probleem 1: Locke en Hume Flashcards

1
Q

John Locke (1632-1704)

A
  • Begin moderne gedachtes
  • Net als Descartes  begrijpen hoe de menselijke geest werkt
  • Eenvoudige weergave van de geest die aansluit bij ons gezond verstand
  • Kleine verschillen tussen Descartes en Locke.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

locke -> grondlegger van empirisme

A

Evenals Descartes stelde Locke dat ideeën mentale representaties zijn van objecten.
Locke  grondlegger van empirisme
-> Ideeën komen door:
- Externe ervaringen  sensatie: ideeën ontstaan over objecten, vb of ze pijn of plezier ervaren.
- Interne ervaringen  reflectie: observatie van eigen mentale processen. Er is nog veel discussie over of dit wel of niet bestaat.
 Locke ging verder dan Descartes op hoe mensen precies denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nature/nurture?

A

Tabula rasa: onbeschreven blad. Door ervaringen wordt kennis opgedaan. Morele principes zijn niet aangeboren, maar worden geleerd gedurende het leven.
Ontstaan geloof -> kinderen krijgen deze morele principes mee en gaan hier volgens leven.
Het is voor kinderen belangrijk op open te blijven staan voor nieuwe ideeën volgens Locke.

Wel aangeboren mechanismen bij dit lege canvas (bvb taal). Directe ervaring zou leiden tot eenvoudige ideeën volgens Locke, waarna mentale mechanismes deze ideeën kunnen combineren tot complexe ideeën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Probleem van vrije wil

A

Locke zei dat vragen of de wil vrij is, de verkeerde insteek is. De juiste vraag is of wij vrij zijn. Volgens Locke zijn we vrij zolang we kunnen doen wat we willen (bv gevangen zitten, maar je wil de ruimte niet verlaten dan ben je vrij). Zolang we gelukkig zijn en krijgen wat we willen, voelen we ons vrij en maken we ons geen zorgen over de ‘onvrijheid van de wil’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

David hume (1711-1776)

A
  • Analyseerde de menselijke aard door te kijken naar zijn eigen gedrag en dat van de mensen om hem heen
  • Was sceptisch aangezien hij beweerde dat we niks met absolute zekerheid weten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inhoud van de geest

A

Hume begon zijn onderzoek naar de menselijke natuur door de inhoud van de geest te categoriseren op een vergelijkbare wijze als Locke en Descartes. Hume verving het concept van ideeën met het concept van percepties en verdeelde deze in twee types:
* Impressies: Sensaties en reflectie. Onderscheid tussen; gewelddadige passies (haat, liefde en andere emoties) en kalme passies (esthetische en morele gevoelens).
Ook Onderscheid tussen:
* Simpele impressie: enkele sensatie die niet te analyseren is. Vb: blauwe inktvlek. Een simpel idee is een kopie van een simpele impressie.
* Complexere impressie: een combi van meerdere simpele impressies. Complexe impressie corresponderen soms niet exact met simpele impressies. Bv: een eenhoorn is een niet bestaand wezen, maar de losse componenten ervan zijn wel bekend, namelijk een paard en een hoorn. De meeste impressies zijn complex, omdat onze zintuigen meestal worden blootgesteld aan meerdere simpele sensaties op hetzelfde moment.
* Ideeën: een minder levendige kopie van impressies. Hier komt minder gevoel bij kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 conclusies wat betreft Hume’s categorisatie van mentale inhoud

A
  • Prioriteit aan impressies, omdat deze ons in aanraking brengen met de realiteit d.m.v. perceptie terwijl ideeën fout kunnen zijn.
  • Prioriteit aan simpele percepties, omdat alle complexe percepties zijn opgebouwd uit eerdere ervaringen met simpele percepties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 soorten associaties tussen simpele en complexe impressies

A
  • Gelijkenissen: twee objecten die op elkaar lijken
    o Vb: ezel en een paard
  • Continuïteit in tijd en plek: twee objecten worden sneller geassocieerd als ze logisch op elkaar volgen qua tijd en locatie.
    o Vb: dinsdag en woensdag
  • Causatie: twee objecten worden sneller geassocieerd wanneer er een oorzaak-gevolg relatie aanwezig is. Deze verwachting dat er een o-g relatie is, wordt volgens Hume geleerd door ervaring.
    o Vb: als het licht telkens uitgaat door op een knop te drukken  generalisatie van de causale relatie tussen deze gebeurtenissen.
    -> hierbij is er geen sprake van logisch redeneren. Hume benadrukt dat praktische kennis van de alledaagse wereld ons laat aanpassen op onze omgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly