A0-A1_M5 Flashcards

1
Q

al / alle (inflected form of “al”)
alles

A

determiner. all
(Heb je al het bier opgedronken?)
adv. already, yet
(Heb je al een kip gekocht?)
conj. even
(Al zou ik het willen… even if I wanted to…)

pronoun./voornaam woorden: everything
ex: We hebben alles geprobeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

als

daar

A

conj. if , as soon as
(Als het regent worden alle daken nat.)
prep. like, as
(Hij huilde als een kind)

adv. there (daar ga je! )
Kan je even kijken wie daar is?
conj. since (because)
daar hij niet zewemmen kon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

benzine
tanken

A

n. petrol, gasoline

vi. fill up (a vehicle )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bestellen

A

vt. order; deliver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bijvoorbeeld
voorbeeld

bereiden

A

adv. for example;

n. example, role model, preview.

vt. prepare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dik

A

adj. thick; (dikke boomstam)
big (dikke stenen, big stone)
fat (een dikke dame)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gesneden
ongesneden
snijden / sneed / gesneden

A

adj. cut, sliced;
adj. unsliced.
v. cut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

knippen
kopiëren
plakken

A

vt. cut out,
cut (het haar/nagels/baard kort laten knippen)
kaartje knippen

vt. copy

vt. paste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

naartoe

A

adv. to, towards
ex: ik ga naar mijn vriend toe.
die auto gaat nergens naartoe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

naast

A

adj. next, nearest (mijn naaste buurman)
adv. closest, nearest
prep. next to; as well as.
ex: pak de lepel naast het bord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

potlood

A

n. pencil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

procent

A

n. percentage
vijftig procent kans (50% chance)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rennen
regen
regenen

A

v.run

n. rain

vi. rain
(重音放在第一个音节“re”,所以“ge“不重读)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rijst
rijk
ijs

A

n. rice

adj. rich, well-off, fertile, copious;
adv. richly, abundantly

n. ice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

trouwen
trouwens
trouw

touw

A

vt./vi. marry

adv. by the way, besides

n. loyalty, marriage

n. rope

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wachten op

A

wait for
ex: we kunnen niet wachten op Jeroen.

17
Q

wel

A

adv.
1. opposite of not, like of course
ex: ik hou wel van golf! (I like golf!)
je ziet wel dat… (you do see that…)
2. no less than, as much as
ex: zij heeft wel twaalf uur gewerkt vandaag!
3. fairly
ex: ik voel me wel aardig, maar niet echt goed.

18
Q

zetten

A

vt. set, put, rechtop plaatsen (action by human)
Wil je deze boeken weer in de kast zetten?
iets in elkaar zetten

19
Q

fooi

A

n. tip

20
Q

gum

A

n. eraser, rubber

21
Q

tanken

bezine

A

vi. fuel

n. gas (voor auto)

22
Q

tosti

A

n. cheese ham sandwich

23
Q

verdorie

A

same as verdomme

24
Q

weg

A

n. road, direction
adv. (gone) away

25
Q

springen
spring, springt,
sprong, sprong,
gesprongen

A

v. leap, jump

26
Q

cafataria

A

n. cafe

27
Q

weer

A

adv. again
(ik vind altijd fijn om weer thuis te zijn.) nog weer
n. weather

28
Q

spaghetti

A

spaghetti

29
Q

meneer
heer

A

n. sir (call service in restaurant)
n. gentleman

30
Q

lenen
leren
lezen

lening

A

vt. borrow

vt. learn, study

vt. read

n. loan

31
Q

sigaret uitmaken

sigaret opsteken

A

quench the cigarette

light the sicagrette

32
Q

chocola

A

n. chocolate

33
Q

recht

A

adj. straight ex: recht lijn (straight line)
ex: ga rechtdoor
right (direction)
n. law

34
Q

rechts
rechter
links
linker

A

adj. / adv. on the right

adj. right; n. judge.

adj. / adv. / n. on the left, left, left side

adj. left

ex: de flat rechts is hoger dan de flat links.

35
Q

Wat is er aan de hand?

A

What has happened?
What is wrong?