
I fout want dit doe je alleen bij groep A
II ja want zit in B2

151
Q

Welk bevinding past bij coeliakie?
A IgE tegen tarwe
B atrofie van de maag
C ferriprieve anemie
D urticaria

A

C

is namelijk een ijzer opname te kort in de darm

152
Q

Welke maatregelen kunnen worden genomen ter preventie van verspreiding en ontwikkeling van bacteriële resistentie?
Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A handen wassen met water en zeep
B voldoende ventilatie door het openen van het raam
C periodiek zelftesten
D mobiele telefoon desinfecteren na gebruik
E antibiotica terughoudend voorschrijven
F
patiënten met een resistente bacterie isoleren en de isolatiemaatregelen strikt naleven

A

A, D, E en F

153
Q

Een 62-jarige man die 3 weken geleden een hemicolectomie (deels verwijderen van het colon) heeft ondergaan wordt opgenomen met
koorts. Middels een echo wordt een abces in het kleine bekken vastgesteld. De behandelaar besluit om hem gedurende 4 weken met
ciprofloxacine oraal te behandelen. De patiënt is therapietrouw. Hij houdt af en aan koorts, maar is daar niet ziek bij. Na 4 weken wordt een
controle echo gemaakt van de buik waarop toename van de grootte van het abces wordt gezien. De chirurg besluit hierop het abces aan te
prikken voor drainage.
Uit de kweken komt een E. coli met een ciprofloxacine MIC van 2 mg/L. De breekpunten volgens EUCAST zijn S ≤ 0.25 mg/L, R>0.25 mg/L.
Waaruit blijkt dat de gekweekte E. coli resistent is voor ciprofloxacine?
1. Dit blijkt uit de MIC voor ciprofloxacine: deze komt boven het vastgestelde breekpunt uit
2. Dit blijkt uit het falen van therapie ondanks therapietrouw
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

A
II kan ook nog door andere reden dan therapietrouw worden veroorzaakt zoals dat het AB niet in het abces komt

154
Q

Wat is het “ allerbreedste” betalactamse?
A ESBL (extended spectrum betalactamase)
B Amp-C betalactamase
C Carbapenemase

A

C

155
Q

Een grote vaten vasculitis kan behandeld worden door het blokkeren van een van de cytokines die in het ontstekingsproces is betrokken.
Om welk cytokine gaat het?
A IL-1
B IL-6
C Interferon gamma
D Interferon alfaq

A

B

156
Q

Waar begint het ontstekingsproces bij een grote vaten vasculitis?
A in de adventitia
B in de media
C in de intima
D vanuit het vaatlumen

A

A
van binnen naar buiten: intima - media - adventitia

157
Q

drie (of vier) bedrijven. Na het derde bedrijf volgt (eigenlijk) nog een vierde bedrijf, een soort epiloog.
Wat is volgens Rosenberg kenmerkend voor die ‘epiloog’ na afloop van een epidemie?
A Er worden alsnog maatregelen getroffen en preventieve wetgeving gerealiseerd die eigenlijk al aan het begin of tijdens het
hoogtepunt van de epidemie noodzakelijk waren geweest (als het kalf verdronken is, dempt men de put).
B In deze epiloog vindt de evaluatie van de epidemie plaats die vaak in aanzienlijke mate gepaard gaat met het vellen van morele
oordelen achteraf.
C Nadat een epidemie langzaam is uitgedoofd, is de aanvankelijke paniek snel vergeten en verslapt de aandacht voor preventie
(van een nieuwe epidemie) al gauw.
D Nadat eerst het bestrijden en indammen van de epidemie alle prioriteit had gekregen, wordt in deze ‘epiloog-fase’ een begin
gemaakt met wetenschappelijke analyses en krijgen wetenschappen als virologie en ‘public health’ een sterke impuls.

A

B

158
Q

Je bent huisarts. Een 40-jarige man presenteert zich met koorts en nachtzweten. Hij heeft deze klachten sinds 3 maanden en is in deze
periode 8 kg afgevallen.
U overweegt de volgende zes diagnose.
Welke van onderstaande diagnoses passen bij deze klinische presentatie?
A acute bacteriële endocarditis
B subacute bacteriële endocarditis
C tuberculose
D pneumococcen pneumonie
E maligne lymfoom
F
ziekte van Graves

A

B, C en E

159
Q

Wat is het meest voorkomende voorbeeld van een nosocomiale infectie?
A endocarditis
B faryngitis
C cystitis
D cholangitis

A

C

160
Q

Een patiënt presenteert zich met acuut visusverlies van het linker oog. De oogarts constateert dat er sprake is van een acute ischemische
opticus neuropathie (AION). Labonderzoek toont een sterk verhoogde bezinking.
Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?
A polymyalgia reumatica
B arteriitis temporalis
C granulomatosis met polyangitis
D polyarteritis nodosa

