Daily Words Flashcards

1
Q

duren

A

v. to take (it takes one hour)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gemak
Gemakkelijk
makkelijk
smakelijk

A

Noun. Convenience, ease, comfort
Adj. Easy

adj. tasty

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

meerder(e)

enkel(e)

A

adj. several

adj. some, single
ex: in enkele dagen - in a few days
ik boekte een enkele reis naar London.
adv. only, merely, just
De winkel accepteert enkel contante betalingen.
n. ankle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sturen
besturen
doorsturen

A

v. send (an email); drive (a car); guide.

v. govern, manage, drive

v. forward

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vlak
vaak

A

adj. flat
adj. often

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zorgen
verzorgen

A

v. care; make sure
zorgen voor…: take care of
ex: voor de oude dag zorgen (prepare for old days)
ex: We zorgen voor u, mevrouw.

verzorgen: v. provide, monitor, mind
同义词: plegen (dated usage)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oplossen
oplossing

A

v. solve
n. solution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

door

A

by, because of
ex: ik ga niet rennen door de regen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beschikbaar

A

adj. available

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

redelijk
reden

raden

A

adj. reasonable

n. reason (plu. redenen)
n. proportion (plu. redens)

vt. guess, advise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gewoon

A

adj. get used to
ex: Hij was gewoon om…
adv. commonly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wennen

wensen, wenste, gewenst

A

v. get used to
pp. gewend
ex: het zal wel wennen/u zult er wel wennen aan iets.
you get used to everything.

v. wish

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschil
verschillend

A

N. Difference

adj. different

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onthouden

A

vt. Recall, remember
wederk. zich ~ - refrain self

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beslissen

A

V. Decide

slissen:
v. end; decide; extinguish (fire)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schema

A

N. Scheme, plan diagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Veranderen

A

V. Change

ex: het verandert niets aan de waarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Herinneren

A

V. Remember

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Moeilijk

A

Adj. difficult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Controleren

A

V. Check

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Nadenken

nakijken

A

V. Consider, reflect

vt. check, review

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Boodschap

A

N. Grocery

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Doorgaan

A

V. Continue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Anders

A

Adv. Otherwise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Lukken

A

V. Work out

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe zit het met…?

A

How about …?
Ex: En hoe zit het met die service van haar..
How about the service from her…?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Plaatsvinden

A

V. Take place

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Slecht
kwaad

A

Adj. bad

adj. terrible, horrible, extremely angry

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Eenvoudig

A

Adj. simple

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Aanpassing / aanpassingen (plural)
aanpassen
passen

A

N. Adjustment / (plural)

v. adjust

v. fit, try on, suit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

bewaren

verwarrend

A

V. Keep, preserve; guard, watch
Waren: v. keep, watch (obsolete)

adj. confusing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

bijvoorbeeld

voorbereiden

A

Adv. For example

vt. prepare
wederk. zich ~

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

er van uit gaan
ervan uitgaan
er vanuit gaan

A

Term: assuming
Ex:
- ik ga er vanuit dat alles goed is.
(I assume everything is fine.)
- We gaan ervan uit dat het goed afloopt.
- Ik ben er steeds van uitgegaan dat het klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Aangeven

A

V. 1)Hand, pass;
2) indicate;
3) report, declare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Toegeven

A

V. 1) admit; 2) concede, agree with compromise
toe- : towards

36
Q

Betekenen
Betekenis
tekenen

A

V. Mean, stand for.

N. meaning, importance
ex. het is van betekenis. (it is important.)

v. draw / sign

37
Q

Lijkt mij

A

Seems to me…

ex: Lijkt mij een mooi verhaal om de politie te vertellen.

38
Q

verwachten

A

v. expect / anticipate

39
Q

duidelijk

A

bn/adj. 1. clear; 2. obvious.

40
Q

Uitleg / uitleggen

Overleg / overleggen

A

N. Explanation v. Explain;

n. discussiion v. discuss
leggen: v. lay (down); lay (eggs)

41
Q

Bepalen

paal

A

V. Determine
… te bepalen door… to be determined by
ex: Deze zijn de drie dingen die mijn wereld bepalen.

n. pile / pole, post

42
Q

Deel
Gedeelte

A

Deel: n. Part, piece, stuk, volume (of a book)
Gedeelte: n. Part, section.

43
Q

zeker

A

adj. sure
ex: Weet je het zeker?
adv. specially
ex: zeker gezien het feit dat… - specially consider that…
(feit: n. fact)

44
Q

indien

A

conj. if, in case
Synonyms: als

45
Q

prijsopgave

A

n. quote, quotation.
opgeven: v. report, indicate

46
Q

zo spoedig/vlug mogelijk

A

as soon as possible
ex: Ik wil graag zo spoedig mogelijk vertrekken.

