A0-A1_M5 Flashcards
al / alle (inflected form of “al”)
alles
determiner. all
(Heb je al het bier opgedronken?)
adv. already, yet
(Heb je al een kip gekocht?)
conj. even
(Al zou ik het willen… even if I wanted to…)
pronoun./voornaam woorden: everything
ex: We hebben alles geprobeerd.
als
daar
conj. if , as soon as
(Als het regent worden alle daken nat.)
prep. like, as
(Hij huilde als een kind)
adv. there (daar ga je! )
Kan je even kijken wie daar is?
conj. since (because)
daar hij niet zewemmen kon.
benzine
tanken
n. petrol, gasoline
vi. fill up (a vehicle )
bestellen
vt. order; deliver
bijvoorbeeld
voorbeeld
bereiden
adv. for example;
n. example, role model, preview.
vt. prepare
dik
adj. thick; (dikke boomstam)
big (dikke stenen, big stone)
fat (een dikke dame)
gesneden
ongesneden
snijden / sneed / gesneden
adj. cut, sliced;
adj. unsliced.
v. cut
knippen
kopiëren
plakken
vt. cut out,
cut (het haar/nagels/baard kort laten knippen)
kaartje knippen
vt. copy
vt. paste
naartoe
adv. to, towards
ex: ik ga naar mijn vriend toe.
die auto gaat nergens naartoe.
naast
adj. next, nearest (mijn naaste buurman)
adv. closest, nearest
prep. next to; as well as.
ex: pak de lepel naast het bord.
potlood
n. pencil
procent
n. percentage
vijftig procent kans (50% chance)
rennen
regen
regenen
v.run
n. rain
vi. rain
(重音放在第一个音节“re”,所以“ge“不重读)
rijst
rijk
ijs
n. rice
adj. rich, well-off, fertile, copious;
adv. richly, abundantly
n. ice
trouwen
trouwens
trouw
touw
vt./vi. marry
adv. by the way, besides
n. loyalty, marriage
n. rope