A

A hoort bij B en het is dus B
C is vooral nier problemen
D

161
Q

De historicus Charles Rosenberg beschrijft in het artikel ‘Explaining Epidemics’ verschillende manieren waarop mensen in het verleden
hebben gezocht naar een verklaring voor een epidemie. Hij betoogt dat aan alle verschillende verklaringsmodellen en -stijlen die zijn
ontwikkeld één belangrijke ‘bouwsteen’ ten grondslag ligt.
Wat is deze bouwsteen?
A De herkenning dat niet iedereen even vatbaar is voor een epidemische ziekte.
B Het fundamentele onderscheid tussen individuele en collectieve ziekte.
C Het inzicht dat bij een epidemie iets specifieks van de ene persoon op de andere wordt overgedragen.
D Het inzicht dat niet zozeer het ontstaan van de ziekte verklaring behoeft als wel de verspreiding van de ziekte

A

B

162
Q

Welke bewering ten aanzien van sarcoïdose is juist?
A patiënten met sarcoïdose worden bij voorkeur behandeld met ciclosporine onderhoudstherapie
B chronisch granulomateuze ziekte (CGD) is een variant van sarcoïdose
C het Löfgren syndroom gaat zelden in remissie
D de diagnose sarcoïdose kan foutief gesteld worden in het geval van een maligniteit

A

D
C heeft een betere prognose dan sarcoïdose
B is een immuundeficiëntie
A nee

163
Q

Wat past niet bij diagnose cystische fibrose (CF)?
A droge huid
B droge luchtwegen
C obstipatie
D vetdiarree

A

A

164
Q

et respiratoir syncytieel virus (RSV) is een luchtwegpathogeen dat vooral bij jonge kinderen ernstige verschijnselen kan geven.
Welke van de volgende beweringen over RSV infectie is juist?
A RSV infectie op de zuigelingenleeftijd is de belangrijkste oorzaak van astma
B bij ca. 15% van alle zuigelingen met RSV infectie is ziekenhuisopname noodzakelijk
C uitsluitend zuigelingen met een verhoogd risico op ernstig verlopende RSV infectie komen in aanmerking voor RSV immunisatie
D een doorgemaakte RSV infectie geeft jarenlange immuniteit tegen RSV

A

C

165
Q

Wat is de natuurlijke gastheer van Bordetella pertussis?
A mens
B rat
C gordeldier
D vleermuis

A

A komt alleen bij mensen voor

KINKHOEST

166
Q

Welk antimicrobieel middel is geregistreerd voor behandeling van Influenza A virus?
A oseltamivir
B azithromycine
C aciclovir
D flucloxacilline

A

A

167
Q

Tot welk deel van het immuunsysteem wordt de huid gerekend?
A tot het niet-specifieke innate immuunsysteem
B tot het specifieke adaptieve immuunsysteem
C tot zowel het innate als het adaptieve immuunsysteem
D de huid is geen onderdeel van het immuunsysteem

A

A
huid is barrière van innate afweer

168
Q

Drie beweringen over de ziekte van Behçet zijn:
1. De ziekte van Behçet komt vaker bij Iraniërs voor dan bij Japanners
2. De meest voorkomende genetische associatie met de ziekte van Behçet is HLA-B27
3. Uveitis is een van de classificatie criteria voor de ziekte van Behçet
Welke van bovenstaande bewering is of welke zijn juist?
A alleen 1
B alleen 2
C alleen 3
D 1 en 2
E 1 en 3
F
2 en 3
G geen

A

E

169
Q

Staphylococcus aureus (SA) is een verwekker van zowel bulleuze impetigo als van staphylococcal scalded skin syndrome (SSSS).
Welke bewering is juist?
A bij bulleuze impetigo bevindt SA zich in de luchtwegen
B bij bulleuze impetigo bevindt SA zich in de blaren
C bij SSSS bevindt SA zich in de haren
D bij SSSS bevindt SA zich in de blaren

A

B

SSSS zit systemisch niet in huid of blaren

170
Q

Welke bewering over Psoriasis vulgaris is juist?
A Psoriasis vulgaris is vooral een immuun gemedieerde huidaandoening
B Psoriasis vulgaris is vooral een autoinflammatoir syndroom
C Psoriasis vulgaris is vooral een immuundeficiëntie
D Psoriasis vulgaris is geen immuun gemedieerde aandoening

A

A

171
Q

Welke van onderstaande symptomen behoort niet tot de Jones criteria voor acuut reuma?
A koorts
B chorea
C gewrichtspijn
D vergrote tonsillen

A

D

major criteria: carditis, erythema marginatum, subcutane noduli, chorea vanSydenham en polyartritis
minor: koorts, verhoogd BSE/CRP, leukocytose, verlengde PR-interval

172
Q

Je bent dermatoloog in een algemeen ziekenhuis. Bij je komt een 34-jarige kapster met klachten van jeukende schilferende handen. Je
denkt aan een contactallergie.
Welke vragen moet je stellen voordat je verder onderzoek gaat inzetten?
Let op! meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A Is patiënte bekend met constitutioneel eczeem, astma en/of hooikoorts?
B Zijn er in de familie mensen met constitutioneel eczeem, astma en/of hooikoorts?
C Zijn er in de familie mensen met seborrhoisch eczeem?
D Heeft ze behalve op haar handen ook eczeem op andere plekken op het lichaam?
E Zijn de klachten minder gedurende vakanties?

