probleem 6: Karl Popper Flashcards
Er zijn een aantal biografische kenmerken die invloed hadden op Popper’s gedachtegang:
- Marxisme: Popper was erg bekend met de marxistische kijk op economie, klassenoorlog en geschiedenis (later communisme). Volgens Popper was het marxisme in eerste instantie wetenschappelijk totdat ad hoc hypotheses werden toegevoegd om de visie in overeenstemming te brengen met de feiten. Omdat het marxisme hierdoor niet langer falsifieerbaar was, beschouwde Popper het als een pseudowetenschap.
-> onwetenschappelijk, omdat de theorie werd aangepast om dergelijke waarnemingen tegemoet te komen. - Freud: Popper was onder de indruk van de verschillen tussen de theorieën van Freud en Einstein. Freuds psychoanalyse was immers niet falsifieerbaar en werd destijds toch als wetenschappelijk beschouwd. Einsteins relativiteitstheorie was daarentegen zeer falsifieerbaar; één weerlegging kon zijn hele theorie ontkrachten.
-> Deze factoren zorgden er samen voor dat Popper falsifieerbaarheid als criterium nam om wetenschap van niet-wetenschap te onderscheiden:
Popper’s falsificatie
De traditionele opvatting ‘kennis’ was kennis dat altijd te rechtvaardigen moest zijn, ongeacht tijd en plaats. Popper was het hier niet helemaal mee eens. Hij had andere ideeën over wat een theorie wetenschappelijk maakte.
Kennis is niet gerechtvaardigd
Volgens Popper kunnen we proposities of theorieën nooit rechtvaardigen, omdat een theorie nooit aan alle mogelijke testen kan worden onderworpen. Er is daarom altijd mogelijkheid dat een van de niet-uitgevoerde testen de theorie zou ontkrachten.
Hij stelt dat we onze theorieën rationeel kunnen bekritiseren en de theorieën moeten behouden die onze kritiek het best hebben overleefd. Verificatie is volgens hem niet de beste methode om tot de waarheid te komen, maar kritiek is wel de beste methode om fouten te elimineren. Kennis groeit volgens Popper alleen door het corrigeren van onze fouten, dat we het beste kunnen doen door te proberen om onze theorieën te falsifiëren. Theorieën die deze pogingen tot falsifiëren overleven zijn niet per definitie bevestigd – er zijn immers altijd nog onuitgevoerde testen – maar wel ondersteund.
Kennis is niet waar
Wat kennis ook is, het is niet iets wat zeker waar is – zoals Plato beweert. In het beste geval kunnen we zeggen dat iets een grote waarschijnlijkheid heeft, omdat het onze pogingen tot weerlegging heeft overleefd. Theorieën die (nog) niet zijn weerlegd, stellen ons in staat om te zeggen dat deze ‘op de waarheid lijken’, maar we kunnen niet zeggen dat ze de absolute waarheid zijn.
Kennis is niet overtuiging
Kennis is geen kwestie van subjectieve overtuiging, maar is op verschillende manieren objectief.
- Ten eerste worden kennisclaims de ‘objecten van kritiek’ wanneer ze worden geëvalueerd.
- Ten tweede bestaan theorieën en argumenten onafhankelijk van het feit of iemand deze gelooft, beweert of ernaar handelt.
- Ten derde kunnen we nooit dingen onafhankelijk van onze waarnemingen kennen. We zien de objectieve omgeving namelijk altijd via een subjectieve bril.
of theorie wetenschappelijk is hangt af van 2 basisuitspraken
- Falsificatie: de klasse van basisuitspraken waarmee de theorie in strijd is of die de theorie verbiedt. Dit is de klasse van potentiële vervalsers. Als ze waar zijn, ontkrachten ze de hele theorie.
- Verificatie: de klasse van fundamentele uitspraken waarmee de theorie consistent is of die de theorie toestaat. Als ze waar zijn, ondersteunen ze de theorie.
Kritiek:
-> Sommige pseudowetenschappen zouden hierdoor alsnog een wetenschappelijk status krijgen en sommige echte wetenschappen worden onterecht uitgesloten.
popper -> interesse afbakeningsprobleem
Popper was geïnteresseerd in de afbakeningsvraag (demarcation question): hij wilde weten wat echte wetenschap van pseudowetenschap onderscheidde. Hij ontdekte dat het geaccepteerde antwoord van die tijd was dat wetenschap vertrouwde op een inductieve, empirische methode, terwijl pseudowetenschap dat niet deed. Popper wees dit antwoord echter af, omdat pseudowetenschappen zoals astrologie vaak en beroep deden op observatie en experimenten, maar nog steeds niet wetenschappelijk waren.
Popper zag verificatie via observatie en experimenten niet als kracht, maar als zwakte. Volgens hem vat de wereld namelijk vol met verificaties van theorieën. Je kunt immers een bepaalde observatie of fenomeen op veel verschillende wijzen verklaren; een neurotisch persoon heeft volgens Freud fixaties, volgens het behaviorisme is bij deze persoon ongepast gedrag geconditioneerd en volgens neurologen zit het probleem wellicht in de hersenen.
Volgens Popper komt het bovenstaande probleem voort uit een comfirmation bias; de neiging om aandacht te richten op info die de eigen ideeën, overtuigingen of hypotheses bevestigt.
