STE Flashcards

1
Q

vegen

A

vt./vi. sweep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oorzaak

A

n. cause, origin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zeilen

zielig

A

v. sailing

adj. pitiful, sad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

auteur

A

n. author

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verbazen

A

vi. surprise. (Dat verbaast me van je.)
zich verbazen over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vergelijken

A

vt. compare
ex: Vergelijkend met …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoop

A

n. pile (er zijn een hoop dingen veranderd.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gelijk

A

adj. equal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aan ontkomen

A

escape from
ex: Hij kon niet aan de gevolgen ontkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

met name

A

especially
“Met”
This is a preposition that means “with”.
“Name”
This means “name”, but in this context, it functions more figuratively to mean “specifically” or “in particular”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

degene

A

the one

John is degene die vandaag op de kinderen past.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

op stap

A

go out
ex: we gaan op stap.
Ze zijn al vroeg op stap gegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

alsof

A

as if

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

om me heen

A

meaning: “around me”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gaan ervan uit

A

assume
ex: Ik ga ervan uit dat je morgen komt.

Usage: Used when making an assumption or expressing a presumption.

Examples:
1. “We gaan ervan uit dat iedereen op tijd komt.”
(We assume that everyone will arrive on time.)
2. “Hij gaat ervan uit dat het probleem al is opgelost.”
(He presumes that the problem has already been resolved.)

Assumptions or expectations.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

enerzijds
anderzijds

A

on one side
on the other side

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gunst

A

n. favor
kan ik je een gunst vragen?

18
Q

naarmate

A

voegwoord. as to an extent

Ex: zijn oordelen worden milder, naarmate hij ouder wordt.

19
Q

behalve

A

prep. except
behalve op: phrase - except
ex: ~ op die ene bijzondere dag.

20
Q

schuldig
schuld
schuldegevoel

A

adj. guilty
n. debt
n. 负罪感

21
Q

aandacht

A

n. attention

22
Q

zomaar

A

adv. just (like that)
ex: je dromen worden niet zomaar waar.

23
Q

vouwen

A

vt. fold one’s clothes

24
Q

komen voort uit

A

come out of ….
ex: Dat komt niet voort uit schuldgevoel.

*	Meaning: To originate, result, or emerge from something. It indicates a cause-and-effect relationship.
*	Usage: Used when something has its origin in or is caused by something else.

Examples:
1. “Zijn ideeën komen voort uit zijn opvoeding.”
(His ideas originate from his upbringing.)
2. “De problemen komen voort uit slechte communicatie.”
(The problems arise from poor communication.)

Cause-and-effect relationship.

25
Q

Bent u het met mij eens?

idiom: het met iemand eens zijn

A

do you agree with me?

Structure of the Phrase

"Het" = A placeholder subject (grammatically required but doesn't translate into English).
"Met iemand" = With someone (indicating the person you are agreeing with).
"Eens" = An adjective meaning "in agreement."
"Zijn" = To be (linking verb).

Literal translation: “To be in agreement with someone.”

26
Q

Doe er eens wat aan!

A

Do something about it!
“Doe” = Do (imperative form of “doen” - to do).
“er” = There/about it (a general pronoun referring to something already mentioned or understood in context).
“eens” = Once, sometime, or just (used here as a softener, adding a slight suggestion or urging tone). NOT adj.!
“wat aan” = Something about (literally “what to/about”).

27
Q

Ten opzichte van
(Prepositional phrase)

A

A fixed expression meaning “in relation to” or “compared to.”
Often used to compare two states, situations, or periods of time.

ex: heel veel veranderd ten opzichte van toen.

Ten
Dit betekent "in" of "met betrekking tot" in deze context. Het geeft een richting of relatie aan.

Opzicht
Dit betekent "aspect," "perspectief," of "standpunt." Het verwijst naar een bepaalde manier van kijken of beoordelen.

Van
Dit geeft aan waar het opzicht (het perspectief of de relatie) betrekking op heeft. Het maakt de verbinding met het object of onderwerp.

Samen vormt “ten opzichte van” een uitdrukking die een relatie, vergelijking of perspectief aanduidt ten aanzien van iets anders.

28
Q

weggewerken

A

vt. eliminate

29
Q

voor je rekening nemen

verantwoordelijkheid

A

“to take something upon oneself” or “to assume responsibility.”

n. responsibility

30
Q

opvallen

A

vi. attract attention
wat opvalt is dat…

31
Q

zelfs

A

bijwoord. even

ex: zelfs zijn kinderen gaf hij niets
he didn’t even give his children a

32
Q

voorkeur

A

n. preference

33
Q

ouders <-> ouderen
jongens <-> jongeren

A

parents <-> old people

boys <-> young people

34
Q

beloning

A

n. compensation

35
Q

eruit opmaken

A

Meaning and Usage:
* “Eruit”: Literally means “out of it,” referring to a source or context.
* “Opmaken”: Means “to make up,” “to deduce,” or “to conclude.”
* Together, “eruit opmaken” conveys the act of analyzing something and forming a conclusion.
Examples:
1. “Wat kun je hieruit opmaken?”
(What can you conclude from this?)
Synonyms:
* Concluderen uit (to conclude from)
* Afleiden uit (to deduce from)
* Interpreteren als (to interpret as)

36
Q

opmaken

A
  1. make up; (het bed is opgemaakt.)
  2. spend (money);
  3. apply makeup (to face); (ex: ik maak me nooit op.)
  4. gather, deduce.
37
Q

verlopen (verliep, verlopen)

A

vi. proceed; expire; (color) fade.

38
Q

Het komt je niet aanwaaien.

A

The phrase “Het komt je niet aanwaaien” is a common Dutch expression that translates to “It doesn’t just come to you” or “It doesn’t fall into your lap” in English. It is often used to convey the idea that success, opportunities, or rewards require effort and hard work—they don’t just happen effortlessly or by chance.

Examples of Usage

Motivational Context:

    "Als je een succesvolle carrière wilt, moet je hard werken. Het komt je niet aanwaaien."
    (If you want a successful career, you have to work hard. It doesn't just come to you.)

Admonishing Context:

    "Denk je echt dat geld zomaar uit de lucht komt vallen? Het komt je niet aanwaaien!"
    (Do you really think money just falls from the sky? It doesn't just come to you!)

General Advice:

    "Je moet ervoor gaan als je iets wilt bereiken. Het komt je niet aanwaaien."
    (You have to go for it if you want to achieve something. It doesn't just come to you.)
39
Q

versieren
de versiering

A
  1. v. decorate (room/house)
  2. v. chatter with strangers / 搭话

n. decoration

40
Q

pittig

moeizaam

A

adj. tough

adj. difficult

41
Q

aandeel

deel

A

Refers to a share or stake (often financial or ownership-related). Used in contexts of ownership, contribution, or participation.
Example: “Hij heeft een aandeel in het bedrijf.” (He has a share in the company.)

“Deel” is a more general term meaning “part” or “portion”. It refers to a section or piece of something, whether physical or abstract.
Used in contexts of physical or abstract division.
Example: “Een deel van de taart is op.” (A part of the cake is gone.)

42
Q

braaf

A

adj. obedient, well behaved (child)
Ex: Het is wel een héél braaf kind. Hij luistert áltijd naar zijn ouders en doet precíes wat ze zeggen.