A

A, B, D en E

173
Q

U bent internist-infectioloog. Op uw spreekuur komt een 62-jarige man afkomstig uit Napels (Italië) met leverenzymafwijkingen.
Welk laboratoriumonderzoek moet je in ieder geval aanvragen?
A HCV-RNA
B anti-HCV, indien positief dan HCV-RNA
C hepatitis B diagnostiek en HCV-RNA
D hepatitis B diagnostiek en anti-HCV; indien de laatste positief dan HCV-RNA

A

D

174
Q

Wat zijn de meest voorkomende klachten die bij alle ARBO virusinfecties voorkomen, zoals Dengue, Chikungunya en Zika?
A rash en gewrichtsklachten
B gewrichtsklachten en microcephalie
C microcephalie en rash
D rash en gewrichtsklachten en microcephalie

A

A
Denque geeft zadelkoorts

geven alle drie koorts, spier- en gewrichtspijn. microcephalie veroorzaakt alleen Zika hierdoor gaat het kind ook dood

175
Q

Constitutioneel eczeem heeft verschillende voorkeurslocaties, afhankelijk van de leeftijd.
Waar is het eczeem bij baby’s voornamelijk gelokaliseerd?
A wangen, hoofd, buitenkant ellebogen en knieën
B polsen, knieholtes
C handen en voeten
D huidplooien, nek, rondom de ogen

A

constitutioneel = atopisch dus A

176
Q

Welke van de onderstaande symptomen van de huid kunnen binnen 2 uur worden uitgelokt door voedselallergie?
Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.
A urticaria
B eczeem
C psoriasis
D jeuk
E erytheem
F
angio-oedeem
G infectie
H exantheem

A

A, D, E, F en H

177
Q

Welk van de volgende vier genoemde plant-gerelateerde eiwitten veroorzaakt/veroorzaken meestal milde allergische
klachten zoals jeuk in de mond en keel?
Let op! Meerdere antwoorden zijn mogelijk
A LTP
B PR-10 eiwitten
C opslag eiwitten
D profiline

A

B en D
opslag eiwitten zijn 2s-albumines en 7s-globulines dit kan ernstige uitslag geven
LTP kan ook ernstige klachten geven

178
Q

Je bent internist en ziet een 50-jarige man op de SEH met hoge koorts en bloederige diarree.
Patiënt is altijd gezond geweest, gebruikt geen medicijnen en heeft nooit gereisd buiten Europa.
Wat is de meest waarschijnlijke verwekker?
A Rotavirus
B Clostridium difficile
C Salmonella typhi
D Salmonella enteritidis

A

D

179
Q

Bij welke isolatievorm hoeft enkel een FFP2 masker gedragen te worden, en geen andere persoonlijke
beschermingsmiddelen?
A contactdruppel isolatie
B ebola isolatie
C aërogene isolatie
D contact isolatie

A

C
contact: ahndschoenen en schort
druppel: ahndschoenen, schort en mondmasker
aerogeen: FFP@-masker
combinatie”handschoenen, schort en masker

180
Q

Een patiënt is gekoloniseerd met een bacterie die wordt overgedragen via direct en indirect contact.
Welke persoonlijke beschermingsmiddelen moet je aantrekken om overdracht van het micro-organisme te voorkomen?
A handschoenen
B handschoenen en schort
C handschoenen, schort en muts
D handschoenen, schort, muts en masker

A

B

181
Q

Wat is een voorbeeld van een “smal spectrum” betalactamase?
A een beta-lactamase waardoor de bacterie resistent wordt tegen amoxicilline
B een beta-lactamase waardoor de bacterie resistent wordt tegen Augmentin
C een beta-lactamase waardoor de bacterie resistent wordt tegen meropenem
D een beta-lactamase waardoor de bacterie resistent wordt tegen cotrimoxazol