-> Volgens Popper was de juiste aanpak dat een test van een theorie alleen een legitieme test is als het een poging is om die theorie te falsificeren, niet verifiëren. Als een theorie dit soort pogingen doorstaat, dan ondersteund dit de theorie.
verschillende mate van falsificeerbaarheid
Popper benadrukte het feit dat theorieën kunnen verschillen in de mate waarin ze falsifieerbaar zijn. Zo zijn precieze, concrete uitspraken (bv ‘het gemiddelde IQ van vrouwen is 106.4’) meer falsifieerbaar dan vage, abstracte uitspraken (bv ‘het gezin is een sociale groep’). Ook geldt dat des te universeler een uitspraak, des te meer falsifieerbaar die is (bv ‘alle mensen zijn agressief’ is meer falsifieerbaar dan ‘alle vrouwen zijn agressief’).
! LET OP: definities -> kan je niet falsificeren of verifiëren.
Popper hechtte ook waarde aan strenge testen waarin we de meest onwaarschijnlijke gevolgen van onze theorie proberen af te leiden en te controleren of deze ook gelden. Bij deze stelling ‘behandeling X geneest altijd depressie’ ligt de voorkeur bij een strengere test (door mensen met een zware depressie te onderzoeken) dan bij een mildere test (door mensen met een milde vorm van depressie te testen).
Popper merkte op dat er een omgekeerd verband bestaat in de logische waarschijnlijkheid van een uitspraak en de mate van falsifieerbaarheid:
* Hoe logischer een uitspraak (‘alle bruine honden zijn bruin’), des te minder empirische inhoud de uitspraak heeft, des te minder falsifieerbaar de uitspraak is (zoek bruine hond die paars is).
* Hoe minder logisch een uitspraak is (‘alle objecten op aarde acceleren met een snelheid van 9.8m/sc), des te meer empirische inhoud de uitspraak heeft en des te meer falsifieerbaar de uitspraak is.
wetenschap als probleemoplossing
Popper beweerde dat ‘de geschiedenis van de wetenschap niet moet worden behandeld als een geschiedenis van theorieën, maar als een geschiedenis van probleem scenario’s’. Volgens Popper zijn problemen de oorsprong van elk wetenschappelijk onderzoek. De producten van wetenschappelijke theorieën kunnen hierbij alleen worden begrepen in relatie tot hun probleem scenario’s.
Goed onderzoek zorgt er volgens Popper voor dat deze problemen evolueren naar nieuwe en misschien diepere problemen. Popper geeft de groei van kennis schematisch weer:
p1 -> ts1 -> ee -> p2
Een initieel probleem (P1) geeft aanleiding tot een voorlopige oplossing (Tentative Solution) die op zijn beurt aanleiding geeft tot fout eliminerende tests (Error Elimination) die aanleiding geven tot een nieuw probleem (P2). Onderzoek begint en eindigt met problemen volgens Popper. Kortom, de wetenschappelijke methode bestaat volgens Popper grotendeels uit probleemoplossing.
Popper vond het idee dat we onderzoek zouden kunnen beginnen puur door te observeren – zonder vooraf een bepaalde theorie, interesse of oogpunt te hebben – absurd is. Dit is echter wel wat de logisch positivisten beweerden. Volgens Popper moeten we eerst een probleem formuleren voordat er onderzoek wordt gedaan.
De groei van menselijke kennis
Het deductieve proces van de groei van menselijke kennis omschrijft Popper als volgt:
1. Eerst wordt de interne consistentie van de theorie getest door te kijken of er contradicties zijn.
2. Vervolgens wordt er onderscheid gemaakt in de empirische elementen en logische elementen van de theorie. Het logische deel van de theorie moet expliciet worden gemaakt.
3. De nieuwe theorie wordt vergeleken met al eerder bestaande theorieën om te bepalen of de nieuwe theorie zorgt voor verbetering. Wetenschap gaat immers om theoretische vooruitgang, dus de nieuwe theorie moet toegevoegde waarde hebben. Een theorie is beter dan zijn voorganger wanneer het meer empirische inhoud heeft en dus meer voorspellende kracht bevat – hierdoor is de theorie ook falsifieerbaar (dit is wenselijk).
4. De laatste stap is het testen van een theorie door te kijken of de empirische conclusies die eruit kunnen worden getrokken, kloppen. Als de conclusies juist blijken te zijn, is de theorie ondersteund, maar nooit in absolute zin geverifieerd. En als de conclusies niet waar blijken te zijn, dan is dit een signaal dat de theorie niet compleet correct is. In dit geval moet de wetenschapper op zoek naar een betere theorie.
conclusie poppers visie
Wetenschappelijke theorieën worden volgens Popper niet inductief afgeleid uit ervaring. Daarnaast worden wetenschappelijke experimenten niet uitgevoerd om de waarheid van theorieën te verifiëren. In plaats daarvan is alle kennis voorlopig, hypothetisch of een vermoeden; we kunnen onze wetenschappelijke theorieën nooit definitief bewijzen, we kunnen ze alleen voorlopig bevestigen (verificatie) of compleet weerleggen (falsificatie).
Bij onderzoek moeten we op elk willekeurig moment kiezen tussen een potentieel oneindig aantal theorieën die de onderzochte verschijnselen verklaren. Bij het maken van deze keuze kunnen we alleen theorieën elimineren die aantoonbaar onjuist zijn. Daarnaast moeten we rationeel kiezen tussen de resterende, niet-gefalsificeerde theorieën. Popper benadrukt hierbij het belang van kritisch denken, omdat het de essentie is van rationaliteit. Want alleen door kritisch na te denken kunnen we valse theorieën elimineren en bepalen welke van de resterende theorieën de meest beschikbare is. De beste theorie is die met het hoogste niveau van verklarende en voorspellende kracht.