probleem 4: cognitieve psychologie Flashcards
Cognitieve psychologie
-> Begin onderzoek in 1855. De cognitieve psychologie werd echter in de jaren 50 behandeld als een revolutionair onderwerp. -> 2 redenen hiervoor:
- In Amerika verdreef de cognitieve psychologie het behaviorisme, omdat het volgens hen een productievere en meer theoretische oriëntatie had.
- Een nieuwe technische taal met nieuwe concepten werd gebruikt. Cognitieve psychologen hadden een nieuwe insteek wat betreft ‘denken over denken’.
In de latere jaren dertig was technologie al aardig ontwikkeld. Een gevolg van deze ontwikkeling was de groeiende mate van wiskundige berekeningen die hierbij betroken waren. Dit stimuleerde de ontwikkeling van complexere rekenmachines. Een ander gevolg was dat design van complexe technische systemen en de interactie tussen mens en machine naar de voorgrond werden gebracht. Hieruit kwamen concepten van cognitivisme voort.
3 centale ideeën van cognitieve psychologie
-> 3 centrale ideeën die de conceptualisatie van cognitie veranderde:
* Informatie: het woord ‘informatie’ bestaat al eeuwen. Het werd echter voor de jaren 40 niet als meetbaar beschouwd, tot Shannon in 1948 de abstracte term kwantificeerde. Hij beschouwde info hierbij als de mate van zekerheid. Hierdoor kwamen cognitieve begrippen naar voren zoals opslagcapaciteit, overbodige info, verwerking en het korte termijn geheugen.
* Feedback: de term feedback werd voor het eerst gebruikt in 1920 omtrent de werking van microfoons. Weiner zag het nut van feedback; output van een systeem (=informatie) kon worden teruggevoerd op een dergelijke manier dat het systeem terugkeert naar een gewenste staat. Dit was een nuttige functie om bvb een schip een vaste koers te laten varen of op constante snelheid. Weiner maakte onderscheid tussen positieve en negatieve feedback:
o Positief: stimuleert gedrag
o Negatief: remt gedrag
-> doelgericht gedrag zou dus nu deels kunnen worden verklaard door het concept van feedback.
* Programmeren: de term programmeren die we vooral kennen van computers bleek voor psychologen erg nuttig te zijn. Het was namelijk overeenkomstig met de term ‘plannen’ bij mensen. Hierdoor kon complex gedrag worden begrepen in termen van programma’s of plannen die het organisme als het ware doorliep. Ook kunnen de termen hardware en software op mensen worden toegepast: hardware -> structuur van het systeem (hersenen), software -> de manier waarop info als input zorgt voor het uitvoeren van bepaalde programma’s.
invloed van de 3 concepten
Deze concepten zorgden mede voor een nieuw kader waarin onderwerpen zoals denken, geheugen, leren, neurologische organisatie ect. konden worden behandeld. Cognitieve psychologie onderzocht hierbij de implicaties van deze concepten.
De mens als computer werd binnen de cognitieve psychologie vaak als metafoor gebruikt. Tegen de jaren 50 werden mensen daarom vaak beschouwd als info verwerking systeem die functioneren aan de hand van een set complexe programma’s die afkomstig zijn van verschillende bronnen (bv de genen).
tote
Terwijl de stimulus-response connectie centraal stond in het behaviorisme, was de zogeheten TOTE van belang volgens Miller, Galanter en Pribram en staat voor Test-Operate-Test-Exit. Het is een afkorting voor een feedback lus. In tegenstelling tot de S-R connectie kon TOTE worden gebruikt om complex gedrag te verklaren. Ook kon worden onderzocht hoe info wordt georganiseerd (bv chunking). De technische term TOTE verdween echter, omdat andere expressies nuttiger bleken gedurende de jaren 60.
Groei en karakter van cognitieve psychologie
Een beweging die begon als een nieuw conceptueel kader voor het bestuderen van hogere mentale processen die ontwikkelde zich geleidelijk tot iets met een veel uitgebreider semi-filosofisch karakter. Psychologische stromingen lijken de neiging te hebben om uit te breiden vanuit relatief beperkte wetenschappelijke kwesties. Cognitieve psychologie is een zeer belangrijk voorbeeld van hoe nieuwe technologieën en wetenschappelijke ontdekking onze manier van denken kunnen veranderen.
