A0-A1_M12_Bank diefstal / kapper/boodschapen Flashcards
aanwijzen / aanwees / aangewezen
afwijen
vt. point at, point out, appoint
vt. turn away, refuse
arresteren
vt. to arrest
balkon
n. balcony
blank
adj. white
chef
n. chief, culinary chef, head cook
fluiten / floot / gefloten
v. blow whistle
geluid
n. sound
glad
adj. smooth, slippery
grap / grapje
n. joke
heet
adj. (high temperature) hot, spicy (taste)
hout
n. wood
ex: de gebouw is van hout.
huid
buil
huilen, huilde, gehuild
n. skin, hide, hull of a ship or aircraft
n. bruise, lump
v. to cry
merk
merken
masker
maskeren
n. mark, logo, brand (brandmerk)
v. to mark, to notice
ex: Ze liet merken dat zij boos was.
bemerken, opmerken, aanmerken
n. mask
v. to mask
midden
n. middle, center
adv. in the middle
ex: … in het midden een vierkant.
nat
adj. wet
antonyms: droog
peper
n. /ˈpeː.pər/ pepper
prik
n. sting, prick
snor
baard
n. moustache
n. beard
tegenover
prep. opposite, against
trekken
duwen
vt. pull, draw (tand trekken)
vi. migrate
v. push
tussen
tijdens
intussen
prep. between, among
ex: Maandag is tussen zondag en dinsdag.
prep. during
ex: Hij was erg moe tijdens de vergadering.
adv. meanwhile
zeep
zepen
handzeep
n. soap
v. apply soap
ex: eerst zeept de kapper de snor in.
n. handwash
aanstaan
staan, stond, gestaan
v.
1. in werking zijn: de TV staat aan.
2. bevallen (please ppl.): het plan staat me niet aan.
bestek
n. cutley;
plan
droogkap
n. hair blower (for curling hair)
Dan moet de vrouw een half uur onder de droogkap.
kan
n. jug, pot, can
krul
krullen
permanent
n. curl (hair)
ex: de vrouw heeft geen lang haar maar krullen.
v. to curl
n. wave (molded hair shape)
ex: ik wil een ~ in mijn haar.
adj. permanent
parfum
n. perfume
plank
n. shelf, plank
ruw
adj. rough, raw, crude
staal
n. steel, sample
Ik ga nog wat voor je tekenen.
pistool
n. pistol
De jongen heeft lang haar in zijn nek.
kapster
kapper
n. female kapper
conserven
n. conserved food
slaan,
sla, slaat;
sloeg;
geslagen
slagen
vt. hit, strike, put, capture
ex: de man pakkt de blik conserven en slaat de prijs op de kassa aan.
vi. strike, beat
ex: hij sloeg naar mij.
De klok in de woonkamer slaat elk uur.
in irregular past participle, vowels like “oe/ui/…” are not allowed. In case of such vowels existing in past vorm, use infinitive form instead.
vi. succeed
bediende / bedienden
personeel
n. employee(s)
n. staff
Dat wil ik wel.
I want that
sirene / sirenes
n. siren
staat in de krant
uitzien
er uit zien
v. look, seem
(always use: er/hier uit zien)
ex: hoe ziet de dief eruit? - How does the thieve look like?
Het ziet er naar uit dat, - It seems that
Op mijn eerste avond uit wil ik er goed uit zien.
Die pizza ziet er lekker uit. ik denk dat ik die kies.
Mag ik er even langs?
May I pass? or Excuse me!
langs: prep. past, out, by, along, down.
katoen
n. cotton
tekenfilm: cartoon film
touw
reep
n. rope, string
n. rope, bar, strip
gordijn / gordijnen
zakdoek
doek
n. curtain
n. tissue paper
n. cloth, fabric
knal
knallen
knielen
knikken
ja-knikken
n. bang like from explosion
v. bang, pop,
knallen neer - push down
v. kneel
v. nod
v. say yes
vorm
n. form
fluiten / floot / gefloten
vi. whistle, make a sound
naartoe
prep. to
Waar ga je naartoe als je met de trein ergens naartoe wilt?
gebeuren
beuren
plaatsvinden
vi. to happen
n. event
ex: Wat er tussen ons gebeurd is, zal privé blijven.
vt. to raise, to lift
vi. to happen
v. take place
De gebeurtenissen vonden plaats in Parijs. - The events took place in Paris.
dik
dun
slank
mager
adj. thick, fat
adj. thin, slender
adj. (body) slim, fit
Adj. malnutritioned
zin
n. sense, meaning, point, sentence
Verander de zin - change the sentence
Wordt het morgen slecht weer?
Het wordt morgen slecht weer.
it is bad weather tmr.
lied
lief
n. song
adj. nice, sweet
n. romantic relationship
afrekenen
rekenen
berekenen
rekening
vt. to pay, settle (bills), kill
vi. calculate, count
vt. calculate
n. account, invoice, bill
- ‘Rekenen’ is used without an object (it is an intransitieve verb);
‘Berekenen’ is used with an object (it is a transitive verb). A synonym is ‘uitrekenen’.
ex: Deze klas rekent elke morgen.
Ik bereken de afstand tussen punt a en punt b. (object = the distance)