A0-A1_M6 Flashcards
afspraak
gesprek
spreken, sprak, gesproken
vergadering
n. agreement, appointment
n. /ɣəˈsprɛk/ conversation
v. speak
n. meeting
begrijpen, begreep, begrepen
verstaan, verstond, verstaan
v. understand
v. to hear, to follow
ex: Ik versta nog niet alles.
blij
adj. happy, pleased
botsen
bots, botst,
botste, botste,
gebotst
vi. collide, clash
die twee culturen botsen.
ze botst tegen de steen op.
cursist
/kʏrˈsɪst/
n. student
directeur
n. director
douche / doucheje
douchen (douchte, gedoucht)
n. shower
v. take a shower
eraan komen
eraan
aankomen
eraan komen - arrive, coming
ex: Ik bel naar haar, laat ze weten dat jullie eraan komen.
De bus komt eraan.
eraan
pronominal adverb form of aan + het
v. arrive (aankomen op de plaats)
approach (op iem. aankomen)
come up with (~ met voorstel)
depend on (het komt hier op geld aan)
gain weight
even
adv. 1. just 语气词
(wacht even / haal eens even )
2. equally, to the same degree
(Zij is even oud als ik.)
3. quite, rather
(Die is even kwaard!)
geboortedatum
geboorte
n. date of birth
n. birth
girospas
betaalpas
n. bankcard
groen
groente
adj. green
n. veggies
kapot
stuk
adj. broken, out of order
adj. kapot
n. piece (een mooi stuk werk)
adv. in pieces (de glas viel stuk.)
kwaad
adj. bad, ill, wrong
angry (kwaad maken)
adv. badly, angrily
n. wrongness, evil, harm
laat
adj. adv. late, late
(laat op de dag)
laten
laat, laat
liet, liet,
gelaten
verb. 1. leave
(Ze lieten het zo / they leave like that.
Laten we naar de bioscoop gaan! - 倒装句非祈使句)
2. allow to remain, leave (it)
(Laat dat daar maar liggen.)
3. may, let
Laat er licht zijn.
leeg
vol
adj. empty, hollow, listless
adj. full, complete.
neerleggen
v. lay down
(Ze legt zijn spullen neer. )
resign oneself
(het commando neerleggen.)
neer
adv. down, downwards
net
net weg
n. net (mesh, device for catching), network;
adj. clean, decent, proper
adv. properly, just, nearly, recently
net weg (just left)
(geen probleem want we gingen net weg.)
oranje
adj. color orange, amber
repareren /ˌreː.paːˈreː.rə(n)/
repareer, repareert
repareerde, repareerde,
gerepareerd
vt. repair
synom: maken
rijbewijs
bewijs
bewijzen
plaatsbewijs
wijzen, wees, gewezen
n. driver’s license;
n. proof, evidence;
vt. prove
n. Proof used to be usually a ticket, often also an OV chip card, that one is entitled to a (seat) place.
vi. / vt. point