A0-A1_M13_gat graven/tekenen vorm op bord/wat mis in bon Flashcards

1
Q

waken
opblijven
bewaken
bewaking

A

vi. stay awake, to watch

vt. watch over, guard

n. surveillance, watch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bezig

gezellig

comfortabel, gemakkelijk
gemak

smakelijk
smaak

A

adj. busy, occupied
bezig zijn met…

adj. cozy

adj. comfortable
n. convenience, ease

eet smakelijk

n. taste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

boren
boormachine

A

vt. to drill

n. drill

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

diep
dief

A

adj. deep, profound, intense.

n. theif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dood
doden
moorden
vermoorden

A

adj. dead;
n. death.

vt. to kill

vi. murder
moord - n. murder

vt. murder sb.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

figuur

A

n. figure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gat

A

n. gap, hole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lijden, leed, geleden
geleden
overlijden

leven / leefde / geleefd
overleven

A

vi. undergo, suffer
n. suffering (lijden)

adv. ago (Dat is lang geleden.)

vi. die

v. live (state of being alive)
n. life
ex: in het leven blijven

vt. survive
ex: Hij zal ons nog ~.

“Wonen” implies having a place to live (i.e. homeless people do not do “wonen”).
“Leven” is the state of being alive.

Example sentences:
- Ik woon in België. (I live in Belgium).
- Ik heb 7 jaar in Egypte gewoond. (I lived in Egypt for 7 years).
- Leef je nog? (Are you alive?).
- Lang zal ‘ie leven. ((Birthday song)).

  • Levensverzekering. (Life insurance).
  • Woonboot. (Floating house-boat).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gelijk

gelukt

A

n. right (de juiste ziens)
gelijk geven - agree w/; gelijk hebben - be right
adj. identical (we zijn gelijk.)
adv. equally, similarly
ex: iemand in het ~ stellen. - treat someone equally and right.
Ja, daar heeft u gelijk in. - Yes, I agree with that.

adj. successful, working
ex: het is niet gelukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

elk

ieder

al / alle

A

indefinite pronoun.
each (elke dag), everyone (ieder), any (hij kan elke seconde bellen.)

indefinite pronoun: each, any, everybody
ex: in ieder geval - in any case

indefinite pronoun. all
alle drie, al het mogelijke
n. all
ex: Zij is zijn al. (She is his all.)
adv. already, yet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

inderdaad

A

adv. indeed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

lijken / leek / geleken
eruit zien

lijken op

A

v. seem like
ex: Dat lijkt me leuk/geweldig/gezellig.
vi. look like
deze tekening lijkt sprekend(real thing)!

ex: Ze zien eruit als je en ik.
Ik wil goed eruit zien.

to resembble, 相似
ex: Hij lijkt op zijn moeder.
Waar lijkt dit op? (What does this look like?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

meestal

A

addv. mostly, usually

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mis

A

n. mass (church service)
ex: kerstmis
adj. wrong, missed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

reclame

A

n. discount, ads

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

rol

A

n. role, function, roll, character

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

slordig

A

adj. sloppy, undisciplined

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

keren / keerde / gekeerd
verkeer
omgekeerd
verkeren, verkeerde, verkeerd
verkeerd

A

v. turn around

n. traffic, exchange, intercourse
verkeersbord - traffic sign
stoplicht
verkeerlicht

adv. vice versa; adj. reverse, reversed.

vt. find oneself in a situation (in twijfel verkeren)
vt. to handle, to get along with (verkeren met: handle with. )

adj. wrong

19
Q

volgend
vorig
vroeg

volgends

trouwens

A

adj. next

adj. previous

adj./adv. early

prep. according to
ex: Volgends mij gaat het wel. kijk maar!

adv. btw
ex: Dit is trouwens Derby.

20
Q

vreemd
raar

A

adj. unfamiliar, foreign, strange,
ex: vreemd geld - foreign currency
zij is hier vreemd. (she is strange here.)

adj./adv. strange, odd, funny

21
Q

poeder
waspoeder

A

n. powder
n. washing powder

22
Q

zo’n

A

zo een - such a/an
ik wil niet zo’n grote biefstuk.
Zo’n groot huis!

23
Q

deksel

A

n. lid

24
Q

strepen / streepte / gestreept
doorstrepen
streep

A

vt. streak, to draw lines

v. cross out sth.

n. stripe

25
Q

ketel
fluitketel

A

n. kettle

26
Q

grammatica

A

n. grammar

27
Q

nakijken

A

vt. check, review

28
Q

poot

A

n. limb of an animal
ex: spinnen hebben acht poten.

29
Q

scherp
bot
schep

A

adj. sharp, alert, clever, acute, in focus, hot, spicy

adj. blunt, dull, rude
n. bone

n. scoop, shovel

30
Q

schutting

A

n. fence

31
Q

staart

poot

A

n. tail of an animal

n. limb of an animal

32
Q

timmeren

A

v. perform carpentry (to build, contruct)

33
Q

dubbel
verdubbelen

A

adj. double
vt./vi. double

34
Q

gewoon

A

adj. usual, common
adv. simply
ex: Je moet gewoon op het knopje drukken.

35
Q

vrucht / fruit
vracht
vrachtauto

A

n. fruit
n. freight
n. freight truck

36
Q

Ze leggen al het houten planken neer in de tuin van de buurman die aan het graven is.

A

they layed down the wooden planks in the garden of the neighbour who was digging.

37
Q

De buurman kan niet meer in de tuin van de andere man kijken.

A
38
Q

Wat zijn de mannen aan het doen?

A
39
Q

Wat ben ik dom geweest!

A

zijn, was/waren, geweest

40
Q

Heeft u er misschien 15 cent bij, of nog liever 2 euro 65?

A

liever: adv. rather, preferrably

41
Q

glimlachen

A

v. smile

42
Q

erbij
eraf

A

adv. there
Heeft u misschien 30 cent erbij?

adv. out of there
Ik wil deze baard eraf.

43
Q

wisselgeld

A

n. change (returned money)

44
Q

puur / pure

A

adj. pure