A

A

182
Q

Momenteel loopt er een multidisciplinair onderzoeksproject aan Oxford University over het vraagstuk ‘How epidemics end’. Dit vraagstuk is
gezien de huidige fase van de coronapandemie interessant genoeg, maar de onderzoekers hebben wel ontdekt dat er veel meer kennis is
en onderzoek is gedaan over het ontstaan en de verspreiding van epidemieën en pandemieën dan over hoe ze eindigen.
Uit het artikel ‘What is an epidemic?’ van historicus Charles Rosenberg, waarin het verloop van een epidemie wordt vergeleken met een
theaterstuk van meerdere bedrijven, is wel een verklaring af te leiden voor het gebrek aan kennis over en belangstelling voor het einde van
epidemieën.
Welke verklaring is dat?
A Aan het einde van een epidemie en pandemie hebben mensen geen behoefte meer aan evaluatie en onderzoek naar wat er is
gebeurd, ze willen zo snel mogelijk alle ellende vergeten en de draad van het gewone leven weer oppakken.
B De les van iedere epidemie is dat voorkomen beter is dan genezen. Als een epidemie is afgelopen richt de aandacht zich
daarom niet op hoe dat einde tot stand is gekomen, maar op hoe een volgende epidemie voorkomen kan worden.
C In de loop van het ‘theaterstuk’ van Rosenberg nemen onenigheid, verschillen van inzicht en spanningen zowel tussen experts
als in de samenleving alleen maar toe. Het beeld van de laatste fasen van een epidemie is daardoor veel diffuser dan dat van
de eerste fasen, die door een veel grotere mate van consensus worden gekenmerkt.
D Terwijl het begin van een epidemie vaak dramatisch is, met bijvoorbeeld veel doden en paniek, is het einde vaak een anticlimax:
de epidemie dooft langzaam uit en/of de desbetreffende ziekte krijgt geleidelijk een minder bedreigend, endemisch karakter. Het
precieze punt waarop een epidemie eindigt is daardoor vaak niet eens duidelijk.

A

D

183
Q

Het Guillain-Barré syndroom (GBS) is een post-infectieuze aandoening waarbij de afweerreactie tegen een infecties een ontsteking van
zenuwen veroorzaakt.
Hoe is het typische klinische beloop van GBS?
A GBS is een acute aandoening waarbij patiënten na behandeling goed kunnen herstellen en er meestal geen tweede episode is.
B GBS heeft een relapsing-remitting beloop waarbij patiënten gedurende jaren meerdere keren achteruit gaan maar na
behandeling tussendoor goed kunnen herstellen.
C GBS is een chronische aandoening die langdurig behandeld moet worden met ontstekingsremmers.
D GBS is een onbehandelbare ziekte waarbij patiënten meestal steeds verder achteruitgaan en uiteindelijk kunnen overlijden.

A

A

monofasisch syndroom
recidiefkans <5%
en vollig herstel

184
Q

Een patiënte met het syndroom van Sjögren met eerder ook hoge ziekteactiviteit komt eerder op de polikliniek i.v.m. een langzaam
progressieve niet pijnlijke zwelling van de parotis.
Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor deze zwelling?
A Een speekselkliersteen
B Een bacteriële infectie van de parotis
C Een virale infectie van de parotis
D Een lymfoom in de parotis

A

NON-HODGKIN LYMFOOM DUS D

antwoord A geeft ook pijn

185
Q

Wat is altijd een goede behandeling voor systemische lupus erythematosus (SLE)?
A Prednison
B Azathioprine
C Cyclofosfamide
D Hydroxychloroquine (Plaquenil)

A

D

186
Q

Rituximab werkt bij de behandeling van GPA door een effect op de productie van pathogene autoantistoffen.
Wat zou echter een veel logischer behandeling zijn om de concentratie van de pathogene autoantistoffen te verlagen?
A Anti IL-6
B Anti CD38
C Anti CD52
D Anti IL-1beta

A

B

187
Q

Welke van de volgende beweringen over tetanus is waar?
A Het tetanusvaccin is een levend verzwakt vaccin.
B Een kenmerkend symptoom van tetanus is hoge koorts.
C Tetanus kan alleen worden opgelopen door de inname van besmet voedsel of water.
D De behandeling van tetanus omvat toediening van tetanus-immunoglobuline (TIG) en wondverzorging.

A

D

A - nee subunit vaccin
B -
C - nee door vuil in een wond

188
Q

Welke van de volgende uitspraken over polio is juist?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Polio wordt veroorzaakt door een virus dat behoort tot de familie Coronaviridae.
B De meerderheid van de polio-infecties leidt niet tot verlamming.
C Het Sabin-vaccin tegen polio is een geïnactiveerd virusvaccin.
D Het post-polio syndroom is een aandoening die zich bij sommige mensen voordoet jaren na herstel van een acute polio-infectie