47
Q

tevens

A

adv. 1. at the same time;
2. moreover, also
ex: de beste en tevens de slechtste
both best and worst

48
Q

ontvangen
vangen

A

v. receive

v. to catch

49
Q

tussendoor

A

adv. in between

50
Q

bedrag

A

n. amount
ex: Dit bedrag wordt op of rond 4-1-2023 van uw rekening geïncasseerd.

51
Q

toepassing
toepassen

gelden, gold, gegolden

A

n. application, purpose;

v. apply, implement

v. apply, to be applicable
ex: De regel geldt in het hele land.
Het geldt voor zowel mannen als vrouwen.

52
Q

zojuist

A

adv. just now

53
Q

wezen
ben wezen

A

same as “zijn”, maar wezen is mogelijk.
ex: Hij mag er best wezen.

niet mogelijk with “ben wezen” (ben + andere delen + wezen + 2nd verb.)
ex: Hij is wezen wandelen.
Ik ben daar even wezen kijken.
ik ben naar een film geweest.

54
Q

richten
richting
oprichten
bericht, berichten

rechten

A

v. to direct
ex: zijn ogen richten op - focus on
wederk. zich richtten tot iem.

n. direction
prep. towards, in the direction of

vt. erect, set up.
ex: daarom hebben we een commissie opgericht.

n. message, communication

vt. straighten
ex: Hij rechtte zijn rug.

55
Q

melden

aanmelden

A

vt. report, announce, mention

vt. report

56
Q

arm
rijk

A

adj. poor

adj. rich

56
Q

noemen

A

vt. name
ex: en dit noemen wij “half tien”, niet “half negen”.

57
Q

genieten, genoot, genoten

A

vi. enjoy
ex: Ik ga een weekend weg!
Geniet ervan.

58
Q

ik ben op 16 juni jarig

A

my birthday is on June 16.

59
Q

vervangen, verving, vervangen

A

vt. replace
ex: we kunnen A vervangen door B.

60
Q

slagen, slaagde, geslaagd

slag

aanslag / aanslagen

toeslag

ontslaan, ontsloeg, ontslagen

A

v. (related to “slaan”) succeed

n. strike, blow

n. deposit, stroke, attack.

n. allowence

vi. discharge, fire (an employee)
ex: A is ontslagen. - A left (the company it worked with).

61
Q

ontkennen

A

v. To deny something is true
Hij ontkende de beschuldiging.
(He denied the accusation.)

v. To refuse to acknowledge
Ze ontkende dat ze fout zat.
(She denied that she was wrong.)

v. To contradict/refute
De wetenschapper ontkende de theorie met bewijs.
(The scientist refuted the theory with evidence.)

62
Q

nooit
ooit

A

adv. never

adv. ever
ex: Ben je ooit in Noorwegen geweest?
Nee. Ik ben nog nooit in … geweest.

63
Q

volgen

volgende

A

vt./vi. follow

现在分词作定语 volgende week

64
Q

Hoi A, leuk om je te ontmoeten.

A

nice to meet you

65
Q

technisch gezien

A

technically speaking
ex: Je kunt een modaal werkwoord dus technisch gezien nooit alleen gebruiken.
So technically you can’t use a modal verb on its own.

66
Q

afhangen

A

v. depend on

67
Q

niveau(s)

A

n. level

68
Q

burger
inburgeren

A

n. citizen

vi. integrate
ex: inburgeren examen

69
Q

wijzigen, wijzigde, gewijzigd

afwijzen, afwees, afgewezen

wijzen, wees, gewezen

A

vt. modify

vt. reject

vi./vt. point out

70
Q

omgeving

A

n. surrounding

71
Q

inhoud
inhouden

A

n. content

v. contain, hold

72
Q

uitnodigen

A

vt. invite, ask, request
ex: het weer nodigt niemand uit naar de strand te gaan.
(nodigen v. invite)

73
Q

verdieping

begane grond

A

n. floor
ex: de eerste verdieping - 1st floor

ground floor

74
Q

erbij

A

bijw. with
ex: Hoort het erbij? - Does it belong to it?
Zij is erbij. - She is present.

75
Q

raden
raad

reden

A

vt. advice (ik zou je raden om…)
vt./vi. guess
ex: Nou raad eens!

n. advice

n. reason

76
Q

verven

voeren
aanvoeren

A

vt. dye (hair)

vt. guide, lead

vt. supply

77
Q

ervaring

verrassing

A

n. experience

n. surprise

78
Q

taak / taken

A

n. task

79
Q

stage
stage lopen

A

n. training period

een stage vervullen

80
Q

huren

A

vt. hire, rent

81
Q

kruisen

A

vt. cross

82
Q

winst
dienst
kunst

A

n. gain, winnings

n. service

n. art

83
Q

reiken
bereiken

A

vi. reach

vt. reach
ex: de nieuws had hem nog niet bereikt. - news hasn’t reached him yet.
waar bent u te bereiken? - where can you be reached?

84
Q

anderhalf jaar

A

1.5 years

85
Q

storing

A

n. malfunction