A0-A1_M9_teach baby tricks Flashcards

1
Q

aantal

A

n. amount, quantity
aan - on
tal - quantity
Tal is almost never used as ‘number’, “getal” and “nummer” are used instead.
ex: een aantal jaren - a number of years

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

breken, brak, gebroken
inbreken

A

vt. break sth.
vi. break
breken door - break through

v. break in, burglar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

broer
boer
buur / buren
boerderij

A

n. brother
n. farmer
n. neighbour
n. farm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

daarna
nadat

daarom

A

adv. after that, afterwards (the current sentence may not be connected to previous sentence.)
ex: Ik nam een douche en ging daarna naar bed.

conj. after that (subclause happens as a premise of mainclause.)
ex: Nadat hij zijn toets afgemaakt had, ging hij naar huis.

adv. therefore, thus (NOT a conj.!)
ex: ik heb niks/niets gegeten en daarom heb ik honger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

drukken

A

vt. press, push
vi. press
op de knop drukken - push the button

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eens

A

adv. just (语气助词,祈使句中表示委婉语气:)
ex: Geef oma eens een handje.
hoor eens - just listen
adv. once, one day, just
eens en voor altijd - once for all
nog eens - again once, again
adj. in agreement
het eens worden - come to an agreement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

elektriciteit

A

n. electricity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ergens

eigenlijk

eigen

A

adv. somewhere, anyway
somehow, in any way
ergens vind ik

adj./adv. actual(ly)

adj. own

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gang

A

n. passageway, alley
gait,
journey, course
hallway, corridor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gek

A

adj. crazy, mad
n. lunatic

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevaarlijk
gevaar

A

adj. dangerous
n. danger, peril

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gooien, gooide, gegooid

groeien
groei

A

v. to throw

vi. to grow
ex: Hij groeit als kool. (growing fast)

n. growth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hard

A

adj. hard, strong, difficult, loud, fast
adv. fast (speed), very, loudly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ophouden

onderhouden

A

vi. finish, end, synoym: stoppen
vt. to hold up, to hinder, keep up

vt. support, maintain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

jas

A

n. coat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kado

A

n. same as cadeau

17
Q

los
lossen
loslaten
oplossen

A

adj. loose, separate

v. to unload, to dump

v. to let go, to free/release

v. (loose+up) solve

18
Q

opzetten een muts
muts

munt

A

put on a hat

n. knitted cap
Ze zet ook een muts op, want het is buiten koud.

n. coin

19
Q

nou

A

adv. now, come on

20
Q

overal
overval
vooral
geval
uitval

A

adv. everwhere, anywhere
overal heen - all over the place

n. raid, robbery. {Equivalent to over- +‎ val (“fall”)}.

adv. mostly, specially (before all)
synonym: in het bijzonder

n. case
ex: In het geval, heb ik geen bezwaar.

n. disruption

21
Q

plafond
dak

A

n. ceiling, maximum, limit

n. roof

22
Q

proeven

smaken

ruiken / rook / geroken

stinken / stonk / gestonken

A

vt. / vi. taste, sense (品尝)
ex: proef maar eens

vi. / vt. taste food
ex: Deze soep smaakt me goed - soep is tasteful.
Hoe smaakt het? Het smaakt goed.
vt. experience (Laat het u smaken - Enjoy)
smakelijk

vt./vi. smell of things (de rot vis ruikt; de bloem ruikt lekker.)

v. to stink

23
Q

sneeuw
sneeuwen
sneeuwpop

A

n. snow, static noise (of a display)
v. snow
n. snowman

24
Q

een pak voor de broek

A

whip the butt

25
Q

la
lade

A

n. drawer
synonym: lade / laden (plu.)

26
Q

laars, laarzen

A

n. boot(s)

27
Q

schaal
schaar

A

n. 1. shell; 2. shallow bordje; 3. scale
n. a pair of scissors

28
Q

door

A

prep. through, across, around, because of, by means of
ex: het kindje loopt door het huis.
Door files kan ik niet op tijd komen.

29
Q

voorzichtig

voorzicht

zicht

A

adj. careful
ex: leg dit ei eens heel ~ in het kopje.

n. foresight

n. sight, view, vision

30
Q

stout

A

adj. naughty
high (expectation)
ex: stout kind!

31
Q

tak

A

n. branch

32
Q

Ben je niet lekker of zo?
of zo

A

Are you not feeling well or something?
of not

33
Q

onderin
bovenin

omhoog
omlaag

hierboven
hieronder

A

prep. / adv. at the bottom (in a space like koelkast)

prep. / adv. at the top

adv. up (in the air), upwards
handen omhoog!
van omhoog (from above)

adv. below, downwards
naar omlaag / down

adv. above (abstract), up here, upstairs (physical)
ex: Dit wordt op dezelfde manier toegepast als voor referentie (14) hierboven.
- This shall be applied in the same way as for reference (14) above.

adv. opposite of “hierboven”

34
Q

verwarming

A

n. heating (sys)

35
Q

语气助词
toch

hoor (adv.)

eens

zeg

A

adv. despite of, anyway, indeed, really;
do (means emphaisizing)
ex: ga toch zitten - do sit down;

adv. certainly, surely,
regardless, anyway, despite of that,
modal particle indicating reassurance or confidence from the speaker
ex: Nee hoor, we hebben nog genoeg tijd.

adv. just (语气助词,祈使句中表示委婉语气:)
ex: Geef oma eens een handje.
hoor eens - just listen

adv. 语气助词
1. draw attention: zeg, luister eens
2. emphaisis: Wat een vervelende gozer zeg.

36
Q

stofzuigen

A

v. vacuumn clean
stof - n. dust

37
Q

drank

drinken, dronk, gedronken

A

n. drink, beverage

vt./vi. to drink (alchohol)

38
Q

bureau

A

n. desk
agency
office building