A

B en D

A moet Picornaviridae zijn
C verzwakte delen

189
Q

Een 70-jarige man wordt opgenomen in het ziekenhuis vanwege verwijdering van een coloncarcinoom. Na enkele dagen opname ontstaat er
koorts tot 39.5 graden Celsius. Bij lichamelijk onderzoek blijkt er een infectie te zijn bij de insteek van het infuus in de rechter onderarm. De
huid is rood, warm en er lijkt een abces onder te huid te zitten.
Er worden bloedkweken afgenomen, waarin S. aureus groeit. Ondanks verwijdering van het infuus, drainage van het abces in de arm, en
antibiotica (flucloxacilline), blijft de man koorts houden. Ook de bloedkweken, afgenomen na 48 uur flucloxacilline, blijven positief.
Op welke complicaties moet je bedacht zijn?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Strooihaarden (abcessen) elders in het lichaam
B Endocarditis
C Ulcus van de voet
D Bursitis

A

A en B

C en D zijn namelijk meer gekapseld en verwacht je niet dat de in bloed komen

190
Q

Welk van de onderstaande antibiotische middelen dekt geen ‘atypische’ luchtweginfectie verwekkers?
A Doxycycline
B Azitromycine
C Levofloxacine
D Amoxicilline/clavulaanzuur

A

D

191
Q

Je bent huisarts en je ziet op je spreekuur een 44 jarige man i.v.m. droge hoest en kortademigheidsklachten.
De patiënt vertelt dat hij sinds een aantal weken toenemend kortademig is, aanvankelijk alleen bij inspanning (bij traplopen enz.), maar de
laatste dagen ook al in rust. Hij is daarbij ook gaan hoesten, voelt als een kriebelhoest en hij geeft daarbij geen sputum op. Temperatuur
heeft hij niet gemeten, maar hij voelt zich soms wel wat koortsig.
Bij lichamelijk onderzoek zie je een weinig-matig zieke man.
Temperatuur is 37,8 °C; ademfrequentie is 24/min; bloeddruk en pols zijn normaal. Over hart en longen worden geen bijzonderheden
gehoord.
In het verleden heb je hem een aantal malen gezien in verband met een lues en een chlamydia infectie.
Wat is nu jde meest waarschijnlijke diagnose?
A Pneumonie door Coxiella burnetti
B Pneumonie door Legionella pneumophila
C Pneumonie door Pneumocystis jirovicii
D Pneumonie door Streptococcus pneumoniae

A

C

casus duidt op een atypische verwekker

192
Q

Je bent huisarts en hebt een sputum van een patiënt die je verdenkt van een community acquired pneumonie naar het laboratorium
microbiologie laten sturen. Empirisch ben je gestart met amoxicilline. Na een dag krijg je een voorlopige uitslag: het Grampreparaat laat
enkele epitheelcellen, veel leukocyten en veel Grampositieve diplokokken zien, die soms in korte ketentjes liggen. 
Wat is het aangewezen beleid ten aanzien van de amoxicilline?
A Stop antibiotica, geen aanwijzingen pneumonie
B Stop antibiotica en start antivirale therapie
C Stop amoxicilline en start een macrolide
D Continueer amoxicilline

A

D want S. pneumoinae zijn grampositieve diplokokken en dus een typschie verwekker waardoor amoxicilline werkt

193
Q

Je bent huisarts. Een 30-jarige man bezoekt je spreekuur in verband met koorts en kortademigheid. Sinds 3 dagen is hij toenemend ziek met
koude rillingen, koorts tot 39,3⁰C met spierpijn, hoofdpijn en een droge hoest. Twee dagen geleden ontstond pijn vastzittend aan de
ademhaling, rechtsachter. 
Bij lichamelijk onderzoek zie je een zieke man met een ademhalingsfrequentie van 23/min. Temperatuur 38,8⁰ Celsius, bloeddruk 125/85 mm
Hg, tachycardie (88/min). Over de thorax is er geen demping, er is sonore percussie; bij auscultatie hoor je rechts basaal verminderd
ademgeruis, verspreid rhonchi, rechts onder achter enig crepiteren. 
Welke van de volgende factoren uit bovenstaande casusbeschrijving pleit/pleiten voor een pneumonie die wordt
veroorzaakt door een atypische verwekker?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Leeftijd van de patiënt 
B Hoofdpijn 
C Droge hoest 
D Hypotensie 
E Verminderd ademgeruis rechts basaal

A

leeftijd en hypotensie is bij beide niet relevant

B en C

194
Q

Er worden jaarlijks enkele honderden mensen met kinkhoest in een ziekenhuis opgenomen in Nederland.
De meeste van die patiënten zijn?
A 65-plussers
B Kinderen 2-5 jaar
C Tieners 12-16 jaar
D Kinderen < 2 jaar

A

jongvolwassen heeft meeste incidentie maar kinderen <2 jaar worden opgenomen

195
Q

Welk type cellen speelt een belangrijke rol in de ontsteking bij psoriasis?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A T-cel
B Macrofaag
C B-cel
D Neutrofiel