De basis leggen voor cognitieve wetenschap
Het hixon symposium en de uitdaging voor behaviorisme
-> In 1948 kwam een groep wetenschappers van verschillende disciplines samen bij een vergadering over de hersenmechanismen van gedrag. Het doel van het HIxon Symposium was om discussies te faciliteren over de manier waarop het zenuwstelsel gedrag bepaald.
De discussies waren echter veel breder dan het officiële onderwerp had gesuggereerd. Zo daagde Karl Lashley met zijn speech de doctrine (behaviorisme) die de afgelopen decennia dominant was geweest uit en bood een geheel nieuwe insteek van onderzoek.
achtergrond introspectie -> behaviorisme -> cognitieve psychologie
Achtergrond
-> Begin 20ste eeuw was introspectie de meest gebruikte wetenschappelijke methode. Introspectie leidde echter niet tot het verzamelen van kennis die essentieel was voor de wetenschap. Hierdoor kreeg een nieuwe stroming, het behaviorisme, de kans om te groeien. Volgens behavioristen zouden onderzoekers die geïnteresseerd zijn in een wetenschap van gedrag:
- Zich strikt moeten beperken tot openbare observatiemethoden
- Zich uitsluitend op gedrag moeten concentreren – niet op onderwerpen als de geest, denken, verbeelding, plannen, verlangens, intenties ect.
Volgens behavioristen moest de focus niet liggen op mysterieuze mentalistische entiteiten. In plaats daarvan benadrukten behavioristen de invloed van de omgeving; individuen werden gezien als passief en automatisch reagerend op verschillende krachten en factoren in hun omgeving. Het behaviorisme voldeed aan vele behoeften in de wetenschappelijke gemeenschap. Geen wonder dat het snel aansloeg.
Karl Lashley
-> Bij het Hixon symposium leverde Karh Leshley kritiek op het behaviorisme. Zo beweerde hij dat het vasthouden aan de regels van behaviorisme een wetenschappelijke studie van de geest onmogelijk zou maken. Ook sprak hij uit dat het behaviorisme geen verklaring kon geven voor complex gedrag (vb piano spelen). Volgens Lashley moeten dit soort gedragsreeksen (bv muzieknoten achtereenvolgens spelen) van tevoren worden gepland en georganiseerd. In plaats van dat gedrag het gevolg is van omgevingsinvloeden, gaan centrale hersenprocessen vooraf aan en dicteren ze de manieren waarop een organisme complex gedrag uitvoert.
Lashley draagde ook twee belangrijke dogma’s van neurogedragsanalyse uit
Lashley draagde ook twee belangrijke dogma’s van neurogedragsanalyse uit:
1. De overtuiging dat het zenuwstelsel zich meestal in een inactieve staat bevindt
2. De overtuiging dat geïsoleerde reflexen alleen geactiveerd worden wanneer specifieke stimulatie plaatsvindt.
-> Normaal gesproken gaat een wetenschapper die gevestigde wijsheid in twijfel trekt een moeilijke tijd tegemoet. Maar uit opmerkingen van degenen die het Hixon-symposium bijwoonden, bleek dat Lashley’s collega’s diep onder de indruk waren van de originaliteit en briljantheid van zijn speech.
Een kritiek moment in de wetenschappelijke geschiedenis
Tegen het midden van de 20ste eeuw waren de twee grote mysteries uit de oudheid – de aard van fysieke en levende materie – goed op weg om te worden ontrafeld. Tegelijkertijd moest een derde mysterie uit de oudheid – het raadsel van de menselijke geest – nog tot deze opheldering komen.
Meerdere factoren (waaronder 2WO, de komst van computers en kritiek op behaviorisme) leiden ertoe dat de wetenschap van cognitie werd gelanceerd. Tegen het einde van de jaren 40 begon er een gevoel te ontstaan dat de tijd misschien rijp was voor een nieuwe en effectieve wetenschappelijke aanpak op de menselijke geest.