A0-A1_M2 Flashcards
antwoorden
antwoord / antwoordt
antwoordde / antwoordde
geantwoord
v. answer
antwoord: n. answer
stappen
opstappen
v. march; step;
v. go away, board (op: Used in separative verbs meaning “to go away” with rude connotations.)
jurk
n. dress
klas
n. class
koe / koeien
koek / koekje
n. cow
n. kookie
licht
n. (het) light
光, 灯
liggen, lag, gelegen
leggen , legde, gelegd
legen
vt. lie, be lying down
vi. to be placed/located
ex: Kun je me zeggen waar Geldrop ligt? (where is Geldrop?)
vt. lay (down)
ex: Deze kip legt haar eieren op rare plekken.
vt. to empty (leeg adj. empty)
uitdoen
afdoen
wegdoen
v. put off, extinguish;
take off (clothes);
v. turn off, switch off.
v. clear away
zolder
n. attic
zon
maan
sun
moon
biljet
n. banknote, paper bill / ticket / note / poster
borstel
borstelen
kam
kammen
n. brush / bristle
vt. to brush (hair)
ex: borstel je haar!
n. comb (for human hair)
vt. comb
toren
n. tower
munt
n. coin / currency / tails (of a coin) / mint
poetsen
v. polish, clean
ex: tanden poetsen : brush teeth
tandpasta
tooth paste
zoen
kus
zoenen
kussen
n. kiss
vt. kiss
opa
oma
n. grandfather
n. grandmother
boom
bos
n. tree
n. forest
deze / dit
die / dat
this: de / het
that: de / het
lerares / onderwijzeres
leraar
female teacher
male teacher or general teacher
ruimte
n. room
horen
hoor / hoort
hoorde / hoorde
gehoord
v.
1. hear
2. belong: horen bij
ex: we horen bij elkaar en houden van elkaar.
Dat hoort hier te liggen.
3. auxiliary verb.: certainly, surely,
ex: Nee hoor! (No!)
plaatje
schilderij
n. plate / picture
n. oil painting
woonkamer
n. living room
wonen
woon, woont
woonde, woonde
gewoond
v. live
fornuis
gasfornuis
n. stove
stoten
stoot , stoot
stootte, stootte
gestoten
v. push, bump, hit, shock
ex: het schip stootte op een ijsberg.
droog
droom
stoom
adj. dry
n. dream
n. stream
buurt
buur
buurman
n. neighbourhood
n. neighbour
n. neighbour guy/man
doek
stoep
hoek
n. mop, cloth
n. sidewalk
n. corner / angle
vuur
zuur
n. fire
adj. acid
adv. sourly
n. acid
muur
n. wall
lachen, lachte, gelachen
glimlachen
gezicht
v. laugh
v. smile
n. face, view, sight
ex: op het eerste gezicht
huilen
v. cry
bioscoop
n. cinema