A

A, B en D

196
Q

Welk symptoom is het meest verdacht voor een uveïtis bij een patiënt met de ziekte van Behcet?
A Niet corrigeerbaar visusverlies
B Pijn in het oog
C Gestoorde oogbewegingen
D Zweren in het oog

A

A

197
Q

Je bent internist en ziet op je spreekuur op verzoek van de huisarts een vrouw van 40 jaar, die sinds ongeveer 2 jaar klachten heeft van
Raynaud. Haar vingertoppen verkleuren onder invloed van kou, vooral haar middel- en ringvinger aan haar rechterhand en kortgeleden
heeft zij een pijnlijk wondje gehad aan haar middelvinger rechts.
Omdat je een auto-immuunziekte als oorzaak van deze klachten overweegt, bepaal je ANA-antistoffen in het bloed, deze blijken positief.
Nagelriemcapillaroscopie onderzoek is afwijkend, met vergrote capillairen, enkele bloedingen, voornamelijk aan de vingers waar zij ook
klachten heeft van Raynaud.
Hoe groot is met bovenstaande bevindingen de kans dat deze patiënte inderdaad een auto-immuunziekte heeft of deze in de
komende jaren (5 jaar) ontwikkelt?
A < 10%
B < 25%
C Circa 50%
D > 90%

A

D

198
Q

Wat is de aanbevolen behandeling voor late-stadium ziekte van Lyme met neurologische betrokkenheid?
A Doxycycline oraal
B Ceftriaxon intraveneus
C Amoxicilline oraal
D Dexamethason intraveneus

A

B

bij schietschijf en artritis geven we doxycycline
neuro of stadium 3 is ceftriaxon

199
Q

Welke cellen spelen bij kleine vaten vasculitis de belangrijkste pathogenetische rol?
A neutrofiel en endotheel cel
B neutrofiel en fibroblast
C T lymfocyt en endotheel cel
D B lymfocyt en endotheel cel

A

A

200
Q

Een 42-jarige reiziger bezoekt de tropenpoli wegens met koorts, hoofdpijn en spierpijn, ontstaan 16 dagen na terugkomst van een rondreis
door Uganda. Het laboratoriumonderzoek toont een opvallende trombopenie.
Welke van de hieronder genoemde suggesties voor aanvullend onderzoek is het meest zinvol?
A dengue diagnostiek
B dengue en malaria diagnostiek
C malaria diagnostiek
D geen van beide

A

trombopenie komt bij beide voor maar typischer voor malaria. daarnaast is incubatietijd voor Denque 4-14 dagen en van malaria 8-40 dus C

201
Q

U verdenkt een 28-jarige reiziger die zich 3 maanden na terugkomst van een rondreis door Indonesië presenteert met koorts, pijn uitstralend
naar het schouderblad en een bij echografie zichtbare leverafwijking, van een amoebenleverabces. Hieronder worden vier vormen van
aanvullend onderzoek genoemd om deze diagnose te bevestigen.
Welk voorstel is het meest aangewezen?
A fecesdiagnostiek
B diagnostische punctie abces
C radiologisch onderzoek met MRI
D serologie bloed

A

C bewijst de diagnose niet
A neit mogelijk omdat parasiet in faeces snel sterft
B is een mogelijkheid maar niet eerste keuze dus

D

202
Q

Stelling 1: iemand met een primair fenomeen van Raynaud hoeft geen controle of behandeling.
Stelling 2: iemand met een secundair fenomeen van Raynaud is vaker oud dan jong.
Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

C

203
Q

Welk van onderstaande behandelingen bij de ziekte van Graves is vooral gericht op verminderen van symptomen en niet zo
zeer op verminderen van hoeveelheid geproduceerd schildklierhormoon?
A Bètablokker
B Thiamazol
C Radioactief jodium
D Partiele schildklierresectie

A

A

204
Q
  1. Blindheid
  2. Nierinsufficiëntie
  3. Microcefalie bij pasgeborenen
  4. Guillain-Barré syndroom
  5. Sepsis
    Wat van bovengenoemde termen zijn complicaties van een Zika infectie?”
    A 1 en 3
    B 2 en 3
    C 3 en 4
    D 3 en 5
A

C

ARBO kan meningitis en hemorragische koorts veroorzaken

205
Q

Welke van onderstaande worminfecties is niet invasief en veroorzaakt GEEN eosinofilie tijdens infectie?
A Ascaris lumbricoides (spoelworm)
B Enterobius vermicularis (aarsmade)
C Strongyloides stercoralis
D Trichuris trichiura (zweepworm)

