A0-A1_M14_hond achter poes/tandarts/auto ongeluk Flashcards

1
Q

apparaat

A

n. apparatus, device

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bewegen
wegen

A

vt. to move, to exercise
ex: Je moet minder eten en meer bewegen.

vt. weight, woog, gewogen
ex: hoe veel weeg je?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bijten

ontbijten

A

vt. to bite

vi. have breakfast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

brand
branden
brandweer
vuur
blussen

A

n. destructive fire

vi. to burn, to set aflame

n. firefighting, fire dept.
weer: n. defence

n. fire

vt. extinguish (fire)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

buigen, boog, gebogen

A

v. to bend, to bow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gebit
kies

A

n. set of teeth (real or fake)

n. molar teeth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wonden / wondde / gewond
wond

A

vt. to wound
n. wound

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hiermee

meenemen

waarmee

A

adv. met dit, with this (from German: hiermit)
ex: Ik kan hiermee geen drone neerschieten.

v. take away, take along with
get sth. out of
ex: Misschien kan jij haar ~ naar alle schoolactiviteiten.

with which
ex: Dit zijn landen ~ we zakendoen.
met wat
ex: Waarmee kan ik u helpen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kies

A

n. molar tooth
adj. delicate, good taste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klacht

gezeur

zeuren

klap

A

n. complaint
ex: De tandarts vraagt: wat zijn precies de klachten met je gebit?

n. nagging

vi whine, complain, persist

n. bang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

koek, koekje

A

n. cookie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

last
last hebben van

A

n. load, burden, hinder, expense;
ex: Hij heeft een paar dagen last van de kies pijn. / Hij heeft last van de kies pijn voor een paar dagen.

v. suffer from
ex: Veel mannen die last hebben van depressieve symptomen zijn ook perfectionisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ontwikkelen
wikkelen
draaien

A

v. to develop (photos, products…)

v. wind, wrap

V. To twist, roll

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oversteken

A

v. to cross, traverse
ex: We kunnen de weg bij de verkeerslichten oversteken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pech
ongelukkig

A

n. bad luck, misfortune

adj. unfortunate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

poes

A

n. female cat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

prettig

A

adj. plezierig, gemakkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

schouder

A

n. shoulder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

spreekkamer

A

n. doctor’s office, surgery room

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

toen

als

toe

A

adv. then, back then;
ex: Toen ging hij weg.
En toen is de policie gekomen.
conj. when
ex: Ik zwaaide toen ik hem zag. - I waved when I saw him.

conj. when; as soon as; if, whether.

adv. towards. see also under “toe”in M14.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

vastmaken

A

v. fasten, make fast, tie, bind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vlug

A

adj. quick, fast
synonym: snel

23
Q

vullen

A

vt. to fill

24
Q

zoals

A

conj. as, like
Ik zoek iemand zoals jij.

25
Q

bijkomen
langskomen/langsgaan

A

vi. regain consciousness, recover
ex: de handel komt weer bij. - Business recovers again.
vi. be added
ex: er is 100 euro bijgekomen.

v. to pass by, drop in
Ex: Als u met de gang van zaken zit, kunt u bij mij langskomen. - If you have any concerns about what has taken place, you can come by (to see me).
Mijn ouders kwamen langs om onze nieuwe tuin te bekijken.

26
Q

blaffen
roepen, riep, geroepen
schreeuwen

blussen

A

v. bark

vt./vi. : cry, shout

vi. shout, cry (in a negative way)
vt. shout

v. extinguish fire

27
Q

bol
bal
cirkel
kring

A

n. sphere, ball shape
adj. round, swollen, full

n. ball

n. /ˈsɪr.kəl/ circle

n. circle, ring, orbit. synonym: cirkel

28
Q

gips
verband
gipsverband

A

n. plaster cast;
n. bandage
n. plaster cast

29
Q

klap
klappen

A

n. bang, blow
v. clap, crack, burst, collapse, chatter

30
Q

lantaarnpaal
Lantaarn

A

n. lamp pole

n. lantern

31
Q

postbus

A

n. post office box

32
Q

remmen
rem

A

vi. brake, slow down

n. brake

33
Q

röntgenfoto / röntgenfoto’s

A

n. radiograph, x-ray
元音结尾 plur. + ‘s

34
Q

opsodemieteren
sodemieteren

Uit mijn ogen!

A

fuck off!! (Sodemieter op!)
v. vallen, zeuren

Out of my sights!

35
Q

spuit
spuitbus
infuus

A

n. syringe, needle, spray gun

n. spray can, soft packaging tube
Ze pakt ook een spuitbus. Het is een spuitbus haarlak. (发胶)

n. drip

36
Q

tweeling

A

n. pair of twins

37
Q

uitslapen

A

v. sleep in (late in morning)

38
Q

doven, doofde, gedoofd
verdoven, verdoofde, verdoofd
verdoving

blussen

A

v. extinguish, put out

v. 1. deafen; 2. anesthetize

n. anesthesia

vt. to extinguish

39
Q

aanrennen

A

v. run after
ex: De hond rent opniew achter de poes aan.
De hond rent aan.

40
Q

toe

A
  1. adv. towards, naartoe gaan
    ex: Waar ga je naartoe?
    We gaan naar hen toe.
  2. tot nu toe: up until now
    Tot nu toe hebben we geen nieuws.
  3. aan toe zijn: heb noddig
    ex: ik ben aan vakantie toe.

af en toe: now and then, sometimes

toegeven: admit
toestaan: allow

  1. toe: please~~~
    Toe nou: come now.
  2. adj. closed
41
Q

assistent / assistente (/ˌɑ.siˈstɛn.tə/)

A

n. assistant male / female

42
Q

Het heeft geen pijn gedaan.

A

It didn’t hurt.

43
Q

Deze man botst tegen een tafel. Hij kijkt niet goed uit.

Hij is met zijn auto tegen electriciteitspaal gebotst. Hij heeft niet goed uitgekeken.

A
44
Q

Er is een ongelukig op straat gebeurd.

A
45
Q

Ik moet snel naar mijn werk.

A
46
Q

De man loopt de spreekkamer van de dokter binnen.
De dokter zegt: “Gaat u maar zitten.”

A
47
Q

De dokterassistente neemt de man mee.

A
48
Q

En als laaste maakt ze een foto van de linkerhand van de man.

A
49
Q

zomaar

zoiets

A

adv. just like that
ex: Hij gooit alles zomaar op straat!

pronoun. something like this
ex: Ik zal zoiets nooit meer doen.

50
Q

rotzooi
zooi

A

n. garbage, mess

n. mess

51
Q

brancard

A

n. strechter

52
Q

opereren, opereerde, geopereerd
operatie

handelen
behandelen
behandelingskamer

be-

A

v. operate

n. operation, surgery

vi. to trade, to act

vt. to handle, treat, deal with

n. therapy room

-Verbs with this prefix very often take an object in the accusative case.
-The prefix can be used to convert an intransitive verb into a transitive verb,
ex: huizen op een land bouwen → een land met huizen bebouwen

53
Q

tenslotte

ten minst

A

adv. after all, finally
ten: to, at the
slot: n. end
ex: Het is tenslotte maar voor een paar dagen. (it is just a few days, after all. )

at least
min / minder / minst