probleem 2: monisme view op lichaam-geest probleem Flashcards
Idealisme
-> stelt dat het fout is om te beweren dat alles (inclusief de geest) fysiek is. Hoewel idealisme ruimt een eeuw geleden zeer invloedrijk was onder religieuze filosofen, is het tegenwoordig niet zo populair.
-> probleem met idealisme: het lijkt onlogisch dat het lichaam non-fysiek zou zijn.
antwoord op probleem van idealisme
Fenomenalisme: proposities over materiële objecten zijn herleidbaar tot proposities over actuele zintuigelijke gewaarwordingen (vb ‘ik zie mijn hand’ kan worden vervangen door ‘ik zie een klomp cellen met blauw gekleurde lijnen (aders)’).
Beperkingen idealisme:
- Geen verklaring voor waarom ervaringen plaatsvinden in de volgorde waarin ze plaatsvinden.
- Het is onduidelijk hoe interactie tussen lichaam en geest plaatsvindt, gezien beiden non-fysiek zouden zijn. Bovendien is het überhaupt onduidelijk hoe mentale dingen, zoals gevoelens interageren met andere mentale dingen, zoals gedachten, gezien geen van beide fysieke massa of energie heeft om causatie te veroorzaken.
Fysicalisme (materialisme)
alles wat bestaat is fysiek, inclusief de geest. Dit lost het probleem van interactie tussen fysieke en non-fysieke entiteiten op, omdat zowel lichaam als geest fysiek zouden bestaan. -> = materialisme.
Behaviorisme (vorm van materialisme)
stelt dat het mentale aspect (de geest) bestaat uit gedrag. Er zijn verschillende varianten of gedachtegangen binnen deze stroming;
1. Sommige gedragswetenschappers ontkennen het bestaan van een geest en mentale gebeurtenissen en schrijven alles toe aan gedrag.
2. We moeten de geest en mentale gebeurtenissen niet bestuderen, omdat ze niet direct geobserveerd kunnen worden. De geest zou kunnen worden bestudeerd door te kijken naar extern gedrag. Destijds hechtten wetenschappers meer waarde aan dat wat direct te observeren was -> meer interesse in gedrag, dan de geest.
3. De geest is niet zo interessant en belangrijk, daarom moet onderzoek naar de geest worden vervangen door onderzoek naar gedrag. Deze gedachtegang maakt het echter onmogelijk om het lichaam-geest probleem te beantwoorden.
4. Het idee dat de geest gelijk is aan gedrag, in de zin dat elke bewering van de geest kan worden vertaald naar een bewering van gedrag.
2 meningen over behaviorisme (ryle en wittgenstein)
Gilbert Ryle -> stelde dat wanneer we verwijzen naar de geest of mentale gebeurtenissen, we het dan niet hebben over verborgen episodes die zich uiten in gedrag, maar we het over het gedrag zelf hebben. Hij is echter geen gedragswetenschapper. Hij ontkende niet het bestaan van de geest, maar claimde simpelweg dat we met de geest niet verwijzen naar innerlijke gevoelens maar naar gedrag.
Wittgenstein -> beargumenteerde dat er geen taal is waarmee we onze privé sensaties of innerlijke sensaties kunnen beschrijven. We gebruiken bepaalde woordenschat om te communiceren naar anderen welke sensaties we ervaren, maar de gedachten en gevoelens zelf zijn niet te beschrijven.
Beperkingen behaviorisme:
- Absentie van qualia: behaviorisme heeft geen ruimte voor innerlijke gedachten en gevoelens (=qualia). Behaviorisme lost het lichaam-geest probleem op door de geest in zekere zin te ontkennen, want gedrag zou volgens hen kunnen bestaan zonder geest en zonder qualia.
- Omgekeerd spectrum: mensen kunnen zich systematisch op de juiste wijze gedragen, maar de verkeerde ervaringen hebben. Zo leert iemand die kleurenblind is dat de lucht blauw is en het gras groen, maar ervaart zelf de kleuren anders. Kortom, individuen met een omgekeerd spectrum gedragen zich als ieder ander, maar hebben andere of ‘verkeerde’ innerlijke ervaringen.