A

B er is ook geen migratie door weefsels

206
Q

Type IV overgevoeligheidsreacties kunnen optreden op verschillende substanties/factoren.
Bij welke van onderstaande kan zo’n type IV reactie optreden?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Infectieuze agentia zoals een virus of een bacterie
B Omgevings antigenen (bijv. boompollen)
C Geneesmiddelen
D Lichaamseigen antigenen

A

B, C en D

207
Q

Welke bewering over bifasische reactie is juist?
A Een bifasische reactie treedt bij > 50% van de patiënten met anafylaxie op
B Een bifasische reactie treedt gemiddeld 2 uur op na de initiële reactie
C Een bifasische reactie is zelden ernstig
D Toedienen van corticosteroïden kan de kans op een bifasische reactie verkleinen

A

C kans is klein je voorspeld de ernst aan de hand van bloeddruk

208
Q

Een vrouw van 35 jaar heeft een anafylactische reactie gehad na amoxicilline. Middels een huidtest wordt een allergie voor amoxicilline
bevestigd.
Wat zou u adviseren?
A Geen penicillines en enkele weinig in Nederland gebruikt orale cefalosporines die een vergelijkbare zijketen delen met
amoxicilline niet meer gebruiken
B Geen beta-lactam antibiotica meer gebruiken
C Geen amoxicilline meer gebruiken
D Geen penicillines meer gebruiken

A

A
er is kruisallergie met penicelline.
penicilline-polulycine is onderdeel van penicillines dit kan je testen met een huidtest. negatief dan allen amoxi mijden en als die positief is dan alle bèta-lactam mijden

209
Q

Een 42-jarige man, bekend met HIV, wordt beoordeeld op de polikliniek in verband met sinds 4 weken klachten van algehele malaise, koorts
en aanhoudend productieve hoest. De X-thorax toont infiltratieve afwijkingen in rechter bovenkwab. De GeneXpert PCR toont een
Mycobacterium tuberculosis in het sputum.
In welke vorm van isolatie moet deze patient worden opgenomen?
A Contact isolatie
B Contact druppel isolatie
C Aërogene isolatie
D Strikte isolatie

A

TBC, mazelen, rubella en aspergillus is aerogeen

210
Q

Waarom is helemaal geen vaccinatie tegen de rodehond beter dan een hele lage vaccinatiegraad van zo’n 30% tot 40%?
A Bij een hele lage vaccinatiegraad wegen de baten van de vaccinatie niet op tegen de (relatief bescheiden) bijwerkingen van het
vaccin.
B Zonder vaccinatie zijn geïnfecteerde mensen overwegend jonge kinderen, waardoor er relatief weinig zwangere vrouwen bij
zitten.
C Hoe hoger de vaccinatiegraad hoe ouder de eventueel geïnfecteerde mensen zijn, waardoor de kans op geïnfecteerde
zwangere vrouwen in de bevolking steeds groter wordt.
D Bij een hele lage vaccinatiegraad blijft het virus circuleren, waardoor het vaccinatieprogramma eigenlijk verspilde moeite is.

A

B

211
Q

Wat is een voorbeeld van een resistentiemechanisme waarbij het antibioticum wordt geïnactiveerd?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Vancomycine resistentie bij gramnegatieven
B ESBL (extended spectrum beta-lactamase) bij E. coli
C Mutatie in de efflux pomp van Pseudomonas aeruginosa
D Carbapenemase productie bij Klebsiella pneumoniae

A

B en D

andere voorbeelden:
smalspectrum bètalactamase en AmpC (ongevoelig voor penicillinen en cefalosporine

212
Q

In het artikel ‘What is an epidemic?’ beschrijft de historicus Rosenberg het verloop van een epidemie met behulp van de metafoor van een
toneelstuk met meerdere bedrijven. Het derde bedrijf kenschetst hij als een periode van ‘negotiating public response’: onderhandelen over
(en daarna het uitvoeren/opleggen van) collectieve maatregelen ter bestrijding van de epidemie.
Wat is volgens Rosenberg (onder andere) kenmerkend voor dit derde bedrijf?
A De groepen in de samenleving met weinig geld, status en macht hebben nauwelijks inbreng in de ‘onderhandelingen’ en krijgen
mede daardoor ook vaak de strengste regels en maatregelen opgelegd.
B In deze fase is de eerste paniek na de uitbraak van de epidemie verdwenen. De aanvankelijke irrationele en vaak religieuze
reacties verdwijnen naar de achtergrond, om plaats te maken voor meer rustig, rationeel en wetenschappelijk geïnformeerd
onderhandelen over welke maatregelen getroffen zouden kunnen en moeten worden.
C Omdat de autoriteiten in deze fase vaak nog steeds de (ernst van de) epidemie ontkennen, of bagatelliseren, ontstaat er ruimte
voor andere groepen en belanghebbenden in de samenleving om te gaan onderhandelen over welke maatregelen getroffen
moeten worden.
D Omdat in deze fase de epidemie alweer begint af te nemen of uit te doven, komt de nadruk steeds meer te liggen op evalueren
en het trekken van lessen. Dat mondt vaak uit in felle onderhandelingen, gekenmerkt door botsende belangen, over wie
aansprakelijk is voor wat er mis is gegaan en wat er nodig is om een volgende epidemie beter het hoofd te kunnen bieden.

A

A

213
Q

Welke van de volgende beweringen over difterie is juist?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn
A de incidentie van difterie is wereldwijd niet afgenomen ondanks het wijdverbreide gebruik van antibiotica
B het primaire werkingsmechanisme van het difterietoxine is cAMP toename in gastheercellen
C patiënten met difterie vertonen vaak neurologische symptomen zoals hersenzenuw uitval
D de diagnose difterie kan worden bevestigd door het aantonen van het micro-organisme in een keeluitstrijkje

A

A en D

214
Q

Bij kinderen is pneumonie een ernstige infectie die zonder behandeling een aanzienlijke mortaliteit heeft. In de praktijk wordt pneumonie
vaak uitsluitend op klinische verschijnselen gediagnosticeerd.
Welke van de volgende symptomen is het meest sensitief bij het stellen van de diagnose pneumonie?
A auscultatoire afwijkingen passend bij een infiltraat
B tachypnoe
C productief hoesten
D koorts (>38.2 oC)

A

CURB65 dus B

215
Q

Door wie worden zuigelingen die kinkhoest krijgen meestal geïnfecteerd?
A personeel van kinderdagverblijf of gastouder
B een asymptomatisch gezinslid
C een symptomatisch gezinslid
D medisch personeel

A

c

216
Q

Ernstige luchtweginfecties bij kinderen kunnen veroorzaakt worden door respiratoire virussen.
Welke van de onderstaande virussen geven de meeste kans op een ernstig verlopende luchtweginfectie bij kinderen?
A influenza A virus
B humaan bocavirus
C humaan coronavirus 229E
D West-Nile virus

A

A

217
Q

Je bent internist. Op je spreekuur zie je een 42-jarige vrouw met systemische sclerose. Zij klaagt over toename van
kortademigheidsklachten. Bij aanvullend onderzoek zie je op de CT-scan van de longen dat er sprake is van interstitiële longafwijkingen die
passen bij systemische sclerose. De longfunctie is ook slechter geworden ten opzichte van voorgaande controle.
Zij gebruikt momenteel nog geen immuunsuppressieve medicatie.
Welke immuunsuppressieve medicatie is aangewezen bij bovenstaande patiënte?
A methotrexaat
B rituximab
C prednison
D mycofenolzuur

A

D

218
Q

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een moeder met een 3-jarig kind die je inmiddels 2 x volgens de richtlijn (hele lichaam met
permetrine + herhaling na 1 week + alle aanvullende maatregelen zoals beddengoed wassen op 60 graden) behandeld hebt voor scabiës.
Ouders zijn uit elkaar en er is sprake van co-ouderschap. Vader heeft een andere huisarts. Moeder en kind hebben nu weer hevige
jeukklachten.
Stel dat er wederom sprake is van scabiës.
Wat kan/kunnen de oorzaak/oorzaken zijn van de recidieven?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn
A Er is sprake van resistentie
B Vader, moeder en kind behandelen niet tegelijk, met als gevolg herbesmetting
C De aanvullende maatregelen worden niet goed opgevolgd

A

B en C

219
Q

Een 28-jarige reiziger krijgt last van diarree vier weken na aankomst in Afrika.
Wat is epidemiologisch gezien de grootste kans waardoor deze diarree wordt veroorzaakt?
A een bacterie
B een bijwerking van de malariaprofylaxe
C een parasiet
D een virus

A

A

220
Q

Een recent uit de tropen teruggekeerde reiziger meldt zich met koorts bij de Spoedeisende Hulp.
Bij malaria onderzoek wordt malaria tropica vastgesteld met een parasitaemie van 10%. Uit de anamnese blijkt dat de man al meerdere
keren malaria heeft doorgemaakt.
Welke therapie is meest aangewezen?
A geen medicatie (infectie is zelflimiterend)
B geen medicatie (patiënt heeft immuniteit, waardoor infectie niet ernstig kan verlopen)
C intraveneuze malaria medicatie
D orale malaria medicatie

A

C

221
Q

Een patiënt heeft een ernstige reactie gehad. Een uur na begin van de reactie is tryptase bepaald en dat blijkt verhoogd.
Waar duidt dit op?
A de oorzaak van de reactie is een IgE gemedieerde allergie
B het betreft door mestcellen veroorzaakte reactie
C patiënt heeft waarschijnlijk mastocytose
D de reactie wordt niet door allergie veroorzaakt

A

B