- Neurologie: hersenonderzoek heeft aangetoond dat gedrag in zekere mate kan worden verklaard door de hersenen. Hierdoor werd behaviorisme minder populair; gedrag was immers niet te verklaren door mentale status, maar door het brein.
identiteitstheorie (vorm van materialisme)
Midden in de jaren 50 werd de verklaring van wat menselijk gedrag is en menselijke ervaringen zijn steeds meer gezocht in het brein. Bepaalde filosofen ontwikkelden de zogeheten geest-brein identiteitstheorie. Deze kijk stelt dat de hersenen en geest identiek zijn. -> Lichaam-geest probleem oplossen door te ontkennen dat de geest een non-fysieke entiteit is; iedere mentale gebeurtenis zou een fysieke gebeurtenis zijn in het zenuwstelsel -> centrale-staat materialisme: een vorm van materialisme waarbij de geest tot het centraal zenuwstelsel wordt gemaakt.
Beperkingen identiteitstheorie
- Geen verklaring hoe het fysieke (hersenen) – met fysieke eigenschappen – kan veranderen in iets mentaals met non-fysieke eigenschappen.
- De betekenis van het woord geest is niet gelijk aan de betekenis van het woord brein. Dit sluit niet aan bij de wereld van logica, waarbij we stellen dat a=b. Hierbij zouden a en b vaste termen moeten zijn en niet beschrijvingen die flexibel toepasbaar zijn.
- Als we stellen dat a=b (geest = brein) dan moet het omgekeerde ook waar zijn, maar dit is echter meer een idealistische uitspraak (alles is geest) dan een materialistische uitspraak (alles is materie).
mogelijke oplossing identiteitstheorie
Een mogelijke oplossing op deze beperkingen was om een onderscheid te maken in zogeheten types en tokens. -> Er is bvb slechts 1 type pijn, met verscheidende tokens (varianten). Het is echter nog onduidelijk wat maakt dat bepaalde tokens tot hetzelfde type behoren en hoe het mentale en fysieke met elkaar in verhouding staan.
* In de sterke, minder overtuigende versie van deze visie werd gesteld dat het type mentale staat identiek is aan het type hersen staat.
* In de zwakke, meer overtuigende versie van deze visie werd gesteld dat 1 specifieke token van een mentale staat identiek is aan 1 specifieke token van de hersenen.
functionalisme (vorm van materialisme)
De nieuwe visie op centrale-staat materialisme. Functionalisme: stelt at een mentale staat geen ‘hersen’ staat is, maar een compleet andere computerachtige functionele staat die niet fysiek is. Deze staten bestaan niet uit materie, maar een bepaald soort functionaliteit.
De kracht van functionalisme komt voort uit het feit dat een onderscheid wordt gemaakt tussen computer hardware en computersoftware. De geest wordt vergeleken met software (de programmering) en de hersenen met hardware (materiaal zelf).
Multiple realizability thesis: Mentale staten kunnen op verschillende wijzen worden gevormd, ofwel door verschillende soorten hardware. Zo kunnen verschillende dieren pijn (software) ervaren, ondanks dat ze niet identieke hersenen (hardware) hebben. Geldt ook andersom: 2 dieren ervaren dezelfde soort pijn anders.
Functionalisme ontkent het idee dat de geest een non-fysieke entiteit is, maar de geest wordt tegelijkertijd ook niet echt als iets fysieks beschouwd (het is immers geen hardware, maar software). Wat van belang is, is de programmering, of functionaliteit.
Beperkingen functionalisme:
- Absentie van qualia: er is geen ruimte voor innerlijke gedachten en gevoelens -> computer kan kleur rood geven als output, zonder idee te hebben van wat de kleur rood is en een gevoel hierbij te hebben.
- Omgekeerd spectrum: twee verschillende dieren kunnen dezelfde output hebben in hun gedrag, maar kunnen dit anders ervaren.
Eliminativisme
-> stelt dat mentale concepten en termen niet kunnen worden gereduceerd tot fysiologische varianten. Ze claimen dat er geen ruimte is voor zulke concepten en termen in de neurowetenschap. Het zouden overblijfselen zijn van een verouderde psychologie. Uitspraken over mentale dingen zouden dus fout zijn en wetenschappelijk inaccuraat. Dit perspectief lost het lichaam-geest probleem dus op door te stellen dat de geest niet bestaat.
Kritiek:
- Rekenkunde stagneert ook, maar slaat wel ergens op.